NIEUWE No. 768. Donderdag 7 Februari I8ë4 9e Jaargang. Liberalisme en Zedelijkheid. BUITENLAND. 0,06 ~W0^ Eerlijkheid duurt het langst. HURLER ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post. 1, Afzrmderlflke 'Nummers Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. B TT R E A USt. Jansstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrij dag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPER8 LAURET. Misdaden en misdadigers nemen dage lijks in aantal toe. Dat is een kenteekeu van onzen tijd, het schrikbarende brand merk der liberale aera. En dagelijks doet zich hetzelfde schouwspel vooraan den eeneu kant wordt gewezen op het verval en den ondergang der zedelijkheid, aan den anderen kant wijst men op de zucht om alles van de slechtste zijde te zien. Der gelijke verschijnselen,* aldus proclameert men, »zijn er te allen tijd geweest; 'tis thans niet erger dan vroeger, 't is veeleer beter dan bij voorbeeld in de beruchte middeleeuwen. Dat men in onze dagen zoo veel meer van misdaden hoortligt aan de grootere publiciteit, die er door dag en weekbladen en door de statistiek aan gegeven wordt.* en met dergelijke drog redenen stelt zich het liberalisme wonder wel te vrede n. Inderdaad het liberalisme heeft op zijne wjjze gelijk't is ook zeer onaangenaam uit de illusiëu te worden opgewekt. De slaper die aan de noodzakelijkheid herin nerd wordt van zjjue legerstede op te lij zen, heeft altjjd schijn-motieven te over om nog eeuigen tijd op zijne rustplaats te kunnen vertoeven. Met een bezwaard ge moed wendt hij zich op de andere zijde en verslaapt den kostbaren tijd, dien hij aan den arbeid moest besteden. Heeft dan de waanwijsheid onzer dagen gelijk, wauneer zij zegt, dat het met de zedelijkheid van het volk niet zoo slecht gesteld is en dat de klachten over het ver val der zeden slechts uit den mond komen van ijzegrimmige knorrepotten, van men- schen, die met den tegenwoordigen tijd niet tevreden zijn, of van hen, die het»sueeuw- witte gewaad van het deugdzame libera lisme* willen bevlekken, om de partijen, die tegen de ontwikkeling gekant zijn, tot de zegepraal te leiden? Ongetwijfeld, neen! 't Is van oudsher onmogelijk geweest, sophisten te wederleggen. Alle redeneerin- geu stuiten af op hunne holle phrasen. 't Zou voorts tijd verspillen zijn aan het liberalisme te willen bewijzen dat de slechte dunk van den hedendaagsclien toestand der zedelijkheid op goede gronden steunt. Al degenen echter, die tot de zedelijke ge- FEUILLETON. Krachtsoefeningen. Eene eigenaardige weddenschap, een jaar gele den aangegaan, is dezer dagen door een officier in Posen met glans gewonnen. Bij een vroolijk diner in December kwam het gesprek onder anderen ook op wapenvtrzame- lingen, wapenrustingen, enz. en op de fabelachtig torsche gestalte en lichaamskracht, die de oude ridders bezeten moeten hebben, en waarvan de oude wapenrustingen ook thans nog getuigen. Men was van meening, dat tegenwoordig onder den beschaafden stand zulk een lichaamskracht niet meer gevonden wordt, en dat men alleen onder de arbeidende klasse hier en daar een forschge- bouwd man kan aanwijzen, bijvoorbeeld onder de korendragers, de smids, de brouwersknechts, de slagers, enz. De hierboven vermelde officier echter beweerde dat wie door gymnastiek, schermen, rijden, roeien, zwemmen, enz., zijne krachten oefent, zoo niet nog sterker, minstens even sterk kan worden als de genoemde leden van de arbeidende klasse door hunne beroepswerkzaamheden. Deze meening werd levendig bestreden, en in den loop van den