N I E U W E
No. 645.
Zondag 3 December 1882,
7e Jaargang.
Het liberalisme en de autoriteit
van den Staat.
BUITENLAND,
WmFf\
Eene misdaad.
(Vervolg van de buitenlandsche
berichten in het Tweede Blad.)
lilt HUM
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem 0,85
Buiten Haarlem franco per post. 1,
Afzonderlijke Nummers 0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG
BUEEAÏÏ: St. Jansstraat Haarlem.
naast
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEHTENTIÈN
Van 16 regels 30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPEKS I.AUKEÏ,
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Nog immer gaan de Katholieken van
Pruisen gebukt onder de onrechtvaardige
wetten, die onder het ministerie Falk tegen
de Katholieke Kerk zijn uitgevaardigd. Het
liberalisme, dat de wetten in 't aanzijn
riep, doet al het mogelijke, wendt alle
krachten aan om de wetten staande te hou
den en het draagt er zoo veel mogelijk zorg
voor dat er geen enkel wezenlijk bestand
deel wordt afgenomen. Het liberalisme waar
schuwt er voor toegevend te ziju tegenover
Katholieken, het wijst op de autoriteit van
den Staat, ten wiens behoeve de wetten
gemaakt zijn; heft men ze nu weder op,
dan lijdt daardoor het gezag van den Staat
eene schade, die door niets kan worden
hersteld, de toestand zou dan slechter wor
den als hij ooit is geweest. Zoo redeneeren
de liberale n.
Het liberalisme houdt er van zich als
wachter van het staatsgezag op te werpen.
En toch, wie heeft ooit grooter en bloe
diger wonden aan de autoriteit van den
Staat toegebracht, dan het hedendaagsch
liberalisme, vooral door de invoering van
de Meiwetten in den Pruisischen Staat? In
een tijd nu waarin men beweren wil dat
de afschaffing der Meiwetten nadeelig zoude
werken op de autoriteit van den Staat,
schijnt het ons toe niet onbelangrijk te
zijn met enkele woorden aan te duiden, welk
nadeel er voor het staatsgezag kan voort
vloeien, als men de onzalige Meiwetten
laat bestaan.
Zoodra de Meiwetten in werking traden
ging de toenmalige Minister van Eeredienst
tot de uitvoering er van over met een
ijver, die eene betere zaak zou waardig
zjjn geweest. Hij maakte beschikkingen en
vaardigde verordeningen uit, hij zond com
missarissen, doch met de uitvoering der
wetten ging het zoowel op de eene plaats
als op de andere even slecht. Overal waar
Katholieken waren, ontmoette hi] passieven
tegenstand, van de Fransche tot de
Russische grenzen, van de Zuid-Duitsche
Staten, tot de Noord- en Oostzee. Meer
dau een derde der gansche bevolking, 8YS
millioen van 25 millioen inwoners, waar
onder de gezamenlijke Bisschoppen en Pries-
FE U1LLETON.
Vervolg.)
Holberg keerde tot mij terug. Maar toen hij
het priëel naderde, zag ik zijn gelaat verbleekt;
schier machteloos zette hij zich naast mij neder.
«Holberg, wat hadt gij met dat mensch?"
«Niets, niets."
«Wij zijn vrienden. Gij moet het mij zeggen.
Dat gemeene mensch wordt uw demon, of is
het reeds."
Hij huiverde. «Wat zegt gij? Ja ja, gij hebt
gelijk."
«Dan is het uw plicht mij mededeeling te
doen; ik verzoek het u dringend. Gij moet ge
red worden."
«Kan ik het? kan ik het?"
«Voor mij het geheim houden? En niet ge
red worden?"
«Beiden niet."
«Ik moest hem tegemoet komen."
«Hij wil morgen buiten bij u komen?"
«Ja."
«Buiten op Holberg?"
«Ja.«
Holberg was een aangenaam landgoed, het
welk mijn vriend ongeveer twee uur van de stad
aangelegd had. Zijn vrouw en kindereu bewoonden
het gedurende den zomertijd. Hij kwam er des.
