N I E U W E
buitenland!
No. 651.
Zondag 24 December 1882
7e Jaargang.
lierstmis.
IggPT
Eene misdaad.
HAiRUMSCRE fOllRilT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 8 maanden voor Haarlem j 0,8s
Buiten Haarlem franco per post. 1,
Afzonderlijke Nummers 0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUfiEAU: St. Jansstraat Haarlem.
AG-ITE MA NOU AGHTATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 16 regels,30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
Wegens de feestdagen van Kerstmis zal het
Volgend nummer dezer Courant een dag later ver
schijnen.
't Zij vrede nu, heel de aarde in 't rond!
Komt, sluit alom den broederbond!
Dat al uw strijd een wedstrijd zij
Van deugd en liefde en medelij!
Steeds biddend weer begonnen!
Vrede, vrede, alle veeten zijn vergeten,
[Liefdebanden
Strenglen om de verste stranden!
Vrede den menschen op aarde, die van
goeden wille zijn.«
Het 'nooge feest van Kerstmis is nabij;
o, dat het vrede brenge iu elk huis, in
paleis en hut. Dat hart en ziel dien in-
Weudigen vrede mogen genieten en zich
in eene zoete zaligheid mogen verheugen,
die ten deel valt aan hen, welke God waar
lijk boven alles beminnen
De heilige feesten zijn rustpunten voor
den geloovigen Christen. Hij maakt ze zich
ten nutte, om een blik in 't verleden te
slaan, zich te oriënteeren iu bet tegen
woordige en om het ware en juiste pad
voor de toekomst uit te vorschen. Helaas,
al te dikwijls hebben wij, Christenen, af
dwalingen te beklagen en zonden te be
rouwen. Doch deze klachten zijn niet
hopeloos, dit berouw is niet wanhopig, want
het wordt immers bij den oprechten Chris
ten vergezeld van diepen deemoed en van
mannelijke vastberadenheid om het smalle
pad moedig opwaaits te bewandelen. In
deze gezindheid vindt de geloovige Christen
steeds den iuwendigeu zielevrede en die
blijheid des harten, die den lichtzinnigen
en ongeloovigeu wereldling nimmer ten deel
vallen. Iu zooverre draagt elk kerkelijk
feest er toe bij om den vrede bij geloovige
volkeren te behouden. Het Kerstfeest echter
is een feest des vredes bij uitnemendheid.
De volkeren onderdrukten elkaar en droegen
elkander onderling den felsten haat toe,
toen de Verlosser op de wereld verscheen.
Aan den Heiland danken wij de kondschap,
dat wij allen zonen van een Vader, ver-
Wanten eener familie zijn, dat wij allen
tot dezelfde zaligheid geroepen zijn. Vóór
de vestiging van het Christendom ontbrak
het begrip der menschheid en de oude hei-
deusche volken hadden geen woord om dit
FEUILLETON.
Vervolg
Eene andere gedachte was plotseling' in mij
opgekomen. De goochelaar, Heinrich Hoekman,
die waarschijnlijk met den Amerikaan bekend
moet geweest zijn, en evenwel zeide, hem niet
te kennen, die zeer verschrikt was, toen hij mij
en de gendarmen plotseling voor zich zag!
Hoe had ik aan Holberg kunnen denken, den
trotscken, edelen, ridderlijken man? Hoe kon
hij een moordenaar, een gemeene sluipmoorde
naar zijn? En waartoe? Veeleer was liet in het
belang van den goochelaar om een voormalig
kameraad uit den weg te ruimen, die hem ver
nietigen kon, en hem zelfs op het schavot kon
krengen.
Maar kon er geen andere gebeurtenis hebben
plaats gehad, waardoor de Amerikaan het leven
verloor? Een ongeluk, een zelfmoord?
Mijne ervaring, door schier tallooze rechtszaken
verkregen, stelde mij in staat om, door den
koorddanser verder te ondervragen, te ontdek
ken, of hij al dan niet schuldig was aan den
dood des Amerikaans.