redetwist werd den officier gevraagd of hij, die in alle lichaamsoefeningen zoo bedreven was, dan niet geloofde, dat er in uezing van het volk naar hunne krachten willen medewerken, dat wil zeggen, allen, die aan de onfeilbaarheid der liberale ge- luksleer niet willen gelooven, kennen de gronden, waarom het liberalisme datgene niet erkennen wil, wat vroeg of laat in eene verschrikkelijke uitbarsting van zijn bestaan zal getuigenis geven. Wamieer wij in onze dagen verschijnse lenvan zedenbederf waarnemen, die wij vroe ger uiet, of althans niet in zulk eene hooge mate gekend hebben, dan moeten we ook op oorzaken kunnen wijzen, die vroeger niet of slechts ten deele aanwezig waren. Ziju er zulke oorzaken? Wij beantwoorden deze vraag met ja en zullen twee causale verschijnselen, die op onmiskenbare wijze onzen tijd eigen zijn, hierin 't kort rele- veeren. De eerste is namelijk het verdwijnen van de gehoorzaamheid aan het gezag. Het aanzien dezer macht, reeds bedenkelijk ge noeg ondermijnd door de revolutiën van vroegeren tijd, heeft in de laatste jaren veel verloren, doordien het liberalisme met al zijne strijdmiddelen een tot dusver in hoog aanzien staanden stand, dien der Gees telijkheid, vau zijn gezag heeft trachten te berooven. Sluw en doortrapt als het is, heeft het liberalisme in de meeste landen den Staat trachten wijs te maken, dat de kerkelijke autoriteiten jegens den Staat vij andig gezind zijnzoo doende heeft het liberalisme in den Staat een bondgenoot gevonden in zijn strijd tegen de Kerk. Het is waar, dat gedurende den harden strijd in de harten van zeer velen de gehoor zaamheid en getrouwheid aan de door God gestelde machten in hooge mate is toege nomen; maar ook een groot gedeelte van het volk heeft niet tevergeefs gezien, dat men zich aan het omverwerpen van een gebouw durfde wagen, 't geen tot dusver als ouomstootelijk gold. Dit gedeelte vau het volk, dat tot dusver door de autori teiten in toom werd gehouden, heeft zich thans men kan er van overtuigd zijn vast voorgenomen, te gelegener tijd eens te beproeven hoe vast de andere, der maat schappij tot steun dienende zuilen staan. De gevolgen komen op rekening van het liberalisme, dat in de meening verkeerde, de banden van het gezag, die ondeelbaar zijn, aan de eene zijde te kunnen ontbiu- de stad Posen eene menigte lieden waren, die hem in krachtsontwikkeling overtroffen. Dit sprak de officier op zijne beurt weder tegen, sloeg eene weddenschap voor en gaf zijne tegenpartij een geheel jaar den tijd om mededingers te zoeken, die zich met hem in krachtsoefening zouden meten. De weddenschap werd aangenomen. De tegenpartij zond nu in alle gedeelten der stad lieden uit, om in smederijen, brouwe rijen, slachterijen, korenpakhuizen, enz., bizouder sterke manen op te sporen. De sterkste kerels, ongeveer twintig in getal, werden opgeteekend, en daaruit werd weder met alle zorgvuldigheid een vijftal gekozen. Die vijf waren: een koren drager, ten smidsknecht, een restaurateur, een slager en een brouwersknecht, flinke gespierde kerels, zes voet lang en breed vau schouders. Korten tijd geleden nu werden die vijf man. nen en de bewuste officier tegenover elkander gesteld. Het moet een zonderlingen indruk gemaakt hebben, die forsche gestalten aan de eene zijde, en aan de andere de slanke en slechts middel matig lange gestalte van den officier. De officier deed hun de krachtsoefeningen voor, en zij moesten die nadoen. Het waren tien oefenin gen, en wel voor de vingers, de handen, de armen, de beenen, en het geheele lichaam. De merkwaardigste oefeningen, wélke de vijf man nen hem echter niet konden nadoen, waren de volgende: lo. Twee treden opklimmen met l'/s deu, zonder gevaar te loopeti dat zij tege lijkertijd aan alle zijden zouden los raken. Doch behalve de geest van verzaking des gezags gaat ook nog een andere geest, onheil zaaiend, onder het volk. 