NIEUWE No. 583. Zondag 30 April 1882. 7e Jaargang. 5^" Merkwaardige en bedenkelijke feiten. BUITENLAND. 0,06 Vier dagen op het slagveld. lAiftlEI&CIE COlJRlifT. ABONRTEMENTSPBIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers 0,85 1,— Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BÏÏEEAU: St. Jansstraat Haarlem. AGITE MA HON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1—6 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPEKS LAUEÏT. Onlangs vierde men te Palermo met grooten luister het Vesper-feest. Het was een demonstratie tegen Frankrijk, maar ook tegen alle gezag en geloof. De man nen der samenzweringen, der geheime ge nootschappen, met den grooten rooier- kapitein Garibaldi aan het hoofd, waren uitsluitend op dat zoo gezocht gedachtenis- feest aan het woord. Reeds vroeger toonden wij aan, hoe men de ware, de historische beteekenis van het herdachte feit vervalschte (trouwens de radicalen vervalschen alles) om er een zin aan te hechten, die als middel tot aan prijzing van de revolutionnaire ideeën, op staatkundig en godsdienstig gebied, kon strekken. Men verheerlijkte de bevrijding van Si cilië van het vreemde juk, als had Italië zich toen losgemaakt van alle geloof en alle onderdanigheid aan alle gestelde mach ten. Dat nu was eer de geschiedenis in 't aangezicht slaan. De feestviering gold dan ook veel meer het revolutionnair, roofziek heden dan het historisch verleden. Door al dat luidruchtig feestvertoon moest men aan de Sicilianen trachten duidelijk te maken, dat zij nu in een paradijs van vrijheid, vrede en ge luk leefden. Alles was thans zoo goed als 't maar kou. Garibaldi, die de Bourbons had helpen verdrijven, verdiende dus als een Engel der vrijheid te worden gehuldigd. Wanneer men dan ook niet beter wist zou men meenen, dat Italië het land der belofte is, dat daar vrijheid, veiligheid, vrede en welvaart wonen en tronen. Doch ziet, het toeval (om in mensche- lijke taal te sprekeu) heeft gewild, dat zeer kort na al dat feestvieren een feit plaats greep, hetwelk een gansch andere moraal doet hooren dan de opgeschroefde feestspeechen. De oud-burgemeester n.l. van Palermo werd door roovers opgelicht eu naar hun holen gevoerd. Eerst nadat een groote som losgeld betaald was, werd Zijn Edel Achtbare ontslagen Dat gebeurde in het beschaafde, verlichte, in God en Zijn dienst geëmancipeerde, echt revolutionnaire Sicilië. Moet men nu niet erkennen, dat de re- FEÜ1LLETON. Herinneringen van een Russischen gekwetste. Ik herinner mij, dat wij door het bosch had den geloopen; de kogels floten om ons heen; de takken, die van de hoornen gerukt werden, vielen op den grond. Wij baanden ons een weg door de haagdoornboschjes. Het vuren nam toe. Sidorof, een jong soldaat van de eerste com pagnie, zeeg eensklaps naast mij neder en zag mij met een akeligen blik aan; het bloed liep zijn mond uit. Ja ik herinner 't mij nog dui delijk. Die groote, dikke Turk daar aan den zoom van het dichte kreupelboschdie moest het gedaan hebben O, hij was het zeker. Hoewel zelf zwak en schraal, loop ik op hem af. Daar knalt een schot; er snort mij iets voorbij: mijne ooreu suizen. „Hij heeft op mij geschoten," dacht ik. Op datzelfde oogenblik stortte mijn vijand zich, met een woesten kreet, in een dicht haag- doornboschje. Hij had er wel om heen kunnen loopen, maar de schrik deed hem zijn tegen woordigheid van geest verliezen en hij klauterde tegen de scherpe takken op. Met één slag brak ik zijn geweer en