N I E U W
No. 679.
Zondag 1 April 1883
8e Jaargang.
Dc toestand in Frankrijk.
§§f f&C
Een gevaarlijk jachtavontuur.
('11131 UT.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPER8 1/AUEEÏ.
HAARLMÜE
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem j 0,85
Buiten Haarlem franco per post. 1,
Afzonderlijke Nummers 0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. JansstraatHaarlem.
ëmf*1
AGHTE MA NON AOITATE.
Een der uitstekendste rechtsgeleerden van
Frankrijk, de advocaat Allou, sprak eeuigen
tijd geleden, in deu Fransehen Senaat het
volgende: »Meu heeft thans aan de uiterste
partijen concessies gedaan, 't wordt waar
lijk tijd die ook eens aan de eerlijke liedeu
te doeu.« Deze opmerking maakte hij,
toen hij het voorstel om den naam van
God uit den Christelykeu eed weg te laten,
hevig bestreed. In andere lauden zouden
de hervormers wellicht nog verder zijn ge
gaan en den eed geheel hebben afgeschaft.
Doch dit laatste bevalt den Franscheu
vrijdenkers niet, omdat liet volk daaiuit
zou kunnen opmaken, dat de atheïsten geen
religie bezitten. Deze beweren namelijk
dat zij wel degelijk religie hebben en nog
wel eeu bovenst beste, veel beter dan bet
Christendom en daarom verlangen zij bij
hoog en laag dat de eed moet behouden
blijven en de getuigen op eer en geweten*
moeten zweren. Het zou iutusscheu waar
lijk interessant zijn eens te vernemen, van
waar volgens materialistische zienswijze die
eer en dat geweten gekomen zijn wellicht
ook uit de koolstof? We willen over den
onzin eener atheïstische religie* niet spre
ken, doch we zullen de invoering van dezen
nieuwen eed eens naar de vrijheidslievende
grondstellingen, waarmee de heereu vrij
denkers zoo zeer dwepen, beschouwen.
Als de religie* der atheïsten geen an
dere sanctie kent dan eer en geweten, dan
hebben zy toch geenszins het recht, uit
eedsformulier op te dringen aan andereu,
wier celoof meer omvat. Waarom zou het
O
dezen niet geoorloofd zijn bij datgene te
zweren, wat hun het heiligst is? Maar in
de Kamer willen de atheïsten daarvan niet
hooreu daar heet het: vrijheid voor onze
meening, doch niet voor die onzer tegen
partij. De radicale meerderheid stemde voor
hot behoud van deu eed, doch zij maakte
er eeue aanroeping van, niet zooals tot
dusverre van eeu Wezen dat hooger staat
dan de meusch, maar van eeu bloot gevoel,
dat juist bij diegenen het zwakst pleegt
te zyn, by wieu het er 't meest op aan
komt, voor valsche getuigenis at te schrik
ken. Het is ongetwijfeld nog al van be-
teekeuis voor de hedeudaagsohe Frausche
politiek, dat de verdedigers van het voor
stel de ernstigste aller vragen, die er door
ontstaan, nauwelijks ter sprake brachten,
namelijk de werking van de voorgestelde
verandering op de waarde van bet gerech
telijk getuigenverhoor. De heer Pelletau
bazelde over logica en philosopbie, mono
theïsme en polytheïsme, vrijdenkerij en
valsche goden; doch hij sprak geen enkel
woord over den kern der vraag.