Zondags.
ters, weigerden te doen, wat de wet van
hen eischte. In het vooruitzicht, dat de
wetten den hevigsten tegenstand zoudeu
ontmoeten, had de liberale wetgever onge
hoorde strafbepalingen in de wetten opge
nomen. Falk ging er toe over om. deze
strafbepalingen ten strengste toe te passen:
de betalingen uit de staatskas hielden op,
de Seminariëu werden gesloten, Bisschoppen
en Priesters werden met geldboeten gestraft,
in de gevangenis geworpen, ontslagen en ver
jaagd. Alles echter zonder eenig gevolg;
men liet de straffen uitspreken, doch men
werkte niet mee tot de uitvoering der
onrechtvaardige verordeningen. Is wel ooit
de machteloosheid eener wetgeving schit
terender gebleken, dan thans in Pruisen
ten aanzien der lrerkwetgeving van de
jongste liberale aera? Men zal moeielijk
een soortelijk geval kunnen aanwijzen.
Door het gansche land outwaart men de
puiuhoopen van den cultuurstrijd. Wat
prediken die ruïnen zoowel aan het Katho
lieke als aan het niet-Katkolieke volk?
Niet anders dan dat de Meiwetten van den
Staat machteloos waren, machteloos zijn
tegenover de Katholieke bevolking. Om
slechts op eene enkele bepaling te wijzen
voeren wij het volgende aan. Volgens de
Meiwetten moet op elke vacante pastoors
plaats binnen een jaar, gerekend van den
dag der vacatuur, een nieuwe herder be
noemd worden en zware straffen heelt.men
gesteld, ten einde tot stipte uitvoering van
die bepaliDg te noodzaken. Wat verkon
digen echter de vele vacante pastoorsplaat-
sen in alle dealen des lands? Niet anders
dan de machteloosheid der staatswetten
tegenover de Katholieke bevolking. Elke
parochie die zonder herder is, verkondigt
deu Katholieken en niet-Katholieken, dat
de Staat niet heeft kunnen verkrijgen, het
geen hij zoo gaarne had gewonscht.
De paedagogiek leert den onderwijzer,
deu opvoeder, geene eischen te stellen, die
niet vervuld kunnen worden. Doet de op
voeder het toch en moet hij zijne eischen
onvervuld zien, dan benadeelt hij zijn gezag,
zijn moreel overwicht en komen dergelijke
gevallen bij herhaling voor, dau is het
gedaan met zijne autoriteit, dan is zijn
moreel overwicht, dat hij niet ontberen kan,
voor altijd verloren. Zoo gaat het ook met
deu Staat. Ook zijn gezag gaat te loor als
«Uw gezin is daar?"
«Ja."
Ik dacht onwillekeurig aan zijn dochter; de
gedachte aan haar mocht eigenlijk een bizondere
aangelegenheid zijn.
«Is uw dochter ook buiten?"
«Mijn kind, mijn kind!" riep hij plotseling op
een smartelijken toon uit.
Therese was zijn lieveling; hij noemde haar
de parel onder zijne kinderen.
«Holberg, vriend," zeide ik, «u wacht een
ongeluk, een groot ongeluk, u en uw kind. Kunt,
moogt gij mij uw geheim niet mededeelen? Kan
uw trouwste vriend niet met u beraadslagen, om,
wat u dreigende is, af te wenden?"
Hij staarde mij aan; hij stond als wezenloos.
Hij kon geen besluit nemen.
«Morgen," zeide hij eindelijk. «Neer, morgen
niet; overmorgen. Ik moet vooraf nog eens alles
overdenken, overwegen, regelen. Overmorgen kom
ik terug. Vaarwel."
Hij vertrok bedaarder en met vaster gang,
dan ik na dien iuwendigen strijd had verwacht.
Wat hem zoo r.ederdrukte, wat hem zoo folterde,
ik kon geen draad tot de ontwikkeling van hot
kluwen vinden. Slechts dit scheen mij duidelijk
te ziju, er lagen oude betrekkingen tusschen hem
en den Amerikaan tot grondslag van het geheim.
