NIEUWE J No. 507. Zondag 18 Juni 1882. 7e Jaargang. De Kerkelijke Staat. 0,06 HUMUS ABONNEMENTSFBIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers 0,85 1.— Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUBEAU: St. Jansstraat Haarlem. Tlf.NDPi AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DEB ADVERTENTIËN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS liAURET. Vervolg.) De geschiedenis zegt ons wat de Paus voor het verdrukte Romeinsche volk ge daan heeft. O der den Keizer Valeutius droug Alarik, Koning der Westgothen, Italië binnen en belegerde de stad Rome in het jaar 408. Tegen betaling van een losgeld, brak bij de belege ring wel is waar op en trok hij af, doch kwam in de jaren 409, toen hij een Keizer aan stelde en in 410 terug en liet de stad plun deren. Aan Paus lunocentius I had de stad het te danken, dat zij niet in de asch werd gelegd. Waar was de Keizer? Alarik had hem na den slag bij Adrianopel in eene hut laten verbranden. Attila, de Hunnen-Koning, die zichzelve den geesel Gods noemde, trok in het jaar 452 naar Rome, om de stad, evenals zoo vele steden in Italië, in een puinhoop te veranderen. Geen Keizer ontfermde zich over de in angst verkeerende bevolking, wel echter Paus Leo I, die zijn leven waagde, aan de spits der Geestelijkheid den gruwzamen Koning te gemoet trok en hem bewoog naar Pannonië terug te kee- ren. Eu nogmaals redde dezelfde Paus de stad van een ondergang die haar door den Koning der Vandalen, Genserik, in het jaar 454 was toegezegd. Ten langenleste zou de Paus onder die herhaalde aanvallen hebben moeten be zwijken; hij verkreeg echter hulp van den Koning der Franken, Pepijn, tegen den Koning der Longobarden, Aistulf, nadat al het smeeken om hulp van zijde des Pausen aan den Byzantijuschen Keizer te vergeefs was geweest. De door Pepijn over wonnen Longobarden-Koning werd ge dwongen afstand te doen van het exarchaat en van de Pentapolis. Pepijn schonk de veroverde lauden aan den Paus. En wat zeiden de Keizers van deze schenkingen Zij konden er niets van zeg gen, Keizer Michael heeft ze zelfs authen tiek erkend. Om kort te zijn gaan we de schenkin gen van Karei den Groote in het jaar 774, van Keizer Otto.III in 999, de bezittingen der Markgravin Mathilde in 1115, stil zwijgend voorbij. Daarbij kwamen nog in het jaar 1273 Veuaissin, 1448 Avignon, 1515 Bologna, 1532 Ancona, 1598 Fer- rara en 1630 Urbino. Hierdoor was het Opperhoofd der Ka tholieke Kerk een Paus-Koning met we- FEU1LLETON Zeldzame wraak. (Vervolg.) II. Sturm was na 2 maanden weer zoo verre ge nezen, dat hij het hospitaal verlaten en de reis naar zijn woning zonder gevaar ondernemen kon. In de verwachting, dat hij den dader zou kunnen aanwijzen, had men zich bedrogen. Alles wat hij zeggen kon of wilde was, dat een vreemde, geen beambte, in den tunnel de deur der coupé ge opend had, zich op hem geworpen en een breed mes tegen hem getrokken had. De moordenaar had een zwart masker gedragen, dat een deel van het gelaat bedekte; door den schijn der lamp, die door de daarvoor getrokken blauwe gordijn verzacht was, had hij niets anders kunnen waar nemen, dan dat de man blootshoofds was en de sterke tocht hem de haren verward om het hoofd had geslingerd. Gesproken had de moordenaar niet. Intusschen was het Sturms echtgenoote niet ontgaan, dat haar man niet alles gezegd had, want telkenmale, als zij hem naar den mogelij ken dader vraagde, scheen hij verlegen en steeds reldlijke macht geworden. De bovengenoemde landen werden gezamenlijk de Kerkelijke Staat genoemd, groot genoeg, zooals Cha teaubriand zegt, om zich de onafhanke lijkheid te verzekeren en klein genoeg, om andere lauden geen vrees aan te jagen. III. Hoe heeft de Paus zijn volk geregeerd? Alvorens wij deze vraag zullen beant woorden, moeten wij de opmerking maken, dat er op aarde geen staatsregeling en geen Regeering bestaat, die alle onderdanen rijk, gelukkig, tevreden en ook religieus- zedelijk maken kan. Op aarde is niets volmaakt. Als dus geeue Regeeriug iets volmaakts tot stand kan brengen, dan zal zulks ook de Regeering van den Paus niet hebben kunnen doen. Doch eene onbetwistbare waarheid is het, dat de Pausen voor de welvaart van het volk ageerden, alles, zelfs het leven voor het volk veil hadden, zooals wij reèds in het vorig hoofdstuk aantoonden. Zij regeerden het volk zacht en met recht vaardigheid en trachtten zooveel mogelijk alle rampen af te weren, en waar dit niet geschieden kou, ze ten minste lichter te maken en de geslagen wonden te heeleu. Zoo spreken de vrienden der waarheid. Anders