NIEUWE No. 737. Zondag 21 October 1883. 8e Jaargang De onderwijs-quaestie. BUITENLAND. 0,06 De Nederlandsche Bedevaart naar Lourdes. hu rim si hl in rum. ABONNEMENTSPBIJS Per 8 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afz mderl jjke Nummers 1 0,85 1,- Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. B TJ It E A TJSt. Jansstraat Haarlem. AG-ITE MA NON AGITATE. PBIJS DEB ADVEBTENTIÈN Van 16 regels30 Cents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Yrijdag- avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Er hebben in deze week in de Tweede Kamer weder belangrijke beraadslagingen plaats gehad over de onderwijs-quaestie. Volgens sommigen wordt dat thema in de Staten-Generaal »tot vervelenstoe behan deld. Wij komen tegen die qualificatie op. De onderwijs-vraag behoort altijd aan de orde te zijr.zij mag niet van de orde van den dag worden afgevoerd vóór dat aan de natie is recht gedaan. In de eerste plaats werd de fiuanciëele zijde van de onderwijs-quaestie besproken en zulks naar aanleiding van een wets voorstel, waarbij nog meer geld voor het onderwijs werd aangevraagd. Door ver schillende sprekers werd luide geklaagd over de financiëele ellende, welke van de rampzalige onderwijswet van 1878 het ge volg is. 't Merkwaardigst moment in dat debat was zeker wel de verklaring van den Minister van Binneulandsche zaken, dat hij de financiëele bezwaren der wet erkende, al kon hij niet anders dan de uit gaven voorstellen, welke krachtens de bestaande wet moesten worden goed ge- heeten. Verder beloofde de Minister dat hij bij de begrooting zijn gevoelen over het onderwijs-vraagstuk niet zou achterwege houden. Daar van dezen Minister mag worden verwacht, dat hij niet ongunstig zal denken over de onderwijs-bezwaren van de voor standers van het bizonder onderwijs, zoo kan men zich voorbereiden op een zeer be langwekkende onderwijs-discussie bij de be handeling van het budget. Toch had de beraadslaging van jl. Dins dag reeds haar zeer gewichtige zijde. Het bleek toch dat aan de rechterzijde der Ka mer groote eenstemmigheid beerscht nopens de onderwijsbelangen. De heer Wintgens, van wien men wel eens onderstelde dat hij in deze quaestie niet homogeen met de andere leden van den rechterkant der Ka mer dacht, verklaarde zich ook zoo perti nent mogelijk tegen de wet van Kappeyne. De heer Wintgens ging zelfs nog verder; hij verzekerde dat hij zijn goedkeuring aan FEUILLETON. Vervolg. Is het getal der pelgrims, die zulk eene verre en ongewone tocht ondernamen, voor ons klein land aanzienlijk te noemen, zeker was dit voor hen geene geringe bemoediging bij het begin van de reis. Of zij toen daaruit reeds besluiten moesten, dat de A. H. Maagd den zegen Gods over de bedevaart verworven had, zal wellicht blijken uit het verhaal, wat een hunner tochtgenooten hier aan dezen volbrachten pelgrimstocht op dringend verzoek waagt te geven. De eerste godsdienstoefening der processie nam een aanvang in Nederlands hoofdstad. Op den morgen van den 17den September 11. bevonden zich de daar aanwezige pelgrims in de Kerk van den II. Igna tius, ten einde onder en na het H. Misoffer,hetwelk voor hen werd opgedragen, eene voorspoedige reis af te bidden. Daarna begaf men zich naar het dichtbij gelegen Centraal-Station, waar te half elf de laatste afscheidsgroeten gewisseld werden en de pelgrimstrein naar Maastricht vertrok. Niet te beschrijven is de gewaarwor ding die toen allen bezielde bij de gedachtewij gaan dan naar Lourdes, naar Maria's uitver koren Heiligdom, naar de plaats, waar de Moeder Gods waarlijk verschenen is, naar de grot, waar op zij haren maagdelijken voet heeft gezet, naar de bron, door welke de verhevene Maagd hare