Reeds Washington decreteerde: .Stellen
we ons slechts de vraag, waar blijft de
zekerheid van den eigendom, van den goeden
naam, van het leven, wanneer het bewust
zijn van deu religieuzen plicht de heilig
heid van den eed niet meer verzekert?*
Het nut van een religieuzen eed is echter
eene zaak, die een radicaal redenaar het
liefst onaangeroerd laat. Yan zijn stand
punt uit is het beter de gansche justitie
te gronde te laten gaan, dan door niet-
afschaffing van den eed aan het bestaan
van het theïsme in eene zoo verlichte
natie als de Fransche, toe te geven. De
heer Allou, die ongetwijfeld van de practi-
sclie zijde dezer vraag meer verstand heeft
dan de phrasenrijke, bazelende Pelletan,
verklaarde, dat de religieuze eed in de
practyk der gerechtshoven van liet grootst
belang is. Hij sprak het volgende: »Zij,
die voor de afschaffing zijn want voor
een ieder, die een weiuig gezond verstand
bezit, is het duidelijk dat het verdwijnen
van Gods naam uit het eedsformulier, vol
komen gelijk staat met algeheele afschaf
fing van den eed zullen nimmer het
dralen gezien liobbeu, dat bij vele getuigen
waar te nemen is, als zij vermaand worden
zich te herinneren, dat zij gezworen heb
ben, de waarleid te zeggen.* Doch de
Kamer der afgevaardigden bekommert zich
niet om dergelijke kleinigheden en zij be
rooft de justitie zonder nadenken van een
der gewichtigste waarborgen, alleen slechts
om het godsdienstig gevoel van de meer
derheid der Franschen te kunnen kreuken.
Nooit zelfs niet ten tijde van het
keizerrijk was er in Frankrijk een ellen
diger Kamer dan thans; aan haar is het
hoofdzakelijk te danken, dat de republiek
reeds totaal in discrediet is en de onte
vredenheid de overhand heeft genomen.
Niemand schijnt in den aard en de
wijze, waarop de zaken gaan, belang te
stellen, met uitzondering wellicht van eenige
leden, die hopen, dat bij de aanhoudende
verwisseling der ministeriëele zetels, ook
zij eenmaal eene plaats aau de minister
tafel zullen kuuuen veroveren. lu 't alge
meen koesteren de verschillende partijen
pessimistische gevoelens. Dat conservatieve
politici een systeem zullen halen, dat hen
bijna geheel uit het parlementaire leven
heeft verbannen, is natuurlijk; doch ook
elke fractie der republikeinsche partij deelt
in deuzelfden afkeer. De gematigde repu
blikeinen klagen dat meu met te veel
nieuwigheden te berde komt, de uiter
sten daarentegen zeggen dat er niets ge
daan wordt. Sommigen jammeren, dat de
Kamer zich niet aan hervormingen waagt,
uit vrees om eeu ministercrisis te provo-
ceeren, anderen zeggen dat de Ministers
hunne meeniug niet durven verkondi
gen, uit vrees in de minderheid te blijven.
Achter deze parlementaire bedillers echter
staat een publiek dat nog veel meer onte
vreden is en inderdaad dan ook weinig
grond beeft, om tevreden te zijn. De
Franschman wil gaarne geregeerd worden.
Zelfbestuur past niet voor hein, reden
waarom de vrijheid in Frankrijk niet ge
dijen kan maar hij zou ook gaarne
vertrouwen in zijne regeeriug stellen. Dit
laatste nu is bepaald onmogelijk als er alle
twee of drie maanden eeu nieuw minis
terie verschijnt, dat zich van zijn voorgan
ger slechts daardoor onderscheidt, dat de
namen zijner leden nog iets meer on
bekend zijn. 't Meest gebeten is een Fransch
man als men hem aan zijne beurs komt;
boven alles verlangt hij dat de Staat zijne
overgegaarde penningen bescherme en dat
hij de vruchten vau deze in rust genieten
kan. Wordt hem deze rust ontnomen, ver
liest hij zijn bespaard geld, dan wijt hij
de schuld aan de Regeering. Ook heeft de
Franschman de zekerheid lief; dit gevoel
wordt echter niet door de groote versprei
ding van dyuamietbommen vermeerderd, ook
niet door het feit, dat het in deze dagen
gevaarlijk is geworden, na zonsondergang
in de straten der voorsteden van Parijs te
wandelen. Met de »gloire« had de Fransch
man vroeger nog al veel op; hij had er
gaarne iets voor over als Frankrijk den
toon kon aangeveu; thans echter moet hij
zien, dat de .grande national haar aan
zien in het buitenland verloren heeft. Als
nu de Franschman dezen toestand der din
gen met al de beloften vergelijkt, dis hem
in den eersten tijd der republiek in zoo
ruime mate gedaau werden, dan is het niet
te verwonderen, dat hij ontevreden gewor
den is. Zelfs in het eene punt, waarin hij
door den tal van het keizerrijk zeker iets
meende te hebben gewonnen, ziet hij thans
slechts schaduwzijden, waar hij op voor-
deelen had gehoopt. In naam is hij vrij
doch het is geene vrijheid, zooals een eerlijk
man haar verlangen zal. Men kan nu re-
volutionnaire redevoeringen houden, zonder
in handen der justitie te vallen; ook is het
geoorloofd ontuchtige photographiën te ver-
FE U ILL ET O iV.