tegelijk stak ik hem mijn ba jonet door het lijf. Ik hoorde een geluid, dat het midden hield tusschen brullen en kermen. Toen- liep ik weg. volutie Sicilië in 't algemeen, Palermo iu 't bizonder, zeer gelukkig heeft gemaakt? Hierbij houde men ia het oog, dat het juist iu de laatste jaren der regeeriug van de Bourbons, aan haar gelukt was de ban dieten-benden bijkans geheel uit te roeien. Waren dus de Bourbons aan 't bestuur gebleven, dan zouden al reeds geruimen tijd de rooverijen geheel zijn verdwenen. De waarheid is, dat er geeu grooter on gelijk aan Italië kou ziju bewezen dan dat men de roovers door roovers wilde uit roeien. Die laatste woorden klinken hard, maar zij drukken des al niettemin en even wel nochtans de volle waarheid uit. Of is het niet geoorloofd honderden, laat ons zeggen duizenden guldens te rooven, maar wèl geoorloofd geheele landen te stelen? En toch is dat laatste gedaan door Gari baldi eu Cavour. Zij roofden van de Bour bons hun landen en bekroonden dien dief stal op jammerlijke wijze met het ontnemen van de Kerkelijke Staten aan den Paus. Hoe kunnen nu roovers door mannen en partijen, die zeiven zich aan rooverij, nog wel op reusachtige schaal, schuldig maken, worden vervolgd en gestraft Moe ten die struikroovers niet zeggengenees meester, herstel eerst u zelven!« Als de roovers van Sicilië en van het overig Italië dat den mannen van het gezag toevoegden, dan hadden zij volkomen gelijk. Eerst als de landen, waarover de Bour bons regeerden, aan die dynastie zullen zijn teruggegeven en de Paus weder tronen zal op den troon der Kerkelijke Staten, zullen de Italiaansche gouverne menten bet recht hebben hen te vervolgen, die zich vergrijpen aan eens anders goed. Thans staat het Italiaausche gouverne ment tot de Italiaansche roovers in de verhouding »van diefje tot diefjesmaat. Wij meenden op de bedoelde feiten de aandacht te moeten vestigen, omdat zij een zeer treffende moraal doen hooren. Zij leeren toch, dat de revolutie nimmer ten zegen der volken worden kan. Toen Paus Pius IX haar van de hoogte van zijn troon in Syllabus en Encycliek ver oordeelde, sprak hij niet alleen eene gods dienstige maar ook eene historische waar heid uit. Frankrijk, het land der revolutie, bewijst De onzen riepen: „hoera!" Verscheidene vuurden eu vielen. Ik herinner mij zelf ook eenige geweerschoten gelost te hebben toen ik uit het bosch in de vlakte kwam. Nu werd het hoerageroep sterker en wij trokken allen voor uit. Neen niet allen, want ik kon niet verder voort. Daar was ik zeer verwonderd over, en mijn verwondering nam nog toe toen ik niets meer hoorde: geen kreten, geen geweerschoten. Ik zag niets anders dan iets blauws, de lucht misschien. Een poosje later zag ik dat ook niet meer. Het was voor de eerste maal, dat ik mij in zulk een toestand bevond. Ik lig op mijn buik tegen den grond, waarvan ik slechts een zeer klein plekje zie eenige grasspiertjes, een mier, die zich op zulk een spiertje voortbeweegt dat is mijn gansche wereld. En die kleine wereld zie ik maar met één oog, want het andere is met iets hards bedekt; dat moet een tak zijn, waartegen mijn hoofd steunt. Ik voel, dat ik zeer ongemakkelijk lig; ik wil een weinig van hou ding veranderen, maar dat is mij onmogelijk. Zoo gaan eenige oogenblikken voorbij. Ik hoor het geluid van sprinkhanen en het gegons van bijen; verder niets. Eindelijk trek ik met een krachtige poging mijn arm onder mijn lijf van daan, en op beide handen leunende wil ik