N I E W E
No. 039.
Zondag 12 November 1882.
7e Jaargang.
Een ziekteverschijnsel.
BUITENLAND.
T SPI
Een edele daad.
UltUfl
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Buiten Haarlem franco per post.
A-fzonderlijke Nummers
0,85
1,—
0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
-MAlNIIESDi'jtf
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentie n worden uiterlijk Dinsdag- en Vrij dag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers K P P E R S hAUSET.
Wij troffen dezer dagen een hoogst be
langrijk bericht in een der bladen aan en
namen 'het ook in onze kolommen over.
Uit Duitschland werd namelijk gemeld dat
voor een daar gevestigde fabriek een kan
toorbediende werd gevraagd, waarop meu
200 aanbiedingen ontving. De directie
derzelfde nijverheidsondernemiug had twee
maanden achtereen om twee bekwame mees
terknechts in de dagbladen geadverteerd,
doch die oproeping leverde volstrekt geen
resultaat op.
Het verschijnsel dat in Duitschland werd
aanschouwd, valt ook hier te lande dikwerf
waar te nemen. Als algemeene toestand
kan namelijk wel worden geconstateerd,
dat men heertjes genoeg kan krijgen, maar
dat mannen ontbreken.
Onze bedoeling is deze: in alle kringen,
zelfs in die van den werkman zeiven, begint
zich meer en meer een afkeer te openba
ren van handenarbeid, in den zin van te
werken in fabriek of werkplaats. Zelfs
onder de kinderen van den arbeider is men
niet meer tevreden met het erlangen van
een positie, aan die van den vader gelijk;
men wil (dat is de geijkte term) »hooger op.«
Zoo kan het gebeuren, dat n;en langza
merhand gebrek zal krijgen aan werklie
den, aan ondergeschikten, omdat allen baas,
gebieders, willen worden. Bovenal schijnt
het kantoorleven de grootste aantrekke
lijkheid te bezitten. Met een pen in de
hand (of achter 't oor) op de kantoorkruk
gezeten te zijn, daar eenige uren per dag,
liefst niet in den avond, te vertoeven, en
verder buiten het kantoor het heertjete
spelen, dat is voor duizenden een dorado.
Zullen wij nog behoeven te verzekeren,
dat dit verschijnsel een bedenkelijk ziekte
verschijnsel moet genoemd worden? Immers
ieder beseft dat bij eenig ernstig nadenken.
Het misbruik dat men maakt van het
»excelsior,« doet in menig opzicht het ergst
voor de maatschappij vreezen.
De vraag rijst nu: waaraan zou de onge
zonde toestand, waarop wij de aandacht
vestigen, zijn toe te schrijven?
Er bestaau daarvoor, naar ons inzien,
vele medewerkende oorzaken. De hoofd
reden zal wel liggen in de omstandigheid,
dat geheel onze maatschappij uit haar ver
band werd gerukt. In alle kringen heerscht
ontevredenheid met stand en positie; de
FEUILLETON.
Vervolg.)
In de oogen der ongelukkige vrouw kwam geen
slaap. Ach, zij had gemeend, dezen nacht het
ergste, het verschrikkelijlcsie beleefd te hebben
en de morgen zou haar nog iets ontzettends doen
beleven.
Wanneer Max ook nog zoo laat te huis kwam,
door de gewoonte ontwaakte hij toch altijd op den
rechten tijd en nooit verzuimde hij zijne kantoor
uren. Heden sliep hij diep en vast en zijne vrouw
bleef ten slotte niets anders over dan hem te
wekken. Hij kon toch zijn beroepsplichten niet
verzuimen.
Het gelukte haar met de grootste moeite.
Eindelijk sloeg hij de loome oogleden op en zag
haar met verglaasde oogen aan.
„Het is al laat en gij moet naar het kan
toor," zeide Ottilie en wendde zich daarna van hem
af, het was haar onmogelijk zijn aanblik te ver
dragen.
Tannberg streek zich met de hand over het
voorhoofd, alsof hij zich eerst moest bezinnen,
daarna zeide hij met een heesche, rauwe stem:
„Ja hel is te laat ik zal niet gaan" en wilde
zich omdraaien en opnieuw gaan slapen.