Maar welke en van welken aard, dat was mij
niet duidelijk genoeg. Schemerde daarentegen
niet door den sluier van het geheim heen,
dat de Amerikaan zijn dochter begeerde voor
hij aan zijne burgers wetten voorschrijft,
wier eerbiediging hij zelfs door zware straf
fen niet kan afpersen. Nu kan een onder
wijzer, een opvoeder, den leerling, die wei
gert het gezag des meesters te erkennen,
wegzenden, maar de Pruisische Staat kan toch
moeilijk de 8l/2 millioen Katholieken wegja
gen, die halsstarrig weigeren en zullen blijven
weigeren zijne autoriteit iö de Meiwetten
te erkennen. Als eeuwigdurende, door het
gansche land verspreide protesten tegen zijn
gezag, moet hij ze in zijn schoot dulden,
moet hij ze laten deelnemen aan zijne wel
daden, moet hij zelfs toestaan dat hunne
zonen de wapens dragen voor Koning en
vaderland. Wie zal ontkennen dat zulk een
toestand noodwendiger wijze nadeelig,
schadelijk werkt op de autoriteit van den
Staat?
Er is nog meer dan het totale fiasco
dezer wetgeving, waardoor het gezag vau
den Staat, benadeeld wordt. De wetgeving
van den cultuurstrijd bevat bepalingen,
voor wier handhaving zelfs staatsambte
naren terugdeinsden. Wij willen slechts als
voorbeeld noemen de wet van den 11de i
Mei 1873, die bepalingen bevat omtrent
de succursaal-parochiën welke in 't bereik
van het Fransche recht (Rijnprovinciën)
liggen. De Bisschoppen hebben zich ook
aan die bepalingen niet gestoord. Wat is
nu geschied. De onwettigbenoemde
succursaal-pastoors heeft men geen moeie-
lijkheden in den weg gelegd (met uit
zondering van 4 of 5, die op geheel bi
zondere wijze »missliebig« waren) en zij
nemen nog heden, voor zooverre zij niet
gestorven zijn, hun ambt en bediening waar.
Men begon in te zieu welk een haat ver
wekkende daad het zou zijn, als men bijna
alle Katholieke Priesters eener gansche pro
vincie, op een dag in de gevangenis wierp
en daarom hebben de ambtenaren wien het
aanging, veel door de vingers gezien en op
»onwettige« beuoemiug slechts bij die
enkelen gelet, die niet in den geest vielen
van deu burgemeester of van deu »Herr
Landrath.Wij keuren de handelwijze der
staatsambtenaren geenszins af, alleen zouden
we nog geweuscht hebben dat zij ook bij
die 4 of 5 Priesters niet hadden bespeurd,
dat zij on wettigwaren benoemd, doch
we willen het gevraagd hebben of zoo iets
gunstig werkt tot handhaving van de auto-
de geheimhouding van oude verbintenissen?
Ik moest, om licht te bekomen en hulp te kunnen
bieden, tot overmorgen, tot Maandag wachten.
Licht, een ontzettend licht zou ik reeds vroe
ger bekomen.
Op den volgenden Zondag-avond, het was
reeds bijna nacht, bracht de directeur van politie
uit de stad een vreemdeling tot mij.
Hij stelde hem mij als een Engelsch politie
beambte voor, die in een dringende aangelegen
heid aan hem verwezen was, dien hij echter
meende onverwijld tot mij te moeten geleiden;
dewijl, volgens de mededeeling van dieii amb
tenaar, hem eene oogenblikkelijke rechterlijke
vervolging noodzakelijk scheen.
De Eugelsche politie-beambte deelde het vol
gende mede: Een halljaar geleden was van New-
York een schip met passagiers naar Engeland
vertrokken. Onder de reizigers had zich zekere
Frank uit New-York bevonden, een man van
ongeveer vijf-en-vijftig jaren oud, volgens zijn
voorkomen welgesteld, en naar aanleiding zijner
mededeelingeu op reis naar Duitschland, van
waar zijne thans in Amerika wonende ouders
afstamden. Hij was met het schip te Liverpool
gekomen. Vier weken daarna was een man, van
zijn ouderdom en die zijn naa u voerde, bij een
bankier te Londen verschenen, had daar ten
zijnen name luidende wissels gepresenteerd en
het aanzienlijk bedrag, na behoorlijke kwi
teering, ontvangen. Hij had daarbij deugdelijke
legitimatie-papieren vertoond.
riteit van den Staat. Waarlijk als een
paedagoog ziju gezag op zulk eene wijze
op 't spel zou zetten, hij zou waarlijk niet
verdienen een dag langer in zijne betrek
king te blijven.
