NIEUWE
Donderdag 6 Maart 1884,
9e Jaargang.
Vergoeding aan onschuldig
veroordeelden.
BUITENLAND.
No. 776.
f
HURI.MSIIIF. Fill
ABONNEMENTSPBIJ8
Per 3 maanden voor Haarlem0,85
Buiten Haarlem franco per post. 1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijut
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA HON AGITATE.
PRIJS DEB ADVERTENTIËN
Van 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers K P P E R S LAUEÏI
In onzen tijd wordt niet slechts door de
ware Christelijke Charitas, de onbaatzuch
tige liefde voor den naaste, maar ook door
de vertegenwoordigers, vereerders en aan
hangers der nieuwheidensch gekleurde meu-
scheuliefde, der >humauiteit«, zeer veel in
't werk gesteld, om het ongeluk en de
ellende, de armoede en den nood in de
wereld te weren, om zoo veel mogelijk het
veroorzaakte leed te verzachten, dat tallooze
menschen door vreemde of eigen schuld,
of door omstandigheden en toeval in hun
leven dikwijls moeten oudervinden, 't Is
daarom te onbegrijpelijker, dat de open
bare meeniug en nog meer de vertegen
woordigers van Staten en Regeeriugen zich
het lot dier ongelukkigen, welke onschuldig
veroordeeld zijn, niet hebben aangetrokken.
Dikwijls en schier iu alle landen, zoowel
in de pers als in de parlementen, is er
reeds menig ernstig en gewichtig woord ten
gunste der onschuldig veroordeelden ge
sproken geworden, tot dusverre echter nog
zonder het minste gevolg, 't Is vreemd dat
de pers niet nog in hoogere mate, dan
tot dusverre, de openbare meening op deze
wonde van ons strafrecht heelt gewezen en
tot verwezenlijking van den maar al te
gerechtvaardigden weusch aangedrongen
heeft. De sociale vragen worden immers
met zulk een kolossalen ijver en met zooveel
beslistheid behandeld, dat er behalve aan
ougevalsverzekering, zieken- en pensioens
fondsen, ook wel eens aan de schadeloos
stelling der onschuldig veroordeelden mag
gedacht wor.len; 't is eeue ernstige sociale
vraag, waarop helaasmaar al te weinig
de aandacht gevestigd wordt.
Oostenrijk echter heeft nu in deze be
langrijke quaestie aan de overige Staten
een goed voorbeeld gegeven. Eeuige dagen
geleden heelt de Oostenrijksche Rijksraad
eene wet aangenomen, welke de vergoeding
van onschuldig veroordeelden tot onderwerp
heeft. Bij de discussiën en bij de stemming
kon men eene heerlijke harmonie der ge
voelens waarnemen tusscheu de oppositie der
1 inkerzijde, de Regeeriug en de meerderheid
in den Rijksraadzij leverde het bewijs,
dat deze aangelegenheid geene partij-quaes-
is, maar algemeeen als een eisch der billijk
heid en gerechtigheid wordt beschouwd. De
vraag of de vergoedingsplicht van den Staat
aan de door zijne strafrechterlijke organen
benadeelde burgers op juristische gronden
FE U1LLETON.
Avontuur met een haai.
Alfetto, een Spaansche duiker, is onlangs, op de
kust van Noord Carolina, bij het stadje Morekead,
aan een groot levensgevaar ontsnapt.
De Atlanta, een der beste kustvaarders in die
streken, was bij een hevigen storm omgeslagen
en gezonken. De reeders sloten een contract met
eene duikennaatschappij om van de lading te redden
wat er nog bruikbaar van was, en Alfetto en
een andere duiker werden met die taak belast.