Dit mocht de vrouw niet toestaan en hoe zij
aloude eenvoud in de huizen en harten is
geweken. Geen wonder dat in die stem
ming zeer velen verandering van lot wen-
schen, in de stellige hoop, dat daardoor
ook verbetering zal worden bereikt.
De dwaze opvoering van het onderwijs
heeft die ontevredenheid met stand, beroep
en omgeving niet weinig gevoed. Dat
ervaart men in Duitschland, maar niet
minder in Nederland. Aan de zonen uit
het volk wordt meer geleerd dan zij, zich
wijdend aan het beroep van hun vaders,
zouden behoeven. De veelweterij is de kan
ker van onzen tijd. Men vraagt meer naar
quantiteit dan naar qualiteit. Onze jongens
weten das betrekkelijk veel, maar zij weten
het niet goed. Dat noemen wij eene ramp,
door welke zelfs het lager onderwijs is
getroffen.
Met de oude methode werd gebroken en
de nieuwe is niet doeltreffend. Men moet dus
nu met haar breken. Daartegen verzet zich
evenwel de ouderwijs-wijsheid onzer dagen.
Als men zich tegen haar verzet, dan
wordt men dadelijk uitgekreten voor een
achterblijver.En velen vreezen niets meer
en sterker dan een reactiounair te worden
genoemd.
Wat ons betreft wij vreezen datscheld
woord niet. Wij zien er volstrekt geen
schaude in, om, wanneer men totdeerva-
riug komt, dat men op een dwaalweg is,
onmiddellijk dat pad te verlaten.
Nu men dan ziet dat de maatschappij
door onderwijs-overvoering te gronde dreigt
te gaan is het een heilige plicht van alle
ware vaderlanders, om tot terugkeer op de
oude paden zoo krachtig mogelijk te dringen.
Men geve onderricht (echter liefst niet op
de staatsschool) zelfs aan de meest behoef
tige jeugd, men late het licht der kennis
hoog en over allen schijnen, doch men
diene ieder toe wat zijn geestelijk maag
sap kan verdragen, dat zich dus tot
waarachtig kennis-voedsel in zijn hoofd kan
omzetten. Bovenal kweeke men den lust
voor den arbeid aan in de harten van de
kindei'en van den werkmansstand; men
betooge dagelijks op de scholen, dat niet
alle meuschen bazen kunnen worden, dat
er noodzakelijk knechts, ondergeschikten,
moeten blijven bestaan, zal geen ontzag
lijk algemeene ellende spoediger dan men
nu reeds vreest, op deze aarde heerschen.
Het lager onderwijs zi) evenwel degelijk;
men late het kind zoo lang mogelijk op
zich ook moest beheerschen, zeide zij nu luid en
nadruk: „gij kunt niet langer wachten, of wilt
gij ook nog door zulk een verzuim uwe betrek
king op het spel zetten
Bij deze woorden richtte zich de slaapdronkene
weder op en staarde haar opr.ieuw aan. Hij wilde
zich verder haastig oprichten, maar op eenmaal
was het alsof zijne geheele bezinning terug keerde;
hij slaakte een diepen zucht en liet het hoofd op
de borst zinken en zonder zijne vrouw aan te
zien zeide hij: „het is voorbij ik ben toch
verloren."
Nu eerst kwam bij de jonge, ongelukkige vrouw
het vermoeden op, dat voor haar nog iets ergers
op het spel stond en '/.ij vroeg verschrikt: „Max,
wat is er gisteren gebeurd Gij zijt gisteren zoo
laat te huis gekomen en.... zij kon hare recht
matige verwijting, die op hare lippen zweefde,
toen zij de neerslachtigheid van haar man zag,
niet uitspreken.
„Ik heb mijn eed verbroken, ik weet het
wel, dat gij mij sedert dien tijd verachten moet,
maar ik was zoo ongelukkig, ik moest mij ver-
dooven en nu is alles uitO, vergeef
mij, Ottilie, dat ik u zoo ongelukkig gemaakt
heb." En Tannberg strekte in hartstochtelijke
zelfbeschuldiging zijne armen naar haar uit.
