N I E W E
No. 640.
Zondag 17 December 1882.
7e Jaargang.
Het Kabinet.
B IJ i T E N L A N 01
Eene misdaad.
imiMiflst
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maaudeu voor Haarlem
Buiten Haarlem franco per post.
Afzonderlijke Nummers
J 0,85
1
0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
(mum.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiëu worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers K P P E R S 1. AU RET.
Wanneer wij de indrukken samen willen
vatten door de tot hiertoe in de Tweede
Kamer gevoerde beraadslagingen over de
Staatsbegrooting op alle onpartijdigeu in
den lande teweeg gebracht, zoo gelooven
wij die niet beter te kunnen uitdrukken,
dan in deze woorden: het Ministerie, zooals
het na 't uittreden van de heereu Six en
van Golstein werd gewijzigd, valt steeds
meer mee. Met nadruk moeten wij echter
den Minister van Koloniën, Jhr. de Brauw,
er van uitzonderen.
Als wij iets goeds zeggen van het Kabi
net, om hetgeen het deed en sprak na de
crisis van den afgeloopen zomer, dan hebben
wij daarbij het oog niet enkel op den
Minister Pijuacker Hordijk, in wien wij
een uitstekenden bewindsman waardeeren,
maar ook op andere Ministers, welke thans
kloeker uitkomen voor hun eigenlijke be
ginselen.
't Komt ons voor dat het gebeurde in
den jongsten zomer den moed van het
Ministerie heeft gestaald; er werden toch
zeer kloeke woorden van de Ministertafel
gehoord. Dat verblijdde ons. Het Bewind
heeft daardoor recht erlangd om niet enkel
geduld maar ook gesteund te worden.
Straks zullen wij echter een gewichtig
voorbehoud moeten maken, doch dat zal
niets afdoen aan onze betrekkelijke sympa
thie voor het Kabinet-geheel.
Gelijk zich denken liet, werd door de
geavanceerden in de Kamer groot kabaal
gemaakt tegen het Bewind. Het woord
kabaalis niette sterk gekozen, als men
let op de eigenaardigheden in ons parle
mentair leven. Men is ten onzent niet ge
woon, gelijk dat elders wel eens gebeurt,
te debatteeren »tot op vechtens af.« En
nu is de heer Goeman Borgesius, die op
de Ministers werd afgestuurd,wel niet
met de Raadslieden der Kroon handgemeen
geweest, maar hij heeft toch leeljjke dingen
aan hen toegevoegd.
De Ministers van Lijnden en Pijnacker
Hordijk hielden zich echter ferm. Zij
namen den handschoen op, welken de ge-
avanceerden hun toewierpen. Als gij ons
niet vertrouwt, zoo verklaarden beide Mi
nisters, welnu stelt dan eene motie van
wantrouwen voor. Natuurlijk kwam het
niet tot het ter tafel brengen van zulke
FEUILLETON.
Vervolg.)
Zij streed met zich zelve, of zij mij zoude
antwoorden, of zij zich van den last, die kaar
nog drukte, zoude ontdoen. Zij kon niet, althans
niet geheel.
Dat bemerkte ik.
„Jones!" zeide zij, „de Amerikaan." Het was
mijn voorgevoel geweest. Hij was niet in het
slot en ook niet in het logement teruggekeerd.
Zijn paard was er nog.
„Waarom noemt gij hem?" vroeg ik evenwel.
„Een der bedienden had hem nog laat inliet
park gezien," antwoordde zij.
„Wanneer?"
„Tegen tien uur. De man wist echter niet
precies hoe laat het was. Het moet ongeveer op
hetzelfde tijdstip geweest zijn, toen Holberg mij
verliet. De Amerikaan had met een der koord
dansers gesproken."
„Met eer. koorddanser?Een zonderling licht
zag ik plotseling opkomen.
«Waar was dat?"
„Achter in het park."
„In het dorp houden de koorddansers nacht
verblijf?"
„Ja, tot morgen."