Toen ik mij pas gevestigd had in het weste
lijk gedeelte van den staat New-York, aldus
verhaalde een oude volksplanter, was het wild
in die streken nog zeer overvloedig eu de jacht
werd niet alleen als een tijdverdrijf uitgeoefend,
maar veeleer als een der middelen, om zich de
noodige levensbehoefte te verschaffen. Bijna al
het vleesch, dat wij aten, was af komstig van
dieren, die wij zeiven gedood hadden, terwijl de
vellen ons niet alleen voor ons eigen gebruik goed
te stade kwamen, maar ook dienden tot betaling
van alle benoodigdheden, die wij van buiten af
moesten bekomen, zooali: thee, koffie, suiker,
zout, kruit en lood, enz.
Wat wij jagers roodwild noemen, was het over-
vloe.ligste onder de wildsoorten, die voor ons
waarde hadden, doch de streken, met timmer
hout begroeid en die om hunne uitgestrektheid
den naam van wouden wel verdienden, bevatten
ook beren en wolven, benevens enkele van die
bloeddorstige dieren, die men somtijds Ameri-
kaansche leeuwen, doch meer algemeen panthers
noemt. (1)
Dit dier, hetwelk ruim vier voet lang en meer
dan twee voet hoog en daarbij bloeddorstig en
sterk is, wordt door de jagers meer dan eenig
ander dier gevreesd. Tusschen de dicht ineen
gegroeide takken van een boom gezeten, ver
wacht het zijne prooi, en wee den man of het
dier, waarop het nederspringt. Ik was meer
dan een jaar reeds in mijne nieuwe woning ge
vestigd, eer ik dit wreedaardige dier le zien kreeg
en de kennis, die ik toen genoodzaakt was er
mede te maken, deed den vurigen wensch bij mij
ontstaan, nooit meer met een van zijne soort in
aanraking te komen.
In dien tijd hadden wij drie verschillende
wijzen om het wild te vangen, namelijk door
list, met honden, of door middel van vuur. De
eerste was de gewone manier en bestond een
voudig daarin, dat men het dier zoo diclit mogelijk
naderde, wel acht gevende steeds onder den wind
(l Hier wordt bedoeld: den Cougo uar of Puma
(Felis Concoior), lang van lichaam, laag op de poo-
ten, met langen staart. Zijn geluid gelijkt op het miau
wen der kat, doch is veel sterker; zijne kleur is geel-
grauw met een zwarten streep op den rug.
te blijven, en het dan te schieten eer het nog
zijn vijand gewaar was gewordende tweede
manier was: het wild met honden op te jagen,
en van verschillende punten langs het pad, dat
men wist dat het in zijne vlucht nemen zou, er
op te schieten; de derde wijze van jagen
was: in den donkeren nacht met eene brandende
fakkel in h-t bosch te gaan en goed op te letten
of men de oogeu van het dier kon onderschei
den, dat, door het vreemde schijnsel van het licht
verschrikt, den jager zoo dicht laat naderen, dat
een goed schutter zelden zijn schot mist. Wan
neer ik zeg, dat deze drie manieren van jagen
bij ons in gebruik waren, wil ik daarmede niet
zeggen, dat die alleen in onze streek zoo wor
den uitgeoefend, want ik geloof dat dezelfde mid
delen ook in Virginië en andere Zuidelijke Sta
ten zelfs nog heden ten dage in gebruik zijn.
