NIEUWE
No, 594.
Donderdag 8 Juni 1882.
7e Jaargang.
Italië's hoofdstad,
BUITENLAND.
L—
0,06
Eene Italiaansche roovers-
geschiedenis.
HimCHSI Hl nu RUI.
ABONNEMENTSPB IJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Buiten Haarlem franco per post.
Afzonderlijke Nummers
0,85
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
A1NTJENDRÏT
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
AGITE MA NON AGITATE.
Van 1—6 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
X
Met zekerheid kau men aannemen dat
de verplaatsing der hoofdstad naar Rome,
de fiuancieele ondergang van Italië is. Voor
dat de Tiberstad tot hoofdstad gekozen werd,
moesten twee belangrijke steden, Turin en
Florence als 't ware te gronde gaan. Turin,
eenmaal de hoofd- en residentiestad van
een welgeordend koninkrijk, daalde door de
verplaatsing der Regeering naar Florence
tot den rang eener gewone provincie-stad
en gelijkt thans op eene treurende weduwe,
evenals de vroegere Poolsche hoofdstad aan
den Weichsel, het oude Krakau met zijn
prachtigen dom en zijn koninklijk Jagello-
paleis. Florence heeft, toen het tot hoofd
stad werd verheven, groote offers gebracht
om aan de hoogere eischen te kunnen vol
doen, in de hoop, dat het als middelpunt
van een groot Rijk, mettertijd, door groo-
ter vertier, zijne schulden op behoorlijke
wijze zou kunnen voldoen. Doch de nieuwe
ster fonkelde slechts weinig jaren; met op
offering van vele millioenen lire werden
de archieven en kanselarijen met het heirleger
ambtenaren naar Rome verplaatst en de
schoone stad aan den Arno met hare zeer
beschaafde, vlijtige en christelijke bevolking,
moest bankroet maken. In Rome begon
dezelfde vertooning van meet aan; de ge
meente Rome, die bijna geheel zonder schuld
was, heeft thans een schuldenlast van mil
lioenen lire en sluit jaarlijks nog nieuwe
leeningen, tot dat het haar zal gaan, gelijk
de stad der Medicis. Als het koninkrijk der
revolutie zijn geld uit de Adriatische Zee
kon scheppen, zou het niet dwazer kunne»
huishouden dan thans, nu het de laatste
lire uit de beurs zijner wanhopige burgers
perst. De rente zijner staatsschulden alleen
verslindt jaarlijks een half miliard lire.
Rome als hoofdstad kostte enorme sommen
voor de allernoodzakelijkste gebouwen, voor
de verandering der straten, voor het tot
hunne nieuwe doeleinden in orde brengen
FEUILLETON.
Wij zaten op zekeren avond naar gewoonte, in
een oud Florentijnsck koffiehuis bijeen. Het gezel
schap bestond grootendeels uit Duitsche kunste
naars. De dikke waard, een Florentijner uit den
goeden ouden tijd, die uit principe de stad nog
steeds Plorenza noemde, had de groote in stroo
gewikkelde flesch met vurigen Chianti midden op
de marmeren tafel geplaatst. De glazen werden
met wijn gespoeld en de inhoud was, volgens
oud gebruik, vervolgens over den grond uitge
goten. De helsche rook der sterke Toskaansche tabak
kronkelde lustig naar het kelderachtig gewelf van
het kleine vertrek omhoog. Allen waren in opge
wekte stemming; de wijn verlevendigde weldra het
gesprek. Aardige en minder aardige anekdoten
wisselden elkander af; avonturen uit alle mogelijke
landen werden door elkander heen verhaald.
„Kent gij mijne rooversgeschiedenis reeds?"
vroeg een jeugdig, hoogopgeschoten schilder van
een min of meer krijgshaftig voorkomen, wien
wij wegens zijne in het oog loopende gelijkenis
met een portret van Konewka den bijnaam van
„Pistool" gegeven hadden.
„Eene rooversgeschiedenis! Bravo! Laat
hooren „Pistool," spraken verscheidenen van ons
op hetzelfde oogenblik.
„Schei uit met je laffe grappen en luister,"
begon de schilder, terwijl hij de karakteristieke
houding van zijn orgineel volgens Konewka aannam.
„Even als nu zat ik eens met verscheidene vrien
den te Rome in de Campanella bij den heerlijken
wijn van Erascati.