gunsten verspreidt, uaar het heilig oord, waar heen ons aller Moeder ons roeptHet duurde niet lang of deze buitengewone stemming tot godsvrucht en vreugde uitte zich in het geza- elken financiëelen maatregeltot verster king der middelen, zou onthouden, alvorens hij bekend was geworden met de voorne mens der Regeering over de uitvoering der onderwijs-wet. Dat klinkt ons als mannen taal in de ooren. De adviezen der beeren Schaepman, Yan Baar, Schimmelpenninck van der Oije en Pompe van Meerdervoort steunden op krachtige wijze het getuigenis van den heer Wintgens. De liberalen ontkenden natuurlijk de billijkheid der klachten welke werden ge uit. Onder de liberale sprekers behoorde ook de beer Yan Houten. Die afgevaar digde wordt dikwijls verheerlijkt als een man van vastheid van beginsel boven velen; alsof een radicaal zich door beslistheiddoor deugdelijke beginseltrouiv kon onderscheiden! En wat zien wij nu gebeuren? Dat die zelfde heer Van Houten, die in 1878 ar tikel 45 der wet bestreed, thans dat artikel niet wil hebben herzien!! Ons dunkt dat feit behoeft geen toelich ting 't spreekt duidelijk en luide genoeg voor zich zelf. Ook die ommekeer, welken men bij den heer Van Houten waarnam, bewijst nog maar te meer, dat er van de liberalen niets voor de vrijheid van het on derwijs te wachten is. Die radicale hals starrigheid is te afkeurenswaardiger nu het door alle onpartijdigen, van alle richtingen, wordt erkend dat de onderwijs-uitgaven de financiën van den Staat en van de Ge meenten te gronde richten. Tegenover dien toestand is voor de anti liberalen het voeren van een harduekkigen oorlog tegen de onderwijs-wet een dure plicht. Het verheugt ons te kunnen con- stateeren, dat al de anti-liberalen in de Kamer zich met ijver en volharding kwij ten van die heilige roeping. Een tweede lichtpunt op onderwijsgebied werd gevormd door de discussie over en de beslissing nopens het bekende wetsvoor- stel-Yermeulen. Aan dien bekwamen afgevaardigde is de Natie dank schuldig voor zijn veerkrachtig initiatief. Gelijk men weet had zijn oor spronkelijk voorstel een tweeledig doel. Ten eerste wilde hij niet langer het examen menlijk bidden van den Rozenkrans, vaak afge wisseld door een lied, onzer Moeder Maria ter eere. Hoe verder wij voortspoedden, des te luider klonken de zang en de groet aan Maria ge bracht, want telkens werden meerdere medepelgrims te Utrecht, s' Bosch, Bokstel, Eindhoven, Venloo en Roermond in den trein opgenomen en met ver nieuwde geestdrift door hunne reisgenooten ontvangen. Hun getal zou volledig worden te Maastricht. Aldaar in den namiddag aangekomen, begaven zich de pelgrims naar de kerk van den H. Martinus te Wijk. Door den Zeereerw. heer E. Sarton werd ons een hartelijk welkom toege sproken. Na eenige oogenblikken van aanbidding, verlieten wij het kerkgebouw, en, onder de vriendelijke leiding van eenige heeren, die zich als gidsen welwillend voor ons beschikbaar had den gesteld, verkregen wij in de stad logies en verdere aanwijzingen. Op onzen weg scheen de geheele bevolking van Maastricht hare opwach ting te maken aan de bedevaart. Iu twee rijen stonden de bewoners met zichtbaren eerbied geschaard, genoegzame ruimte latende voor onze lange pelgrimsschaar. Nadat wij ons op het Ereithoff in het gebouw „Concordia" van reis kaarten en pelgrimsboekjes en elders van het noodige hadden voorzien, werd de dag besloten met een plechtig Lof en predikatie door den Zeereerw. Pater M. H. Reuser in de kerk van het H. Hart. Des anderen daags was in de verschillende kerken reeds te 4 uur in den morgen gelegenheid om het H. Misoffer bij te wonen, hetwelk door de vele priesters der bedevaart op aangewezen uren werd opgedragen. Te 