spreken de vijanden van het Paus dom zij hebben ten tijde dat de Pausen den Kerkelijken Staat hebben bestuurd in de Regeering eene wanregeering en gevaarlijke toestanden willen ontdekken, die of in 't ge heel niet voorhanden of die grooteudeels zeer overdreven waren. Terwijl wij eenige dezer verwijten, die men der Pauselijke Regeering heeft ge maakt, hier te berde zullen brengen, en te gelijkertijd ook hunne onbeduidendheid willen aanwijzen, zal de waarheidlievende en vooroordeel-vriie man aldra bespeuren, dat de Paus bezorgd was voor het welzijn zijner onderdanen en dat de Pauselijke Regeering in dit opzicht niet bij andere behoeft achter te staan. De voornaamste verwijten, die men der Pauselijke Regeering heeft gedaan, zijn als volgt »In den Kerkdijken Staat, voornamelijk in Rome, heerscht groote armoede, want het getal bedelaars is er groot. 't Is waar, in Rome en in de Zuidelijke Staten ontmoet men vele bedelaars. Daaruit echter kan men den nood en de ellende van een volk niet afleiden; het bewijst slechts, dat men ook bedelen kan, zonder noodzakelijkheid; het bewijst, dat de bede- ontwijkende antwoorden te geven. Eens had hij zelfs de opmerking gemaakt, dat hij door een verdenking, die op geen positief bewijs rustte, de eer eens mans niet wilde bevlekken. „Maar lieve," bemerkte zijn vrouw, „er is geen twijfel aan of gij hebt een geheimen en daarom des te gevaarlijker doodvijand; uw leven is voortdurend in gevaar; zou het daarom niet geraden zijn voorzorgsmaatregelen te nemen en onderzoek in te stellen, welke de gegrondheid van het verdenken, bevestigen of wegnemen?" „Ik zal mij daarvoor wel wachten, lieve vrouw; bedenk slechts hoe vreeselijk het zou zijn een onschuldige te verdenken." „Ditmaal heeft de Hemel u beschermd; de vijand is echter vermetel. Denk aan u, denk aan mij en aan uw kind. Klaag niemand op een bloot vermoeden aan, maar denk na, in hoe verre uw verdenking gerechtvaardigd is." De inspecteur antwoordde niet en ondersteunde het bleeke voorhoofd met zijn rechterhand. Mevrouw Sturm meende de gedachten van haren man te kunnen raden. Zij hield zich over tuigd, dat zij den dader in denzelfden persoon dacht als haar man, maar'haar gevoelvol hart verzette er zich tegen het gedachte woorden te geven en haar tong een naam te laten noemen, larij iu Rome niet als eeu misdaad werd aangezien, en de Pauselijke politie het niet noodig oordeelde met alle strengheid tegen de bedelaars op te treden. Drukkende armoede, afschuwelijke ellende, zooals men die in andere Staten van Europa kan waarnemen, waren onder de Regeeriug der Pausen in Rome, waar zoo veel armen- en ziekeninrichtingen zijn, waar voor elke menschelijke ellende eeu bizoudere inrichting bestaat, niet bekend. Men leest dat van tijd tot tijd honder den menschen in Engeland den hon gerdood zijn gestorven, men leest van een buitengewoon grooten nood in Silezië; van Rome heeft men iets dergelijks nimmer gehoord. Wij zouden te uitvoerig worden in de behandeling der stoffe, als we hier al de inrichtingen van weldadigheid gingen be spreken. Hen, die dienaangaande nadere inlichtingen wensehen te ontvangen, ver wijzen we naar het »Kirchenlexicon van Wetzer und Welte, Band IX en naar het uitstekende werk, getiteld: Rom und seine Beherrscher door J. F. Magiure, in 1859 te Keulen verschenen. Een tweede verwijt dat men den Paus maakt, ligt in het gezegde: de Pauselijke Regeering is niet iu staat de steeds weder- keereude revolutie iu den Kerkelijken Staat het hoofd te bieden of te bedwingen. Hierop zullen wij den Paus zeiven laten antwoorden. Pius IX, schrijft in eene breve aan Keizer Napoleon het volgende »Het moet toch Uwe Majesteit bekend zijn, door welke menschen, met welk geld en met welke hulp en ondersteuning de nieuwe pogingen tot revolutie zjju aan gewend. En de staatssecretaris, Kardinaal Anto- nelli, schrijft den 29sten Februari 1860: »In Bologna wierp de Markies Pepoli zich als partijhoofd op, nam honderden arbeiders aan en kocht de noodige wapens. Daarin werd hij krachtig ondersteund. Vermits er van alle zijden vreemdelin gen, die vijanden van het Pausdom waren, den Kerkelijken Staat binnendrongen en voorts de revolutie door den Koning van Sardinië en zijn Minister Graaf Cavour be gunstigd werd en Keizer Napoleon haar ondersteunde, was het voor de Pauselijke Regeeriug niet mogelijk de omwenteling te onderdrukken. Als booze menschen in grooten getale in de woning van eeu vre- delieveuden man binnendringen en daarin alles onderst boven keeren en verwoesten, die een onverklaarbaar gevoel haar steeds in