„Wat hadden zij gesproken?"
eene motie; de heeren Borgesius cum suis
weten zeer goed, dat de meerderheid der
Tweede Kamer het Kabinet niet missen
wil. Maar juist daarom had de heer Hey
deurijck zoo volkomen gelijk toen hij dei-
linkerzijde toeriep: waarom bestrijdt gij
toch een Bewind dat onmisbaar moet heeten;
al uw praten is niets dan tijdverspilling.*
Die woorden van den heer Heydeurijck
beteekeudeu meer dan zeer uitgebreide
adviezen. Trouwens die Afgevaardigde uit
Nijmegen bezit bij uitnemendheid de gave
van zich kort en kernachtig uit te drukken.
Hij gebruikt geen omhaal van woorden als
hij zijne meening wil zeggen; hij stijgt
niet zoo hoog als b. v. zijn collega, de lieer
Schaepman, maar hij wordt dan ook beter
begrepen en behoeft later zijn woorden
niet te verduidelijken. Met levendig genoe
gen werd daarom dan ook door de Katho
lieken vernomen, dat den heer Heydeurijck
een bizonder bewijs van goedkeuring van
Z. H. Paus Leo XIII te beurt viel.
De uitdagiug der Ministers deed zien,
dat ook zij beseffen, dat men hen nog niet
missen wil of kan. Zij bezitten in die
overtuiging, welke Kamer en Natie be-
heerscht, een schild dat hen veilig stelt
tegen de aanvallen der partijschap.
De positie die de Minister Pijuacker
Hordijk dadelijk innam in de ouderwijs-
quaestie, openbaarde dan ook wel, dat het
Kabinet weet te profiteeren van de gunstige
parlementaire omstandigheden. Tegenover
al het misbaar, dat de heer Borgesius
maakte over de beginselverloochening van
den Minister van Binnenlandsche Zaken,
stelde deze, doodkalm, de plechtige ver
klaring: >ge hebt mijn vroegere woorden
niet goed begrepen, maar al had ik be
doeld, wat gij meent dat ik zeggen wilde,
dan nog behoud ik mij het recht voor van
zienswijze te veranderen als ik van dwaling
word overtuigd.*
Dat is mannentaal; dat is oud-Holland-
sche eerlijkheid en rondheid. Geen grooter
lafheid, in ons oog, dan stelselmatig, ook
tegen beter weten in, vast te houden aan
eene dwaling. Dat doende toont men den
zedelijken moed te missen, noodig in ieder,
die geroepen is anderen voor te gaan of
te leiden. Ieder mensck moest dien moed
bezitten, doch in hem, die boven anderen
is gesteld, is het ontbreken van dien moed
een schade voor het algemeen.
„De knecht had het niet verstaan."
„Kunt gij mij den knecht niet zenden?"
„Hij is met andere bedienden vertrokken om
mijn echtgenoot op te zoeken. Maar waarom
acht gij deze omstandigheid zoo gewichtig?"
Ik deelde haar nu de oorzaak van mijne komst
mede.
„De Amerikaan is waarschijnlijk een bedrie
ger, een lid van een rondtrekkenden troep
goochelaars en koorddansers en de moordenaar
van den man, wiens naam hij voert en wiens
ware of vermeende rechten hij bij den heer
Holberg wil doen gelden. Een ambtenaar der
Engelsclie politie is met mij herwaarts gekomen,
om den booswicht te vervolgen. Hij wacht mij
in het logement aan den grooten weg.„
Een nieuwe hoop scheen in haar te herleven.
Ook zij had mij thans iets mede te deelen. Zij
had tot hiertoe er geen gewicht aan gehecht;
maar na mijne mededeeling beschouwde zij het
als zeer gewichtig.
De Amerikaan was op het slot gekomen, ter
wijl de kunstenaars op het voorplein met hun
spel bezig waren; hij, had hetgeen zij zich nu
herinnerde en als gewichtig beschouwde slechts
met tegenzin aan het verlangen van Holberg,
om eene poos bij de vertooniiig te vertoeven,
toegegeven. Een der koorddansers had hem
opgemerkt en gefixeerd. Het was een groote,
reusachtige man, met een langen zwarten baard,
ruwe trekken en scherpe doordringende oogen.