Ik keerde tot hem terug en nam eene zeer
onverschillige houding aan. Hij toonde zich even
zoo bedaard, alsof hem niets hinderde. Maar in
zijne oogen las ik, wat er in zijn hart omging.
Wij hadden met elkander een strijd aange
vangen, den strijd des misdadigers met den on
derzoeker. Tallooze malen had ik dien st rijd ge
streden! Meestal was ik overwinnaar gebleven.
Doch ook dikwerf had de mU l i tiger, door een
begrip uit te drukken. Eerst het Christen
dom bracht ons de leer, dat voor God alle
menschen gelijk zijn, dat alles en allen
in Christus zijn, zooals de groote Apostel
heeft geschreven.
In den stal van Bethlehem werd de Ka
tholieke Kerk, het Christendom, geboren;
zij beeft hare kribbe, later haren kruisweg
gehad, maar neemt deel aan 't leven der
verrijzenis en is niet te dooden, noch uit
te roeien. Zij breidt het rijk der waarheid uit,
vrede wil zij stichten tusschen de volkeren on
derling en iu 't hart van ieder in 't bizouder.
Het werk der Verlossing en Verzoening zet zij
onafgebroken voort. Aan die haar naar de
vruchten vragen van den arbeid te Bethlehem
begonnen en bijua negentien eeuwen voort
gezet, wijst ze op 215 millioen Katholieken,
thans over de wereld verspreid. Eeuwenlang
is er geweven aan het net van sluwheid
en list om de Kerk te verdelgen. Doch zij
die het werk op touw zetten, werden
genoopt het weefsel af te weven, wijl de
Kerk niet werd gevangen; geslachten van
beulen zijn sinds Herodes weggestorven
en de Kerk zingt anno 1882 nog: Glorie
zij aan God, vrede aan de menschen van
goeden wil
Vóór de invoering van het Christendom
haatte de Jood den niet-Jood, de Griek en
Romein haatten den barbaar en verdrukten
dezeD. De vrije behandelde zijn knecht als
een slaaf. Eerst het Christendom bracht
aan de volkeren in de plaats van den haat,
den vrede, eerst het Christendom brak de
boeien der slavernij en verschafte aan den
vernederden, mishandelden slaaf, de men-
schelijke waardigheid, waarop ook hij met
volle recht aanspraak mocht maken. De
vrede werd niet alleen door den Engel
aangekondigd, maar de Heiland bracht hem
ook aan de volkeren en individuen, doch
slechts aan hen, die van goeden wille zijn.
Die goede wil ontbrak bij Vorsten en
Regenten, toen de Zaligmaker verscheen.
Wij zien, hoe Koning Herodes, wiens wil
door beerschzucht, hebzucht en genotzucht
misleid was, den Gever des vredes naar het
leven stond, hoe het verblinde en misleide
Joodsche Volk het kruisigt hem!« uit
braakte. De Joden wilden niets weten van
versteend gemoed, de overwinning behaald! En,
wanneer ik hem voorloopig in vrijheidstelling
moest aankondigen, dan had wel zijn trotsche
blik mij te kennen gegeven, dat ik hem niet
had kunnen overwinnen, en ik den strijd niet
andermaal kon aanvangen maar ik had mijn
plicht als rechter en als mensch gedaan, en ik
dankte God, dat ik geen gezworene was.
Wie zou thans overwinnaar blijven? Dat loeren,
die angst in de mij aanstarende oogen, waren
reeds bewijzen van zijne zwakheid tegenover den
rechter. Hij had ook het verschrikt gelaat van
den agent, die mij het bericht van het vinden
van het lijk des Amerikaans mededeelde, gezien.
Was hij schuldig, dan was het natuurlijk dat
de plotselinge verschijning van den agent en
diens dringend verlangen om mij alleen to spreken,
reeds voldoende was om hem ongerust te maken.
Het was mij altijd zwaar en moeielijk wanneer
ik den misdadiger, volgens mijne zedelijke over
tuiging, strafschuldig moest verklaren. Maar dat
teeken van schuld mankte mij mijne taak lichter
en, dwaal ik niet, dan was mijn vriend Holberg
geen misdadiger.