Wij zoudeu nog meer wetten en bepa
lingen kunnen aanhalen, doch wij vertrou
wen dat het hier vermelde voldoende is,
om het groote nadeel aan te toonen dat
de Meiwetten aan de autoriteit van den
Staat verschaffen. Dat dit nadeel met den
dag grooter wordt, hoe langer de Meiwetten
van kracht blijven, is voor iedereen be
grijpelijk.
Wil alzoo de Pruisische Staat zijn gezag,
dat hij door het liberalisme verloren heeft,
hersteilen, hij schaffe de onzalige Meiwetten
af, want zij maken het volk ongelukkig
en ondermijnen de autoriteit van den
Staat.
De Lord Lieutenant heeft, zooals reeds
gemeld werd, eene belooning van £50 00
uitgeloofd op de aanhouding of aanwijzing
der aanranders van den gezworene Field.
Men vreest echter dat deze maatregel
thans evenmin tot den gewenschten uitslag
O O
leiden zal, als het geval was na den
moord in het Phoenixpark. De politie
is het spoor geheel bijster. Aan Field's
herstel wordt gewanhoopt. Er is eene shil
lings-inschrijving geopend om den ser
geant Dauvers, die de politie zoo wakker
hielp, een gouden horloge met ketting te
schenken.
Middelerwijl is te Dublin de zoogeuaamde
Curfeio Clause van de Crimes Act afgekon
digd, bepalende dat de politie bevoegd is
om tusschen het ondergaan en het opko
men der zon elkeen, wiens bewegingen op
de straat haar verdacht toeschijnen, gevan
gen te nemen. De zon daalt thans te
Dublin reeds te 3.44 onder de kimme.
Zelfs de onschuldigste en eerbiedwaardigste
inwoner weet dus niet, wanneer hij na dit
tijdstip ziju huis verlaat, of hij in zijn
eigen bed dau wel op het stroo der gevan
genis slapen zal. De gril vaD den eersten
den besten dieuder kan hem achter de
tralies helpen.
Men had sedert uiets meer van hem verno
men. Toevallig, vier maanden later, omstreeks
drie weken geleden, komt dezelfde koopman uit
New-York den bankier te Londen bezoeken. Bij
die gelegenheid kwam het gesprek op de wissels
en op mr. Frank. De bankier beschreef zijn
uiterlijk voorkomen en meende dat tusschen
hem en den bedoelden Frank eene groote ge
lijkenis bestond, hetgeen door den Amerikaan
ontkennend werd beantwoord.
De wissel met de handteekening van Frank
werd hem vertoond.
„Dat heeft Frank niet geschreven, dat is zijne
handteekening niet!" riep de Amerikaan driftig
uit."
De zaak was van gewicht, er scheen eene
misdaad plaats gehad te hebben; dat opgevat
vermoeden moest verder zich ontwikkelen. Er
werd aan de politie aangifte gedaan; deze vorsckte
na en het bleek voorloopig, dat eenige maanden
geleden in de haven van Liverpool het lijk van
een onbekend man gevonden was. De overledene
was een man van ruim dertig jaren; hij was
door een zakdoek, welke men om zijn hals vond,
gewurgd geworden. Papieren of andere voor
werpen van waarde vond men niet bij het lijk;
ook anders niets, dat omtrent zijn persoon eenige
inlichting had kunnen geven; slechts op zijn
linnen was de letter F. zichtbaar. Alle nasporingen
naar hem en de misdaad, welke aan hem gepleegd
was, waren toenmaals vruchteloos gebleven.
Wordt vervolgd.J