In het eerste jaar jaagde ik het liefst bij fak
kellicht en met behulp van mijn oudsten zoön;
toen nog een jongen van veertien jaren, die de
walmende fakkel voor mij uitdroeg, en het gelukte
mij veel voordeel met de jacht te behalen, daar
ik doorgaans van één tot zes dieren per nacht
doodde; maar na het ijzingwekkend voorval, dat
ik nu ga verhalen, heb ik deze wijze van jagen
spreiden eu euveloppen in den handel te
brengen op wier binnenzijde allerlei schan
delijkheden tegen de Priesters gedrukt zijn,
zonder dat de politie er zich in mengen
mag. In de school mogen de vreeselijkste
godslasteringen geuit worden, 't geen ten
tijde van het keizerrijk niet geoorloofd
was eu streng gestraft werd. Het publiek
echter begint langzamerhand meer eu
meer te walgen van zulke vrijheden en
zou ze gaarne missen als het i,i ruil eene
betere Regeering, meer aanzien in het bui
tenland, een betere geldmarkt en meer be
scherming tegen rooverijen verkrijgen kon,
bovenal als er een eind kou komen aan het
algemeen zedebederf, dat het land onher
roepelijk te gronde richt.
Aan den anderen kant moet men echter
ook erkennen, dat het Frausche volk waar
lijk niets beters verdient, dan wat het thans
geniet. Waarom heeft het aan het radicale
canaille het veld gelaten, waarom heeft het
niet beter deel genomen aan de verkiezingen.
Zelden kwam er meer dan de helft der kies
gerechtigden aan de stembus en zoodoende
hebben de radicalen op de meeste plaatsen de
verkiezingen weten te beheerschen.
Kamer en Regeering hebben den ver
keerden weg ingeslagen, overal rieken zij
samenzweringen en samenzweerders en de
verbanningen volgen elkaar met snelheid
op. Prins Jerome moet waarlijk een
scherpzinniger politicus zijn, dan men tot
dusver geloofde, als hij deze werking van zijn
manifest vooruit heeft gezien. Een panische
schrik heeft Kamer en Regeeriug bevangen;
elk gevoel van zekerheid schijnt te zijn
verdwenen. Algemeen voelt men het ge
brek van een degelijk staatsman, die i:i
staat is, onder deze moeilijke omstandig
heden het roer met kracht en vastberaden
heid in handen te nemen. De mogelijkheid
van een militairen staatsgreep wordt bijna
overal besproken en de traditioneele ge
neigdheid der Franschen een maatschap
pij-redder te zoeken, is overal waar te
nemen. Bij de bourgeoisie openbaart zich
een sterke reactie, die hoofdzakelijk tegen
het heerschende regime der advocaten, profes
soren, doctoren en journalisten gericht is, in
een woord, de-panische schrik is zoo volko
men als hij 3lechts kan zijn. Wat echter de
Franscheu onder diens invloed zullen doen,
is moeilijk teprofeteereu. Onder deze omstan
digheden zal de eedsquaestie niet opnieuw ter
sprake komen, en waarschijnlijk zoo lang
blijven rusten, totdat Frankrijk bevrijd zal
zijn van de heerschappij van het gespuis,
waaronder het thans gaat gebukt.
geheel opgegeven en de minder gevaarlijke aan
genomen, van het wild bij dag te verschal
ken.
In zekeren zeer donkeren nacht begaven mijn
z ion en ik ons naar het woud en baanden ons
den weg naar eene dier plaatsen, waar het wild
gewoon was in grooten gel ale bijeen te komen,
welke plaats omtrent twee Eugelsche mijlen van
onze woning gelegen was. Ik droeg mijn geweer
en hij de hartsachtige stukken hout, die ons tot
fakkels moesten dienen, en die wij gewoonlijk
niet aanstaken vóór dat wij op de plaats der
jacht waren aangekomen. De nacht was zoo don
ker en wij hadden zooveel moeite om door het
kreupelhout te komen, dikwijls over wortels of
omgevallen boomen struikelende of in gaten val
lende, dat wij meer dan een uur noodig hadden
om onze bestemming te bereiken, en ik was niet
weinig vermoeid toen wij daar aangekomen wa
ren, Alleen de bekendheid met het oord,
waardoor wij reeds aan de gesteldheid van den
grond onder onze voeten konden bepalen waar
wij ons bevonden, had ons in staat gesteld den
weg te vinden.
Wordt vérvolgd.)