Ik ving het verhoor met hem weder aan, waar
ik het had moeten afbreken. Hij nam even zoo
bedaard den zelfden draad weder op.
„Wij spraken van een heer, wien gij om eene
belooning gevraagd hebt."
//Hij was een vreemdeling, die betalen kon."
„En gij kendet hem niet?"
„Ik kende hem niet."
„Hij heeft u herkend!"
„Heeft hij dat gezegd?"
„Zijn blik zeide het u."
„Ik heb dien blik niet gezien."
een Verlosser, die verzakiug van heersch-
zucht, hebzucht en genotzucht predikte, zij
wilden een Messias hebben, die hen de
wereldheerschappij, het goud en het bezit
van Vorsten en volkeren en alle aardsch
genot iu een geïdealiseerd duizendjarig we
reldrijk zou brengen.
En hoe staat het in onzen tijd gescha
pen? Ja, men wil gaarne de zegeningen
van het Christendom genieten, «och men
versmaadt de middelen om deze ze
geningen deelachtig te worden. Men wil
zelfs geen afstand doen van heerschzucht,
hebzucht eu genotzucht, eu meu verlangt
de vervulling der Christelijke plichten steeds
van anderen. Dat is het kenteeken van den
tegenwoordigen tijd. Onze periode draagt
opnieuw, als weleer, den stempel van kei-
densche barbaarschkeid en van een alles
vernielend materialisme. Den Christen, die
iu woord en daad volgens de leer van den
Heiland leeft, dreigt een doornigeu weg van
verleiding te midden der heerschende heb
zucht en genotzucht, waardoor steeds meer
en meer Christenen in den maalstroom des
verderfs worden meegesleept.
O, mocht het heilige feest van Kerstmis
aan velen de oogen openen en hen aan-
toonen, dat niet op den weg van hebzucht,
heerschzucht, genotzucht eu materialisme,
doch slechts op het pad der verzaking, de
vrede voor individuen en volkeren te ver
krijgen is.
De Engelen verkondigden den vrede op
aarde doch alleen aan hen, die van goeden
wille zijn.
Hoe meer wij den goeden wil, door de
Hemelliugen bij Christus geboorte der we
reld toegezongen, ontwikkelen, en door
daden van innig en oprecht geloof toonen,
hoe inniger, hoe luider tevens, wij met het
lied instemmen: Glorie zijn aan God in
den Hooge!
De National Zeitung verneemt, dat de
voorgenomen verplaatsing van troepen aan
de Pruisisch-Russisclie grens ten doel heeft,
het grensgebied te versterken met infanterie,
o o
eventueel ook met cavalerie. Ook bestaat
„Later, toen het avond was, hebt gij met hem
gesproken."
„Ik?" Hij sprak dat woord onbeschroomd
uit.
„Voorzeker, gij."
„Waar was dat?"
„In het park van het kasteel."
„Ik ben niet in het park geweest."
„Iu de nabijheid van de beek, die het park
van den grooten weg scheidt."
Ik had hem vast en scherp aangezien, met
het doel om te beproeven of hij mijn scherpen
blik weerstaan kou. Hij sloeg werkelijk zijne
oogen plotseling neder. Maar het duurde niet
lang.
„Ik ben er niet geweest," zeide hij, en
zag mij daarbij even zoo strak aan als ik
hem.
Hij sprak onwaarheid. Ook zonder de getui
genis van den bediende wist ik het. Maar had
die logen betrekking op den dood van den
Amerikaan? Kon het zijn oogmerk niet zijn om
den Amerikaan niet te verraden
„Op welk uur hebt gij uwe voorstelling op
het slotplein geëindigd?"
„Ik geloof omtrent acht uur."
„Waarheen zijt gij vervolgens gegaan?"
„Wij keerden in deze dorps-herberg terug."
„Gij en al de leden van uw gezelschap?"
„Allen."
„Langs denzelfden weg?"
„Langs den kortsten, langs het park."