6 uur was het Belgisch station ons vereeni- gingspunt. Een iedergedecoreerd met de nationale cocarde, een onderscheidingsteeken, dat voor hoofdonderwijzer doen loopen over de wiskunde en ten andere verlangde hij dat voortaan niet meer, als eisch om tot de taaiexamens te worden toegelaten, het be zit der akte van hoofdonderwijzer zou wor den gesteld. Zijn eerste wensch is niet vervuld. Het daartoe strekkend artikel één van zijn voorstel werd toch verworpen, na ook geeu genade gevonden te hebben in de oogen des Ministers. Daarentegen triumfeerde bij met het tweede gedeelte van zijn ontwerp; het werd met 57 tegen 17 stemmen, alzoo met overgroote meerderheid, aangenomen. Hoewel het ons leed doet, dat de heer Vermeulen niet volkomen met zijn voorstel zegepraalde, verblijdde het ons toch dat liij althans gedeeltelijk slaagde. Het was immers voor de bizondere onderwijzers geen doen meer om hulppersoneel te erlangen. De vroegere secondanten bestaan niet meer; zij waren tevreden met een redelijke be zoldiging, terwijl thans de gediplomeerden zich met duizend gulden 's jaars, vrij woning en verpleging nog niet eenmaal ruim ge noeg betaald achten. Noemde de Minister de hoofdonderwijzer van thans een heer, »die in mooie huizen wil wonen,de taal onderwijzer uit deze ziekelijke onderwijs- vergodiugs-periode lijkt wel een »baron,« die gevreesd en ontzien wil worden. De heer Vermeulen zal, nu zijn voorstel tot wet wordt verheven (de Eerste Kamer zal het toch ook wel goedkeureu) althans aan dat euvel een gewenscht einde maken. De taalmeesters zullen talrijker en langs dien weg zullen hun eischen voor plaatsing bescheidener worden. Bejammeren wij het dat de Minister Heemskerk niet kon steunen het doen weg vallen uit het hoofonderwijzers-examen van de wiskunde, het verheugt ons, dat de Mi nister zoo cordaat het andere gedeelte van het wetsvoorstel-Vermeulen in bescherming nam. Er bestaat dus geen twijfel, of de Minister zal, zoo de Eerste Kamer de wet ook goedkeurt, haar sanctie aan den Ko ning voordragen. Wij gaan dus, den Hemel zij dank, op onderwijsgebied althans iets vooruit. De strijd voor zulk een reis onmisbaar is, om zijne tocht genooten te herkennen, begon al spoedig het nummer van zijn reisboekje te vergelijken met een daaraan gelijkstaand nummer, dat bevestigd was aan de coupé, waarin men plaats moest nemen. Voortdurend waardeerden wij in het vervolg de goede zijde van dezen maatregel, omdat wij daardoor bij elk oponthoud gemakke lijk onze plaats en bagage konden terugvinden. Alzoo volgens blijvende rangorde gezeten, ver trokken wij den 18den uit Maastricht. Het Maasdal, niet zelden om zijne schoonheid „klein Zwitserland" genoemd, was de weg, waarop wij wij langs en over de kronkelingen van de Maas, die zich daar door het gebergte slingert, ach tereenvolgens de steden Luik, Namen en Dinant mochten begroeten. Te Givet, door sommigen met het oog op het doel onzer reis „j'y vais gelezen, waren wij op Fransch grondgebied. Daar snelden wij door de bergwouden en langs de steden en vlekkeu der Ardennen heen naar de aloude stad Reims, die wij des namiddags bereikten. Onze eerste schreden werden naar de Kathedraal gericht en daar stonden wij op eens voor dit gedenkstuk der middeleeuwsche bouw en beeldhouwkunst, overweldigd door den plotselingen indruk, die de grootsche voorgevel op den beschouwer maakt; 't is, alsof men een ontzaglijk kantwerk uit steeneu draden geweven voor zich ziet. In onze verbazing kwam het ons onbegrijpelijk voor, als een der tachtig duizend stedelingen voorbij ging, dat zijn oog niet on willekeurig naar zooveel pracht getrokken werd, vergetende, dat zij sinds hunne jeugd gewoon zijn dit kunstwerk te