fluisterde. Deze man was een verre bloedverwant van haar gemaal. Zij kende diens karakter en denk wijze; zijn terugstootend wezen had haar dik wijls genoeg alles slechts van hem doen vreezen. Zij wist daarenboven, dat die man, die even eens den naam Sturin droeg, haar echtgenoot een eeuwigen haat en wraak gezworen had, wijl hij zich bij een erfenis benadeeld achtte. Zij had gehoord, dat hij zware bedreigingen tegen haar man had uitgebracht en zij oordeelde hem vol komen in staat, zijne woorden door daden tot waarheid te maken. Vergeefs waren de bemoei ingen des inspecteurs geweest, om een vriend schappelijke relatie te verkrijgen en den onge- gronden haat weg te nemen.Vergeefs had hij hem de hand der verzoening geboden. Ook mevrouw had reden, daar zij hem, toen hij vroeger hare hand vroeg, afgewezen had. Hij had gezworen dezen smaad nooit te ver geven. Al deze omstandigheden werkten krachtig samen om haar te doen gelooveu, dat hij de dader was. Ook was er overigens niemand, die haar man iets kwaads gunde. Dat haar echtge noot eveneens zoo dacht, stond bij haar vast. Al de genoemde omstandigheden, het voorgevallene dan kan men die wanorde niet op reke ning van den eigenaar stellen; evenmin kan men de revolutie in den Kerkelijken Staat den Paus aanwrijven; immers het aantal der vijanden die in het land kwa men, was verbazend groot, zij waren mach tig en werdeu bovendien met veel geld ondersteund. Men heeft ook al gezegd, dat de belas ting in den Kerkelijken Staat hoog en druk kend was. Hierop kunnen wij het volgende releveerenbelasting moet men in alle landen betalen; de Kerkelijke Staat kon, ongeveer dertig jaren geleden, ten opzichte van de belastingheffingen, den toets der vergelijking met andere Staten zeer goed doorstaan. In dien tijd bedroeg de belas ting per hoofd in Frankrijk f 22, in Prui sen f 15 en in den Kerkelijken Staat f10 a f 11. Daarbij moet men wel in aanmer king nemen dat de in het land gebrachte revolutie ook niet goedkoop is. Toen in het jaar 1850 door Maarschalk Oudinot de revolutionnaire regeering verdreven was en de Paus, van Gaeta terugkeerende, in Rome wederom den troou had beklommen, moes ten er 36 millioen lire opgebracht worden, om het slechte papieren geld in te wisse len, dat door de revolutieparty aan het volk was opgedrongen. Eeu ander verwijt, dat de revolutiou- nairen den Paus naar het hoofd slingeren, O was, dat er te veel Geestelijken in den Staatsdienst werden opgenomen en daar door aan de belangen der leeken werd te kort gedaan het volk, zoo decreteerde men, heeft liever te doen met wereldlijke amb tenaren; Geestelijken hebben geen verstand van regeeren. Dit votum van wantrouwen verdwijnt totaal als men da statistiek nagaat, die duidelijk aangeeft, dat er in de laatste tien tallen jaren een Geestelijke op ruim vijftig wereldlijke ambtenaren kwam. Het volk was ook niet boos wanneer het Geestelijken als overheid ontving, integendeel het volk be stormde dikwijls, zooals nog onder Pius IX geschiedde, den Paus met verzoekschriften om Geestelijken als Delegaten (Prefekten) te benoemen. Bovendien zien wij niet in dat een man in een rok meer van de re- geeriugskuust zou verstaan, dan iemand in het priesterlijk habijt. Waren de Ministers Ximenes, Richelieu en anderen geen gees telijken Een zeer goedkoope, door de schriftge leerden en Phariseërs uit de h- Schrift ontleende spreekwijze, waaruit moet be- bij de erfenis en zijne eerzucht waren familie geheimen, waarvan de buitenwereld zelfs geen vermoeden had. Men wist slechts dat de koop man Sturm een verre verwante van den inspec teur was en de heide families, die in dezelfde stad woonden, zelden of nooit met elkander in aanraking kwamen. Waren de dieper liggende grond van de wei nig vriendschappelijke verhouding en de bedrei gingen des koopmans aan de politie bekend ge weest, zoo had deze daarin allerwaarschijnlijkst een aanleiding gevonden, om haar onderzoekin gen een bepaalde richting te geven. Wat daarvan de inspecteur moge gedacht heb ben, geen woord kwam over zijne lippen dat eenige verdenking verried. Op een morgen omstreeks drie maanden na den aanslag vroeg een arbeider van de de spoorbaan den inspecteur in diens woning te spreken. De werkman deelde zijn chef mede, dat hij in den tunnel tusschen H. en N. eenigen tijd werkzaam was geweest en te dier plaatse een reispet had gevonden. Wijl daarin een adres kaartje vastgenaaid was, dat zijn naam droeg, zoo had hij gedacht, dat mijnheer de inspecteur die pet verloren had. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1882 | | pagina 1