Wij spraken veel, maar dronken nog meer.
Ik was eerst voor kort te Rome aangekomen en
zag Italië nog geheel in het hoog poëtische en
romantische licht, zoodat zelfs de moordaanslag en
der geroofde kloostergebouwen en andere
religieuze gestichten en voor de eindelooze
veranderingen der oude gebouwen, die voor
de Pauselijke Regeering groot genoeg, voor
de nieuwe echter te klein waren. Sinds den
herfst van 1881 maakt Italië zich tot den
oorlog gereed. Thans erkent het, hoe zwak
de nieuwe hoofdstad tegen een buitenland-
schen vijand is; het verkoopt de nog over
gebleven kerkgoedereu tot eiken prijs, ten
einde in het bezit te komen van geld, dat
besteed wordt voor de vestingwerken, die
rondom het weerlooze Rome worden aange
legd, die echter slechts dienen om bij een
ernstigeu aanval den doodsstrijd te verlen
gen, doch de stad niet zullen redden, uit
hoofde men eene landing van den vijand
aan de kust onmogelijk kan beletten.
Vanwaar deze angst, deze verkwisting
der laatste financiën? De ministerieele Opi-
nione zegt het ons met deze woorden;» wij
hebben allen grond ons te bedroeven over
het wederontwaken eener vraag, die wij
afdoend opgelost waauden. Deze vraag is
de Romeinsche quaestie.Ook de ministe-
rieele Diritto heft alarmeerende klachten
aan en roept tot de liberale partijen; »ééue
zaak is zeker: Italië kan (wegens Rome)
wellicht binnen weinige dagen, wellicht
binnen eenige maanden in een zeer ern-
stigen strijd gewikkeld worden.
De nieuwe hoofdstad is voor de Itali
aansche financiën eene bloedende wonde
geworden uit welke alle kracht van 't orga
nisme wegvloeit. Vandaar de hoog opge
voerde belastingheffingen, die bijna met
dwang-onteigening gelijkstaan en de be
volking erger uitmergelen, dan het onmee-
doogendst socialisme. Het Godshuis bij St.
Pieter, de Campo santo, betaalt om maar
eens een enkel voorbeeld aan te halen,
een vierde gedeelte zijner inkomsten aan
den fiscus. Nog erger is de landbouw be
zwaard, zoodat niet alleen de grondeige
naars niets winnen, maar nog geld moe
ten bijpassen en dikwijls de Regeering ver
en rooverijen, die destijds dikwijls plaats gehad
hebben en waarvan mijne vrienden mij ver
haalden, er eigenlijk slechts toe schenen bij te
dragen, het land nog interessanter te maken.
Er werden allerlei verhalen opgedischt van vreem
delingen, die 's nachts overvallen waren en blij
mochten zijn met verlies hunner beurs, zonder
dolksteek of kogel vrijgekomen te zijn. Ik ge
voelde de uitwerking van den Frascati en riep uit:
„Zulk een avontuur zoude ik wel eens willen
beleven; ik zou mij zoo gemakkelijk niet laten
afzettenOf men mij al verzekerde, dat bij een
aanval van gewapenden er weinig anders over
schoot, in de opgewonde stemming, waarin ik
mij bevond, had ik daarnaar geen ooren. Ten
slotte werden er vaderlandsche liederen gezongen,
en onze keelen daarbij behoorlijk vochtig gehouden.
Men dronk ten laatste nog een mondjevol en toen
nog een allerlaatste, 't Was reeds lang na midder
nacht toen wij heengingen. Mijne vrienden, die in
een ander gedeelte van de stad woonden, vergezel
den mij tot aan de piazza Yenezio, waar wij onder
scherts en gelach scheidden. Van hier af was mij
de weg bekend. Ik liep met een langzamen, min
of meer onvasten tred en nu en dan eenigszins
zwaaiende, fot aan de Corso bij de porta del Popoio,
in welker nabijheid mijne woning zich bevond.
Op eens hoorde ik voetstappen achter mij: ik zag
om en bemerkte eene donkere, in een mantel ge
hulde gedaante, die mij op eenigen afstand volgde.
Als ik staan bleef, bleef ook de man in den
mantel een oogenblik staan, maar bewoog zich
dan weder langzaam, aarzelend verder.
Toen hij onder het licht van een lantaarn kwam,
zag ik een baardig gezicht, half door den hoed
bedekt die diep over het voorhoofd gedrukt was.