mij op mijn knieën opheffen. Een hevige pijn schiet mij met bliksemsnelheid van de knieën tot iu de borst en het hoofd, en ik val weer neder. Opnieuw zie ik niets. eiken dag opnieuw de waarheid dier stel ling. De revolutie rust op godloochening en zonder God kunnen volkeren zoomin als bizondere personen in waarheid leven, zij kunnen slechts vegeteeren, hun laatste levenskracht opgebruiken. Revolutie maken is een opstaan tegen God en tegen de door Hem gestelde machten eu ordeningen. Het zonnig en liefelijk Italië, waarheen uiet enkel het oog van den Katholiek met voorliefde zich richt, maar alle werkelijk ontwikkelden zich bij voorkeur begeven, omdat zijn bodem de dierbare herinnerin gen draagt van het verleden der kunst, zoowel als des geloofs, is na de revolutie oneindig minder aantrekkelijk geworden. Er heerscht veel minder rust, minder stabiliteit, alzoo niet langer die almospheer, waarin men zich a son aise gevoelt, om den zegen der herinnering en het genot der natuuromgeving te smaken. Italië heeft zijn ware kroon verloren, toen de rood- hemden meester werden van dat klassieke land. Dat Italië met zijn wettige regenten ook zijn God verloor, dat werd dezer dagen geconstateerd van wel zeer onverdachte zijde. De berichtgever van een liberaal blad meldde toch dat het blad, hetwelk door een afvallig priester, Oampello geheeten, was gegrondvest, reeds weder verdwenen was. Over dat verdwijnen hebben de Ka tholieken, van wier Geloof Campello afviel, geen rouw te betoonen, maar toch ver dient het zeer de aandacht ook der Katho lieken, om de reden die wordt opgegeven, waarom het blad van den apostaat niet langer verschijnt. Van het bedoelde orgaan, 't droeg den titel Labaro (het Vaandel), moest de uit gave worden gestaakt, omdat er geen bij val te vindeu was in Italië voor eenige godsdienstige overtuiging, zelfs niet voor die van Campello. De blijkbaar niet-Ka- tholieke correspondent merkt dan ook op, dat hervormers, die een nieuwen godsdienst preekeu, willen zij bijval vinden, althans zich richten moeteu tot menschen, bij wie minstens een overschot van religie gevon den wordt. Maar dat is in Italië niet het geval. De hervormiiigsgedaante» werkt zoo besluit de schrijver in Italië als een trekpleister op een dood lichaam, terwijl de hervormersten slotte naar Ik ontwaak. Hoe komt het dat ik de sterren zie die aan den sckoonen Bulgaarscken hemel schitteren? Lig ik dan uiet iu mijn tent Waar om ben ik er uitgegaan? Ik beweeg mij en voel weder een hevige pijn in de beenen. Ja, ik ben in het gevecht gekwetst. Is mijn wonde gevaarlijk Ik betast mijn beenen op de plaats waar ik de pijn gevoeld heb; zij zijn met geronnen bloed bedekt. Toen ik ze aanraakte, werd de pijn erger; 't was een gevoel als eene gestadig knagende kiespijn. Mijn ooren suizen. Ik word dof in het hoofd. Ik begin nu flauw te begrijpen, dat ik aan beide beenen gekwetst ben. Maar waarom hebben ze mij niet opgenomen? Ik richt mij met veel moeite op, en na vele vergeefsche pogingen, en terwijl de pijn mij tranen afperste, gelukte het mij in een over- eindzittende houding te geraken. Boven mij zie ik een gedeelte van de lucht, waar een groote ster en eenige kleinere schitteren. Om mij heen zie ik iets donkers. Dat waren de struiken. Ik begrijp nu waarom mijn makkers mij niet gevonden hebben. Ik voel mijn haren te berge rijzen. Ik zie niets dan zwarte vlekken voor mijn oogen. De groote ster verbleekt, de kleine ver dwijnen. De maan komt op. Ach, hoe