Na driemaal met goed gevolg nedergelaten te
zijn, had Alfetto bij de vierde eene verschrikke
lijke ontmoeting. Zijn makker seinde haastig om
opgehaald te worden, en toen bij in de boot was,
vertelde hij dat Alfetto door een monsterachti-
gen witten haai aangevallen en meegesleept was;
maar nauwelijks had bij uitgesproken of Alfetto
kwam op eeuigen afstand van de boot boven
water en werd bewusteloos opgenomen met
verscheidene gaten in het metalen gedeelie van
zijn duikerstoestel. Door de aangewende middelen
gelukte het de levensgeesten weder in hem op
steunt, dau of veeleer deze vergoeding als
eeue daad van vrijwillige hulp van den
Staat en dientengevolge, zoo men wil, als
een aalmoes van den Staat moet worden
beschouwd, is bij de wettelijke verordeningen
dezer zaak totaal onverschillig, 't Zou der
halve overbodig zijn, deze zijde der quaestie
hier breeder te behandelenwij meenen te
kunnen volstaan wanneer we hier verklaren
dat wij de vergoeding der onschuldig ver
oordeelden als eene op staatsrechtelijke
gronden berustende consequentie beschou
wen. Laat elke vakwetenschap deze theo
retische quaestie in al haar finesses onder
zoeken en daarover uitspraak doen, de wet
geving behoeft dit onderzoek niet af te
wachten, zij is veeleer verplicht, bestaande
misbruiken zonder dralen naar hare beste
krachten af te schaffen.
Moeilijker dan de vraag der vergoeding
van onschuldig veroordeelden eu gestraften
is de vraag of ook aan hen die onschuldig
iu voorloopig arrest genomen zijn, schade
loosstelling moet gegeven worden. Wie
eenigszins met de strafrechtspleging bekend
is, weet dat een groot gedeelte van hen, die
door de justitie vau rechtsvervolging worden
ontslagen, hunne vrijheid niet terug er
langen omdat hunne onschuld zonneklaar
o i
bewezen is, maar enkel en alleen uit ge-
gebrek aau bewijzen eu wegens niet vol
doende verdenking,eu dat juist de per
sonen, die een langdurige primitieve ge
vangenschap oudergaan, gewoonlijk dezul
ken zijn, van wier schuld de rechterlijke
macht moreel overtuigd is, zonder echter
voetstoots en in voldoende mate de bewijzen
hunner schuld te kuunen levereu. Voorde
geheele categorie van onschuldigen, die iu
primitieve gevangenschap zijn, eene alge-
meene vergoedingsplicht in te stellen, zou.
niet voldoen aan de eischen der gerechtig
heid; ook zou van zulk eene verplichting
van den Staat een schandelijk misbruik
kunnen gemaakt worden; voor schaamte-
looze menschen zou er zich eeue winst
gevende industrie uit kunuen outwikkeleu.
Wil men echter een onderscheid maken,
dezen vergoeding geven, genen niet, dan
zou zulks niet anders kunnen geschieden,
dan langs den weg eener rechterlijke uit
spraak en dergelijke uitspraken, door een
onderzoek en discussiën voorafgegaan, zou
den voor de rechterlijke macht te tijdroovend
worden. Ons oordeel is du3, dat men aau
hen, die zonder beslist resultaat uit de
gevangenschap worden ontslagen in 't al
gemeen geen vergoeding behoeft te geven,
te wekken, en den dag daarna verhaalde hij de
volgende geschiedenis:
„Zooals gij weet, waren wij voor de vierde maal
neergelaten en terwijl mijn makker in het schip
klom, waclite ik op den grond, totdat hij de
touwen had vastgemaakt om er iets uit te trekker.;
juist wilde ik seinen om opgehaald te worden
en even te rusten, toen ik boven mij een scha
duwachtige gedaante op mij af zag komen. In
een oogenblik waren alle visschen verdwenen.
Ik vermoedde geen gevaar, en daclit dat het de
schaduw van eeue voorbijvarende boot was. Maar
eensklaps werd ik door schrik bevangen; ik ge
voelde mij gedrongen om voor iets, ik wist zelf
niet wat, te vluchten; een angst had zich van
mij meester gemaakt, zooals een kind in eeue
donkere kamer gevoelt. Intussehen was de scha
duw naderbij gekomen, en maar al te duidelijk
kon ik nu den vorm onderscheiden van een haai,
en wel een van de grootste soort. Als ik toen
geseind had om opgehaald te worden, zou bet
mijn dood geweest zijn. Het eenige wat ik doen
kon was mij stil te houden totdat de haai
voorbij was. Hij lag twintig of vijf-en-twintig
voet van het schip af; zijn lijf was onbeweeglijk
en zijne vinnen roerden bet water nauwelijks aan.