„Hebt gij deze schuur niet meer verlaten?"
„Neen. Doch ja, ik heb haar een oogen-
blikken verlaten om naar mijn rijtuig te zien."
„Wanneer was dat?"
het voornemen tot het inrichten van nieuwe
kazerneeringen, terwijl op verschillende
oostelijke spoorwegen zal worden voortge
gaan met het leggen van een tweede
spoor.
De weerbaarheid van Fiankrijk moet,
in weerwil van den algemeenen dienstplicht,
nog verhoogd worden. Dit is het gevoelen
van den heer Paul Bert en van den Mi
nister van oorlog. De eerste heeft bij de
Kamer van afgevaardigden een ontwerp
ingediend, waarbij bepaald wordt dat de
jongelingen van 13 tot 16 jaar, die de
school verlaten hebben, iu de schoolbatal-
jons de oefeniugen in den wapenhandel
zullen voortzetten, terwijl de jongelingen
van 16 tot 20 jaar dit zullen doen buiten
de schoolbataljons, zoodat zij reeds dadelijk
bij hunne inlijving iu het leger het tot
zekere hoogte in den wapenhandel gebracht
zullen hebben.
De Minister van oorlog heeft zijnerzijds
aan de Kamer een ontwerp doen toekomen,
volgens hetwelk in oorlogstijd uit alle weer
bare burgers vau 17 tot 20 en van 40 tot 50
jaar vrijwilliger-korpsen zullen gevormd
worden.
Iu den eergisteren-avond gehouden mi
nisterraad is het plan omtrent de expe
ditie naar Tongkin voor goed in beginsel
aangenomen.
De heeren Léon Estor en Michel Mor
tier, directeuren van het Fransche agent
schap voor de internationale tentoonstelling
te Amsterdam, berichten in Figaro dat zij
reeds van meer dan 500 Fransche huizen
aanvrage hebben ontvangen voor iuzen-
dingeu, eu op dit oogenblik zijn zij met
bijna duizend huizen in briefwisseling voor
hetzelfde doel.
Prins Kapotkine is te Thonon in verze
kerde bewaring genomen en gevankelijk
naar Lyon gebracht. Hij is gearresteerd
ten gevolge der ontdekking van belang
rijke papieren bij de huiszoeking, waaruit
zijn deelneming aan de Fransche anar
chistische bewegiug blijkt. Hij zal voorde
correctioneele rechtbank in de eerste helft
van Januari verschijnen onder beschuldi
ging van deelneming aan een samen
spanning van Franscheu en vreemdelingen
„Onmiddellijk nadat allen zich ter rust had
den nedergelegd; misschien te half tien uur."
„Zijt gij lang afwezig geweest?"
„Tien tot vijftien minuten."
„Heeft iemand u zien terugkeereu?"
„Ik weet het niet, mijne reisgenooten sliepen
reeds."
„Zijt gij gehuwd?"
„Ja."
„Is uwe vrouw ook liier?"
„Zij behoort tot het gezelschap."
„Wie is dat bleeke meisje, naar mijue gissing
13, 14 of 15 jaren oud?"
Die onverwachte vraag deed liem schrikken;
hij was er niet op voorbereid.
„Dat meisje?" herhaalde hij in verwarring.
„Zij lag in de nabijheid der bleeke vrouw,
die een zuigeling iu den arm hield."
„Dat was mijn vrouw met ons kind."
Hij wilde door dat antwoord tijd winnen om
zich te herstellen.
„En dat meisje?" vroeg ik.
Hij had zijn tegenwoordigheid van geest her
kregen.
„Zij is van hare vroegste jeugd hij ons ge
zelschap. Een lid, een liederlijk mensch, verliet
mij heimelijk en liet mij het kind achter.
„Was hij haar vader?"
„Ja, hare moeder was reeds gestorven."
„Zijn naam?
„Rosenberg noemde hij zich."
„Waar is hij thans?"
,Ik heb nooit iets meer van hem ver-
ii1
nomen.
n
Wordt vervolgd.)