aange naam moet het nu thuis zijn Ik hoor vreemde geluiden, 't Is alsof er iemand kermt, Ja, dat is gekerm. Is dat ook een ongelukkige zooals ik, wiens beenen verbrijzeld den uit- eu inwendigen mensck martelaren worden. Terwijl wij de beschouwing van den schrijver over Campello laten voor hetgeen zij is, nemen wij enkel nota van zijn verklaring, dat in Italië, als geheel ge dacht, geen godsdienst meer heerscht. Dat feit moet aan hen, die oordeelden dat Italië wel religieus was, maar niet in Pauselijken zin, ook de illusie ontnemen, als zij ten minste eerlijk denken en oor- deelen. Italië werd alzoo door de »verlichters< zoo goed verlicht, dat het nu, uit een gods dienstig oogpuut, geheel in het duister zit. Moge die ervaring niet voor de andere volken verloren gaan De tijden, welke wij beleven, zijn zeer ernstig. Het gaat op 't hoogste, op 't beste dat den mensch geschonken kan worden, de godsdienst, de geopenbaarde waarheid. Nu het dien strijd geldt, moeten allen, die nog hechten aan den godsdienst, een drachtig de partij opnemen voor het Chris tendom, de Kerk. Maar als men den gods dienst wil handhaven, dan moet men ook de revolutie bekampen, daar zij alleen op ongodsdienstigen bodem kan ontstaan en worden gehandhaafd. Die voor de revolutie is, is tegen God, Die verlangt dat al de historisch gestelde machten worden ge- eerd en geëerbiedigd. Aan die waarheid te herinneren, naar aanleiding van merkwaardige verschijnselen in Italië, rekenden wij ons ten heiligen plicht. In de rede tot opening der werkzaam- j heden van den Rijksdag wordt gezegd, dat de betrekkingen met het buitenland voort durend iu alle opzichten het vertrouwen rechtvaardigen, hetwelk in November in de keizerlijke boodschap is aan den dag gelegd ten aanzien van duurzaamheid der vriendschappelijke relatiën. Voorts wordt er in gezegdIn de erkende behoeften der bondstaten aan vermindering hunner lands- en gemeentelijke belastingen kan alleen worden voorzien door verhooging der in directe rijksbelastingen. De meerderheid der Bondsregeeringen acht het tabaksmo nopolie hiertoe het geschikste middel en zijn of die een kogel in den buik heeft, en dien men vergeten heeft, evenals mij Neen, ik hoor het gekerm vlak bij mij, maar ik zie niemand. Hemelik ben het zelf, die zoo kermt. Welk een klagend gesteun! Zou mijn pijn zoo erg zijn? Ja, ik lijd zwaar, hoewel ik er geen begrip van heb, want mijn hoofd is zoo zwaar als lood. 't Is beter te gaan liggen slapen.Zou ik nog eenmaal ontwaken Ik lig op den grond uitgestrekt, met de oogen dicht, ofschoon ik reeds lang wakker ben. Ik wil ze niet opendoen, omdat ik door mijne ge sloten oogleden heen het licht der zon gevoel; als ik de oogen open, zou de felle glans mij hinderen, 't Is maar het best mij niet te ver roeren. Gisteren ('twas, geloof ik, gisteren) ben ik gekwetst. Één dag is om, er zullen nog eenige dagen verloopen, en ik zal sterven. Het zij zoo! Neen, ik moet mij niet verroeren, mij in 't minst niet bewegen. O, hoe gaarne zou ik niet denken ookMaar dat is onmogelijk; duizenden gedach ten folteren mij. Dat kan niet lang meer duren; het zal spoedig met mij gedaan zijn. In de nieuws bladen zal men een bericht van twee of drie regels lezen: „Onze verliezen zijn gering; ge kwetst zooveel, gesneuveld een vrijwilliger: Ivanof.Neen, men zal eenvoudig schrijven: een soldaat gesneuveld, zooals men zeggen zon: een hond dood. Slot volgt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1882 | | pagina 1