Zijne armen had de verdachte kerel geheel onder
den mantel verborgen.
Het was doodstil in de stad, er was geen mensch
te zien, geen enkel venster was verlicht. Ik moet
bekennen, dat mijn geestdr ift voor avonturen be
zoeken het volle vruchtgebruik der lande-
rij'en over te nemen en hen alleen het recht
van eigendom te laten houden. Daardoor
ontstaat een hoogst ongunstige sociale toe
stand: de landbouwers worden zoo slecht
betaald dat ze armoe en gebrek lijden en
er nog slechter aan toe zijn dan de Ieren
en negerslaven. Op Gods aardbodem leeft
geen landbouwende bevolking zoo ellendig,
dan die vau het moderne koninkrijk Italië.
Vandaar de aanhoudende landverhuizing
uit het zoo schoone en door God gezegende
schiereiland. De bevolkingregisters van
1879 wijzen aan dat er in dat jaar 126,273
en in 1880, 119.901 personen het land
hebben verlaten om te trachten op vreem
den bodem te verkrijgen, wat net eigen va
derland niet kon geven. De cijfers die wij
aangeven zijn de officieele, ongetwijfeld kan
men aannemen dat het aantal personen,
die hun vaderland den rug keeren het dub
bele van de vermelde cijfers bedraagt, om
dat het meermalen gebleken is dat de meeste
landverhuizers verzuimen van hun vertrek
op de gemeente-bureaux kennis te geven.
In deze weinige woorden meenen we dui
delijk bewezen te hebben dat de verplaat
sing der hoofdstad naar Rome, de fiuan
cieele ondergang van het moderne ko
ninkrijk Italië is, en tevens dat geannex
eerde goederen (om de zachtste uitdrukking
te bezigen) nimmer gedijen en nooit zullen
bijdragen tot vooruitgang, bloei of welvaart
van een Staat, welken dan ook.
Zoo wordt ook hier het oude spreek
woord bewaarheid: Qui mange du Pape, en
meurt.
In de Duitsche marinehavens heerscht
buitengewone drukte. Zes torpedo-launches
met stoomvermogen werden Woensdag jl.
te Bremen te water gelaten en verscheiden
andere zijn in aanbouw.
De hoogbejaarde prins Karei van Prui-
koelde, en dat ik eenigszins onrustig te moede werd.
Ik verhaastte mijn schreden en tastte onwille
keurig in mijn zak, waarin ik "echter geen ander
wapen vond dan mijn huissleutel. Mijn ongenoode
geleider volgde mij steeds op denzelfden afstand.
Ik floot zachtjes „die Wacht am Rhein" om mij
moed te geven, en zag van tijd tot tijd heimelijk
om. Daar zag ik, dat ook de spitsboef omkeek,
alsof hij iets zocht. Ahade kerel verwacht hier
zijne medeplichtigen om hem te helpen. De zaak
werd mij nu toch wat al te ernstig. Alle roof- en
moordgeschiedenissen, waarvan ik dien avond ge
hoord had, dwarrelden mij door het hoofd.
Ik nam het besluit een einde aan de pijnlijke on
zekerheid te maken en wierp mij op mijn vervolger,
die blijkbaar zulk een plotselingen aanval niet
verwacht had, geen tijd had om van zijn wapens
gebruik te maken. Ik greep hem aan, er ontstond
eene worsteling, bij welke van beide kanten goed
geraakte vuistslagen vielen. In mijne woede schold
ik hem in hetDuitsch, hij vloekte in het Italiaansch.
Eindelijk liet ik hem los en het scheen wel, dat
hij zich tegen mij niet opgewassen gevoelde, want
hij verwijderde zich in de richting waarvan wij
gekomen waren. Ik maakte mij ook gereed om
verder te gaan, na mijne kleeding, die in de
worsteling in wanorde was geraakt, terecht ge
schikt te hebben.
Daar bespeur ik op eens, tot mijn schrik, dat
ik mijn horloge miste.
Daarom was de schurk zoo haastig weggeloopen.
Ik zag hem juist een hoek omslaan en ijlde hem
terstond achterna; ik had hem spoedig ingehaald
en hield hem bij zijn mantel vast. „Mijn hor
loge, ellendeling! Je hebt mijn horloge gestolen!"
riep ik woedend. Natuurlijk, ik had immers
Duitsch gesproken. Orologio! Orologio!
schreeuwde ik hem nu in het oor, en ik maakte
eene dreigende beweging met de hand in mijn
binnenzak, alsof ik daar een revolver verborgen had.