't Is de geest der leugen. Inderdaad, terwijl eertijds hoogstens de diplomatie het onzalige voor recht meende te bezitten, de woorden zoo te mogen uiten, dat zij den toehoorder op een dwaalweg leiden, geniet ten liuidigen dage de leugen op velerlei gebied zulk eene eer, dat zij tot de geoorloofde hulpmiddelen van het menschelijk verkeer schijnt te behooren. In den ouden tijd werd een leugeuaar uit de samenleving gebannen. Maar wordt in onze dagen iemand gebrandmerkt, die ter zake van beursspeculaties, eene grove leugen in de wereld zendt? Bestaan er niet een aantal dagbladen, die hunne lezers bijua dagelijks zaken verhalen, waarvan de auteurs weten moeten dat ze gelogen ziju? Is het niet eene oubestrijdbare waarheid, dat ro mans, novellen en andere geschriften hunne aantrekkelijkheid verkrijgen, al naar dat zij minder of meer leugens inhouden omtrent kerkelijke zaken? Is de geschiedenis in ouze dagen overal, wat zij toch moet zijn, een licht der waarheid, of heeft zij met de leugen afgesproken, om niet meer, wat toch hare roeping is, het hoogste maar het laagste doel te dienen? Nog een aantal vragen kunnen we stellen waarop beschamende antwoorden zouden moeten volgeu. Men overwege thans eens welk een hoogst nadeelige iuvloed de leugen op de zedelijkheid van het volk moet uitoefenen! Van de leugen zou men met even veel recht, als vau den lediggang kunnen zeggen: dat zij het begin is van alle kwaad. »Wie liegt, die steelt,* zegt het spreekwoord; men zou er goedschiks kunnen bijvoegen: »die doet alles, wat de tien gebodeu ver bieden.* Het bovenstaande moge. voorshands vol doende zijn, om aan te tooneu hoe onver standig de door het liberalisme gevormde illusie is, alsof in den modernen tijd wat de zedelijkheid betreft, niets bedenkelijks gelegen is, alsof het altijd zonder gevaar en nadeel voor het bestaan der maatschappij zoo geweest is. Wij althans scheppen ons geen illusiën, en laten ons door de sc'nooue kleuren, waarmede het liberalisme den he dendaagsclien toestand schildert, niet ver- centenaars ijzeren gewicht aan de voeten. 2o. Een vijftigponds gewicht met één arm bijna tot aan de zoldering opgooien, en het weder opvangen, 3o. Met één arm een centenaarsgewicht tien a twaalfmaal omhoog tillen en het eenmaal laten zakken, totdat de arm horizontaal uitgestrekt is, en het dan zoo houden. 4o. Het lichaam in een zwevende houding uitstrekken (dat wil zeggen, alben het hoofd en de hielen op de zittingen van twee stoelen rustende, zoodat het lichaam vrij zweeft) en het dan met gewichten beladen. Wat de oefening No. 3 betreft, waren eeuigen wel in staat het centenaarsgewicht op te tillen, maar 't gelukte niemand 't. zoo te houden. Den centennar met horizontaal uitgestrekten arm te houden gelukte niemand, zelfs niet ten naastebij. Wat No. 4 betreft, droeg de sterkste van de vijf mannen op het zwevend lichaam een gewicht van ongeveer 250 pond, en toen zakte het samen gevouwen ineen, evenals een knipmes dichtslaat, terwijl de officier zich met 300 pond liet beladen zonder zich te verwikken of te verwegen. De officier had de weddenschap dus met glans gewonnen, hetgeen des te verbazender is, omdat hij sedert het begin van November, toen hij van eene hooge