„Ja ik was zeer ongelukkig," zeide de jonge
vrouw zacht, terwijl hare tranen onophoudelijk
vloeiden. „Nu, gij uw onrecht inziet is daarmede
de school, niet om het in vele vakken
onderricht te verstrekken, maar om wat
het leert goed in te pompen. Herhalings-
onderwijs moet reeds op de lagere school
zelve gegeven worden. Door het voortdu
rend herhalen van dezelfde lessen wordt
in het eenvoudigst verstand ten slotte opge
nomen, wat men er in verlangt aanwezig
te zien.
Een andere reden van maatschappij-ont-
aarding in het door ons aangewezen ver
band, zal wel zijn, dat de uithuizigheid, de
zucht naar genot, onrustwekkend toeneemt.
Wie gevoelt zich nu thuis in den stillen
huiselijken kring? De kroeg, het koffiehuis,
de sociëteit, als het kan ook de schouw
burg, zietdaar de neiging van velen in
alle standen. Men wil genieten-, niet ont
beren; men wil wel genoegens smaken en
zoo min mogelijk, vooral niet inspannend
arbeiden.
Hooger op,« dat is daarom aller
leus; hoe hooger (zoo denkt men) hoe ge
makkelijker.
Op zichzelve is die redeueering reeds een
leugen. Hoe hooger men klimt, ook in de
maatschappij, hoe grooter gevaar voor
vallen, hoe meer men zich moet inspannen
om zich staande te houden. Doch gesteld
al eens, dat die gevaren niet bestonden,
dan nog begrijpt men lichtelijk, dat niet
alle meuschen even hoog kunnen stijgen,
want dan zou men zich op de bovenste
sporten van de maatschappelijke ladder
verdringen; er zou daar moord en doodslag
geschieden.
Naar Gods raad en eisch moet dan ook
verschil van levenskring en maatschappe
lijk welvaren blijven bestaan. Zij die tegen
die ordonnantie Gods ingaan, zullen zich
die zondige vermetelheid te laat beklagen.
Hier komen wij ten slotte tot de wortel
ook van dit sociale kwaad. De wortel van
alle kwaad is de zonde. Zij verderft den
mensch en de menschheid. En het eenig
redmiddel tegen de zonde is de Goddienst,
Zonder Godsdienst wordt het individu en
de gemeenschap (de Staat) aan de vreese-
lijkste ellende prijs gegeven.
In onze dagen nu wordt de redder de
verderf-engel genoemd; de medicijn als
een vergift door de materialisten en on-
godsdienstigen den volke voorgesteld.
Tot God terug dat is de ware red
dingsleus voor onze doodkranke samenle
ving. Gaat men dien weg des heils op,
alles weder goed." Zij wilde hem teeder omar
men, maar hij weerde haar bijna met geweld af.
„Neen, neen; ik verdien uwe vergeving niet,"
stamelde hij verward. „Ik heb mij lichtzinnig in
den afgrond gestort, en nu is het mijn grootste
smart dat ik ook u en mijn arm kind heb me-
degesleept."
„Dat moet gij niet zeggen," vermaande
Ottilie, en deed haar uiterste best, om vrien
delijk te lachen. „Gij kunt u immers weder be
teren. Gij hebt immers vroeger uit liefde voor mij
uw hartstocht beheerscht."
„O, Ottilie, gij weet niet alles," zeide Tann
berg, maar waagde het niet zijne vrouw aan te
zien, „ik wilde ook een rijk man worden, opdat
uwe keuze u niet zoude berouwen en het kwam
mij zoo gemakkelijk voor, geld te winnen: zag
ik niet dagelijks, dat de domste menschen zonder
moeite honderdduizenden in den zak staken. Ik
wilde daarom ook mijn geluk beproeven en speelde
in het geheim aan de beurs. In het begin ging
het uitmuntend. Ik was op den goedeD weg, om
in korten tijd rijk te worden, maar daarna keerde
het geluk mij den rug toe ik verloor. Ik hield
het nu voor een gunstige speculatie, wanneer ik
van den teruggang der koersen gebruik maakte
en nog meer papieren kocht; zij moesten toch
noodzakelijk spoedig weder rijzen, maar zij daal
den steeds dieper en de jonge kassier kon
niet verder spreken, hij hield op en staarde
dan zal spoedig veel anders en beter
worden. De tevredenheid met stand en be
roep zal mede terugkeeren en de meester
knechts en de werklieden zullen opnieuw
zoo goed als een kantoorbediende te ver
krijgen zijn. Het evenwicht in de maat
schappij zal weder worden hersteld, ken
nis zal blijven gewaardeerd, ook als macht
niet echter als almacht; bovenal zal de
Almachtige weder worden gediend en aan
gebeden.