Dit hielp. Bevend gaf de dief mij mijn horloge
sen heeft Zaterdag-avond te Kassei het
ongeluk gehad, bij het opstaan van tafel
zijn been te breken. Prof. Langenbeck is
uit Berlijn derwaarts vertrokken, om hem
het verband aan te leggen.
Zondag-namiddag heeft te Londen
plaats gehad eene gecombineerde vergade
ring van Iersche en Russische revoluti
onairen, met het doel om een permanenten
bond tusschen de Fenians en de nihilisten
te grondvesten. Vier gedelegeerden zijn be
last met het ontwerpen der geheime bonds-
statuten. De nihilistische afgevaardigde van
Moskou deelde mede dat in Rusland het
nihilisme toeneemt, en zijn triomf aan
staande is.
Namens de Engelsche Regeering is er
tegen het socialistische blad Freiheit weder
eene vervolging ingesteld, ditmaal wegens
een artikel in het tweede nommer van
deze maand, en wel op grond dat daarin
voorkomt: le laster; 2e ophitsing tot
moord; 3e. de aankondiging dat de revo
lutiepartij besloten heeft, het blad onver
anderd in denzelfden toon voort te zetten.
De letterzetter Schwelm is gearresteerd. Hij
verscheen eergisteren-middag voor den rech
ter van politie in Bowstreet. De zaak is
verdaagd.
De Minister vau Oorlog in Frankrijk
heeft op nieuw het lezen van alle politieke
bladen in de kazernen en wachtposten
verboden.
De door Figaro opengestelde inschrijving ten
behoeve der bizondere godsdienstige scholen,
heeft thans de som bereikt van ruim
fr. 631,000.
Volgens bericht van 2 Juni uit
Brody aan de Neue freie Fresse, zou de
Oostenrijksche regeering, wegens den groo-
ten toevloed vau Israëlitische vluchtelingen
uit Rusland, zich genoodzaakt hebben ge
zien maatregelen te nemen om dezen
toevloed, welke voor de grensplaatsen in
Gaiicië een maatschappelijk gevaar dreigt
te worden, eenigszins te temperen. Alle
terug. Ik stak het in mijn zak, gaf hem nog een
paar flinke stompen en liet hem toen loopen. Ik
had medelijden met den kerel en gaf daarom de
gedachte om hem naar het politiebureau te slepen
weder op.
Zeer tevreden met den gelukkigen afloop van
mijn avontuur, ging ik naar huis, terwijl ik mij
reeds het effect voorstelde dat mijn verhaal maken
zou wanneer ik het den volgenden avond in den
kring mijner vrienden mededeelde. Ik was niet
weinig trotsch op mijne tegenwoordigheid van geest
en mijn beleid, waardoor ik mij uit het gevaargered
had.
Ik was inderdaad verheugd over mijn avontuur,
en viel onder zulke gedachten in slaap.
Toen ik den volgenden morgen wakker werd
was het hoofd mij min of meer zwaar. Langza
merhand herinnerde ik mij het gebeurde van den
vorigen avond. Het geredde horloge hing naast
mijn bed. Maar wat was dat? Op tafel lag een
horloge, een gouden nog wel. Achik had gisteren
mijn eigen horloge tehuis gelaten en met
schrik begon ik den samenhang der gebeurtenis
te begrijpen.
Wat stond mij te doen? ik ging naar het po-
litie-bureau en maakte mij als Duitsch schilder
bekend en verhaalde op welke wijze ik bij ver
gissing een onbekende zijn horloge afgenomen
had, 't welk ik overhandigde om het aan den
rechtmatigen eigenaar terug te geven.
„De rechtmatige eigenaar is reeds gevonden," zei
de commissaris lachende. Heel in de vroegte kwam
een eerzaam kleermaker hier en verhaalde, dat
hij van nacht door een vreemden schavuit, dien hij
volgens zijn uitspraak voor een Duitscher hield, aan
gevallen, mishandeld en onder vreeselijke be
dreigingen van zijn horloge beroofd was geworden.
Ik was blij toen ik het politie-bureau den rug
toekeerde.
Denzelfden avond heb ik intusschen mijn vrien
den mijn avontuur nog niet verhaald."