De Minister Pijnacker Hordijk heeft dus
recht op de nationale waardeering voor
zijn manmoedig belijden, dat op schoolge
bied de liberalen met vijandschap handelen
tegen de Kerk en dat hij in het bizonder
onderwijs den idealen toestand van het on
derwijs waardeert. En nu weten wij wel
dat die woorden nog niet tot daden wer
den omgezet, in zooverre dat wij nog geen
wijziging der beruchte schoolwet-Kappeyne
van hem ontvingen, maar wij kennen den
heer Hordijk genoeg om te weten, dat zijn
beloften hem heilig zijn. Nu hij eene her
ziening der schoolwet noodig noemde, nu
hij haar in de toekomst in 't verschiet
stelde, kunnen wij er zeker van zijn, dat
hij het, wordt hij in 't Bewind gehand
haafd, niet bij woorden zal laten. Ieder
zal toestemmen, dat wij Six ruilende voor
Hordijk, vau veel beter conditie werden
met betrekking tot het onderwijs. Hordijk
sloeg dadelijk de hand aau een herziening
der wet nopens het middelbaar onderwijs
en de bestaande lageronderwijswet keurde
hij onomwonden af. Voegen wij hier nu
nog bij, dat dit Ministerie ook de kieswet
en de kiestabel herziet, dat het in de be
noemingen rechtvaardiger dan vele voor
gangers te werk gaat, dat het (gelijk de
heer Heydenrijck constateerde) aan God,
als de hoogste rechtsbron gelooft en dat
het voor de stoffelijke belangen der Natie,
defensie, belastingeu enz., ook met allen
ernst wil zorgen, dau meenen wij, dat het
Kabinet aanspraak heeft op den anti-libe
ralen steun. Ons voorbehoud, waarop wij
zooeveu doelden, betreft vooral den Minister
van Koloniën. Die bewindsman is niet be
houdend genoeg en schijnt voor de ver
spreiding van het Christendom in Iudië
niet die sympathie te koesteren, welke zij
toch ten volle verdient. Ook vreezen wij,
dat de Minister van Financiën ons belas-
tiugstelel niet zal herzien in den geest
van vermindering van den druk der directe
heffingen, hetgeen toch zeer bepaald noodig
is. Onmogelijk is het niet, dat de voor
stellen van den heer van Lijnden nog mee
vallen, vooral als de Minister Hordijk hem
weet te winnen voor het ontlasten der ge
meenten van vele haar drukkende uitgaven.
Alles te zamen genomen zeggen wij: het
Ministerie is zoo samengesteld dat het veel
erger kon wezen, al zou het natuurlijk
nog beter kunnen zijn. Onze politieke vrien-
Toen reeds na verloop van weinige minuten, op
aandrang van den Amerikaan, Holberg met
dezen zich verwijderde, was de koorddanser hen
gevolgd en had den Amerikaan zijn hoed voor
gehouden, hein om eene aalmoes gevraagd. De
Amerikaan had, na een stuk geld in den hoed
geworpen te hebben, zich haastig verwijderd.
Mevrouw van Holberg zeide vervolgens: dat zij
meende opgemerkt te hebben, dat de Ameri
kaan van gelaatskleur veranderd was en zich
zeer verward getoond had. Zonderling was haar
ook de handelwijze van den koorddanser voor
gekomen. Holberg had hem voor de voorstel
ling betaald; hij moest dus bizondere redenen
gehad hebben, waarom hij juist den Amerikaan
alleen, om eene aalmoes gevraagd had.
Hare mededeeling schonk mij een nieuw licht
op den weg, dien ik als rechter te volgen had;
een nieuw spoor tot vervolging des misdadigers,
maar ook in het belang van den vriend, wiens
lot mij met ieder oogenblik treuriger scheen.
Wellicht had het eene met het andere eene
nieuwe verwikkeling doen ontstaan. Ik moest
allereerst het nieuwe spoor vervolgen. Ik moest
onverwijld den koorddanser verrassen en onder
vragen.