Volgens de Démocratie charollaise zal eerst
daags het grootste gedeelte der naar
Montceau-les-Mines gezondene troepen die
plaats verlaten. Er zullen slechts een
bataljon infanterie, sterk 400 man, en
een escadron dragonders in bezetting
blijven.
Naar gemeld wordt zijn aan het spoor
wegstation te Souillac, departement Lot,
twintig kistjes met dynamiet, eik wegende
twintig kilo, gestolen. Meu heeft tot dus
ver geeu spoor van de dieven of van het
gestolene kunnen ontdekken.
Generaal Forgemol, die aan het hoofd
stond der Fransche expeditie naar Tunis,
is door den Bey benoemd tot opperbevel
hebber van het Tuniseesehe leger.
De »burgeres« Cadolle, de .luitenant
van Louise Michel, is bij verstek, door de
correctioneele rechtbank te Parijs, wegens
het beleedigen van politie-agenten, tot zes
dagen gevangenisstraf veroordeeld.
Een nieuwe Belgische expeditie is
naar midden Afrika vertrokken. Zij bestaat
uit twee officieren en dr. Van den Heuvel,
die reeds eenmaal die streken bezocht.
Op voordracht van den Belgischen
minister van openbare werken is een ko
ninklijk besluit uitgevaardigd, waarbij de
minister gemachtigd wordt particulieren
vergunning te geven hun gebouwen per
telegraaf of telephoon aan het staatsnet
te verbinden. Hierdoor is een besluit van
1878, betreffende de telegraphische verbin
dingen, uitgebreid tot de telepbouische.
The Globe verneemt dat lord Ripon,
de Onderkoning van Britsch Indië, voor
zorgsmaatregelen genomen heeft voor het
geval de Engelsche Regeering zich ver
plicht mocht zien om aan Indië's weste
lijke grens handelend op te treden. De
activiteit van de Franschen in Tonkin en
somber en vertwijfelend voor zich op den grond.
Ottilie had zich aan het bed van haar man
geplaatst om zijne afgebrokene, zachte woorden te
verstaan. Zij sprak er geen woord tusschen, maar
hoe langer haar man sprak, des te dieper zonk
haar schoon hoofd. Maar toen hij niet vervolgde
verhief zij zich langzaam: „En?" vroeg zij zacht
terwijl hare betraande oogen in baDge verwach
ting op zijn gelaat rustten.
Tannbergs ademhaling ging moeilijk en lang
zaam. „Ik ben verloren," bracht hij eindelijk met
moeite te voorschijn, „ik heb alles op het spel
gezet mijn betrekking, mijn eer, o mijn God!"
Hij bracht de handen voor het gezicht en heete
tranen rolden langs zijne wangen.
„Max, beheersch u," zeide de jonge vrouw,
die nu midden in het dreigende oogenblik haar
moed en hare zelfbeheersehing terug kreeg. „Wan
neer gij schulden hebt gemaakt, om te speculee-
ren, dan zullen wij ons behelpen, al het over
tollige verkoopen en geloof mij, bij het ruime
salaris kunnen wij met vlijt en spaarzaamheid nu
en dan een niet onbelangrijke som dekken."
„Neen, neen, gij weet nog niet alles,"
spraken de lippen van den geheel vertwijfelden
man. „Ik heb eenige duizenden uit mijn kas
genomen en heden wordt zij nagezien." Een
krampachtig zuchten kwam opnieuw uit zijn borst.
[Wordt vervolgd.)