aanschouwen. Nog eens wierpen wij een blik op de beeldenrijen, die het geheel bevolkten, op de tallooze figuren, die door van alle ware vrijheidsvrienden voor een vrij onderwijs wordt mitsdien niet zonder vrucht en zegen gevoerd. Dat vure den ijver onzer politieke geestverwanten aan. Guerre aux tyrans, dat blijve onze leuze. De liberalen zijn tirannen, want zij dulden, op onderwijsgebied, zelfs niet eenmaal een houdbare, eerlijke concurrentie van het bizonder tegen het Staatsonderwijs, terwijl zij aan dit onderwijs, voor ons onaanneme lijk, millioenen, mee door ons opgebracht, verspillen. Maar het einde der tirannie naakt. Het afgodsbeeld van het Staatsonderwijs wankelt op zijn grondslagen. Met Gods hulp en door de energie van ons vrijheidslievend volk zal het welhaast vallen, althans niet langer in zijn tegenwoor dige gedaante blijven staan. De eerste inschrijving der namen van hen, die volgens de nieuwe kieswet, in België, krachtens hun ambt kiezers voor provincie en gemeente worden, of die zich tot het afleggen van het kiezers-examen hebben aangemeld, is afgeloopen. Wij vin den daarvan o. a. de volgende cijfers op gegeven te Brussel zijn ingeschreven bijna 2000 capaciteits-kiezers en 1796 candidaten voor het kiezers-examen; te Antwerpen zijn die cijfers respectievelijk 1854 en 2309, en en te Gent 1145 en 1665. Ingeschreven voor het examen zijn te Brugge 1250 a 1300, te Luik 2578, te Doornik ruim 500 enz. »Burger Joffrin had aan den Parij- schen Gemeenteraad, waarvan hij lid is, het voorstel gedaan 500,000 franks op de be grooting uit te trekken voor werklieden zonder werk, lees die het werk staken, en wie het een of ander overkomt, verder had hij voorgesteld de nationale garde te her stellen, door alle burgers te wapenen en de politie af te schaffen. Hoe dwaas dit alles ook schijnen moge, de commissiën ad hoe hebben aan het eene voorstel reeds haar adhaesie gehecht en gelast, dat de an dere twee terstond in behandeling zouden komen. bloemenslingers van elkander gescheiden zijn, op de voorstellingen van het „Laatste Oordeel" en van „het Lijden des Heeren," die ter rechter- en linkerzijde prijken, eindelijk op „de Kroning der A. H. Maagd," die zich verheft boven het hoofdportaal en traden toen door dien ingang den gothieken tempel binnen. Orgeltonen ruischten. langs de drie hooge kerkbeuken en verkondigden ons den aanvang van het plechtig Lof, dat wij zouden bijwonen, maar wie schetst onze hooge verrassing, toen wij Z. D. H. den Aartsbisschop van Reims het priesterkoor zagen betreden. De Kerkvorst gewaardigde zich met en voor ons te bidden, ja zelfs het woord tot ons te richten in een toespraak, waarin de Doorluchtige Prelaat uit onze Bedevaart naar Lourdes de troostvolle gevolgtrekking maakte, dat het geloof der Katho lieken van Nederland over de vroegere vervol gingen had gezegevierd. Deze bisschoppelijke aanmoediging op onzen pelgrimstocht word ge volgd door een bezoek in de schatkamer der Kathedraal, welke Z. D. H. voor ons liet ont sluiten. Aanzienlijke reliquieën aanschouwden wij en vol bewondering staarden wij op de vele kostbare kunstproducten van vervlogen eeuwen. Lang kondon wij daar echter niet vertoeven, wijl de tijd ons daarheen riep, waar voor den verderen tocht versterking te vinden was. Over bodig kon die voorzorg niet genoemd worden, want het hotel, dat wij voor den volgenden nacht besproken hadden, was waggon no. zooveel van den pelgrimstrein. Te 5'/a uur werden wij daar verwacht, zoodat wij tegen dien tijd langs de dreven van het smaakvol plantsoen hetwelk tussclien de stad en het station is aangelegd, naar onze bestemming terugkeerden. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1883 | | pagina 1