De medegebrachte agent zond ik naar het
logement terug met eene schriftelijke lastgeving
aan den directeur van politie; tot vervolging
van den Amerikaan; tot het bewaken van het
slot en de omstreken en tot het zenden van
deu kunnen echter met ietwat meer ver
trouwen dan vroeger dat Bewind tegemoet
treden.
Volgens de Nordcl. Ztg. zal spoedig een con
ferentie bijeenkomen voor beveiligiug dei-
scheepvaart op liet Suez-kanaal, waarop
ook Nederland en Spanje zullen worden
gehoord.
Het Badeusch Handels-congres heeft
besloten tot de Regeering liet verzoek te
richten, om de uitventers van koopwaren,
die »op den boer reizen,maar ook de
steden bezoeken, en overal den gezeten
neringdoenden groote concurrentie aaudoen,
aan te slaan in de lasten der gemeenten,
welke zij tot het terrein hunner exploita
tie kiezen. De vergadering meende eerst
dat dit belang een Rijks-zaak betrof, doch
de vertegenwoordiger der Badensche Re
geering, de referendaris Slösser oordeelde,
dat deze quaestie door de Regeeringen van
de afzonderlijke Staten kan worden op
gelost.
In den Rijksdag werd na een vrij uit
voerig debat, de wet tot invoering van
een hondenbelasting in handen gesteld van
de Commissie voor landbouw-belangen.
Door de sociaal-democraten in den
Rijksdag is een voorstel ingediend, strek
kende om te verklaren, dat in de Regee-
rings-memorie, betrekkelijk de vernieuwing
van den kleinen staat van beleg, over
o
Berlijn uitgesproken, die maatregel niet
voldoeude wordt gerechtvaardigd.
Iu den Rijksdag vroeg de heer Windt-
horst, welk gevolg de Bondsraad denkt te
geven aau het besluit van den Rijksdag
betreffende de afschaffing der wet over de
onbevoegde bekleeding van kerkelijke amb
ten. De Minister Bötticher antwoordt, dat
de Bondsraad op voorstel vau de desbe
treffende commissie geweigerd heeft zijn
goedkeuring te geven aan het besluit van
den Rijksdag. Over de gronden voor dit
votum kan de Regeering zicli niet uitlaten;
zjj weigert uit beginsel de motiveeriug
harer besluiten tegenover den Rijksdag.
Er zullen weidra bij den postdienst
in Frankrijk een aantal vrouwen geplaatst
worden. Om te beginnen zal men ze werk
zaam stellen bij een afzonderlijken tak, bij
dien der postwissels.
eenige gendarmen naar Alsleben. Vervolgens liet
ik mij door een bediende van het slot naar het
dorp brengen, alwaar de koorddansen zich be
vonden.
De bediende bracht mij in eene armoedige
dorpsherberg. Daar lagen de kunstenaars; die
ongelukkigen, die de wereld doortrokken om
ieder oogenblik hun leven te wagen voor eene
schrale belooning. Hun verblijf was eene schuur,
hun bed een weinig stroo.
De dag was aangebroken, toen ik mij voor
de deur van de herberg bevond. Ik liet den
kastelein wekken en vroeg hem, of de aan
voerder van de troep daar nog was. De koord
danser, die den Amerikaan om eene aalmoes
had aangesproken, was, volgens de meening der
barones, de aanvoerder van den troep. „Zij zijn
allen in de schuur," zeide de kastelein, „ook
signor Trapani Simo," aldus liet de reusachtige
kunstenaar zich noemen. Ik vroeg wanneer de
signor gisteren—avond of in den vorigen nacht
teruggekeerd was.
Na het eindigen van de voorstelling op het
slot, waren allen terug gekomen en dadelijk in
de schuur gegaan. Hij had verder niets meer
van hen vernomen. Zij hadden het voornemen
om des morgens te zes uur te vertrekken, daarom
hadden zij zich vroeg ter rust begeven. Of iemand
van het gezelschap later de schuur verlaten had,
wist de kastelein niet; de schuur had twee uit
gangen. {Wordt vervolgd.)