brug in het water is gesprongen om iemand te redden, eenige weken zwaar ziek heeft gelegen en slechts aan de weddenschap vol deed, omdat de laatste termijn binnen korten tijd verstreken was. leiden. Iutegendeel wij achten het geraden dat er spoedig beterschap in den treurigen toe stand worde gebracht. Waarom het libera lisme loochent, 't geen door ieder rechtgeaard Christen wordt erkend? Omdat, als het li beralisme de troostelooze moreele toestan den, die zich meer en meer onder het volk vertoonen, wilde erkennen, dit natuurlijk eene zelfbeschuldiging zoude ziju, waarvoor het zich wel zal wachten. Eene eerlijke zelfbeschuldiging kan echter slechts van hem verwacht worden, die een innig berouw gevoelt. Twee eigenschappen nu houden het liberalisme af vau het berouw over zijne vele zonden. En deze eigenschappen zijn onoprechtheid en egoïsme. De Fransche regeeriug heeft een besluit van deu Purijschen gemeenteraad vernietigd, waarbij de gemeentelijke ondersteuning onthouden wordt aan de ziekenhuizen, wier dienstdoend personeel niet uitsluitend uit leeken bestaat. De heer Rouher, eertijds Minister van Napoleon III, is te Parijs overleden. De London China-Telegraph verneemt, dat de Fransche Regeeriug eene weten schappelijke expeditie naar Java zendt om er de vulkanen te bestudeeren. De Parijscke correspondent van de Stan dard verneemt, dat de overeenkomst tus- scheu De Lesseps en de Britsche scheepseige naars, betreffende het Suez-kana3l, door Engeland is goedgekeurd. De Regeerings- missive dienaangaande werd aau den Raad vau beheer voorgelegd, die, naar men verwacht, alsdan de overeenkomst zal be krachtigen. In het Pruisisch Huis van Afgevaar digden werd, bij de voortzetting der discussie over de Begrooting van Eeredienst, een uitvoerige discussie gevoerd over het leven der studenten aan de Uuiversiteiteu. Van verschillende zijden werden klachten daar omtrent aangeheven. Vooral tegen het duel, 't welk altijd nog in zwang blijft ouder de Academische jeugd, kwam men met kracht op. De conservatieve partij maakte in dit debat een jammerlijk figuur, want zij nam o. a. het duel feitelijk in bescher ming. Dr. Windthorst, de leider van het Centrum, voegde zijn stem met grooten Eenigeu tijd geleden is te Brussel een rijk man gestorven, die bijna zijn geheele vermogen naliet aan een meisje, dat hij volstrekt uiet kende. Eu waarom deed hij dat? Hij was een zonder ling man, die als een tweede Diogenes er op uitging om een eerlijk mensch te zoeken. Zijne ton was een omnibus, en zijne lantaarn een geld stuk. In den omnibus nam hij eiken dag dicht bij den conducteur plaats, en altijd betoonde hij zich zeer beleefd om hem het geld van de pas sagiers te overhandigen en wat deze aan klein geld terug ontvingen voor hen aan te nemen en het hun te geven, maar altijd deed hij daar een frank of eeu halven frank bij. Dan sloeg hij degenen, aan wie hij het overreikte, gade. Zij telden het zorgvuldig, merkten het te veel ont- vangene op en staken het in hun zak. Niemand dacht aan deu armen conducteur, wiens schraal salaris van drie franks daags zulk eeu verlies niet lijden kon. Maar eindelijk zeide een meisje: „Conducteur ge hebt mij een halve frank te veel gegeven." In verrukking volgde onze Diogenes haar naar hare woning, deed onderzoek naar haar gedrag en daar dit alleszins bevredigend was, maakte hij ziju testament te haren voordeele, hoe wel hij haar nooit had laten blijken dat haar halve frank, haar een half millioen zou opbrengen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1884 | | pagina 1