Hij was op zich zelf reeds een monster, maar
doch het aan 't rechterlijk collegie, door
een wettelijke verordening daartoe bevoegd,
over te laten, bij uitzonderingiu bizondere
gevallen, als de onschuld van den beklaagde
daghelder bewezen is, eeue vergoedingssom
te kunnen toe wijzen. Vele zoogenaamde vrij-
zinnige« politici verlangen ook voor de
»onschuldig« gearresteerden in 't algemeen
en zonder uitzondering vergoeding van den
Staat, zij deuken echter niet aan de door
ons opgesomde bezwaren, waarmede voor
zeker rekening moet worden gehouden.
Het Oostenrijksche wetsontwerp heeft
dus om de groote bezwaren, deels ook uit
een beginsel van zuinigheid, dat wij echter
in dit geval onvoorwaardelijk afkeuren,
van eene regeling der laatste quaestie ge
heel eu al afgezien eu slechts aau onschuldig
veroordeelden het recht toegekend, schade
vergoeding te mogen eischen. Hoe noodzake-
O O O
lijk ook voor Oostenrijk het verordenen van
dit vergoedingsrecht voor onschuldig ver
oordeelden is, blijkt daaruit, dat in de
laatste een en twintig jaren in Oostenrijk
148 zulke veroordeelingen hebben plaats
gehad, en dat van deze ongelukkigen 70
deels eenige maanden, deels eenige jaren in
de gevangenis hebben doorgebracht.
Mocht het goede voorbeeld van Oosten
rijk voor alle overige Staten eene nieuwe
impulsie zijn, deze belangrijke quaestie ten
spoedigste wettelijk te regelen.
Het voorstel van de beeren Lövve en
Windthorst om de noodige stappen te doen
ter verkrijging eener rijkswet tot afschaffing
vaD alle Duitsche loterijen is bij het Prui
sische Huis van afgevaardigden ingediend,
om bij de derde lezing der begrooting iu
behandeling te worden genomen. Het is
door leden van de meest uiteeuloopende
partijen ouderteekend.
De interpellatie van het Kamerlid
Giart over de werkstaking der mijnwerkers
te Anzin is op Donderdag vastgesteld.
Eene der heldinnen van de anarchistische
party is, gelijk bekend, Pauline Mink,
echtgenoote van een oud-machinist, Negro
geheeteu. Voor een paar jaren werd dit
echtpaar een zoon geboren, dien de vader
aan de ruairie zijner woonplaats, Montpel-
lier, met de namen Licifer Blauqui Ver-
cingetorix wilde doen inschrijven. De amb
tenaar van den burgerlijken stand weigerde
echter, met een beroep op een decreet van
de eerste republiek, deze voornamen in te
wat hem nog verschrikkelijker maakte was, dat
het mij door de drukking van het water op mijn
hoofd toescheen alsof uit zijne oogen en zijn bek
vlammen schoten en elke beweging van zijne
vinnen en zijn staart sck en als met een vuur
werk gepaard te gaan. Ik hield mij verzekerd
dat de visch wel dertig voet lang was, en hij
was zoo dichtbij, dat ik zijne dubbele rij witte
tanden kon zien. Onwillekeurig diensde ik terug,
maar die beweging verried mij. Ik zag zijne
glinsterende oogen op mij gevestigd; zijn staart
trilde, terwijl hij als een lichtstraal op mij toe
schoot. Ik deinsde nog meer terug. Ik zag hoe
de haai zich met open bek op zijde draaide en zich
gereed maakte om naar mij te happen. Hij schoot
mij voorbij en had mij gemist, maar slechts voor
een oogenblik. Een slag van zijn sterken staart
had mij voorover geworpen. Ik zag hem omkeeren
en weer op mij toeschieten. Aan ontkomen was
niet te deuken. Zijne kaken openden zich en de
lange en blinkende tanden knarsten op mijn
metalen harnas. Hij had mij gegrepen en zou
mij in tweeën gebeten hebben als mijne borst
plaat mij niet beschermd had. Nu sleepte hij mij
door het water, en bij eiken slag van zijn staart
voelde ik hem vooruitspringen. Als ik geen
koperen helm had op gehad zou mijn hoofd mij
schrijven, en de vader weigerde andere aan
te geven. Daardoor verzuimde deze laatste
den termijn, voor de aangifte van een kind
bij de wet gesteld; hij werd tot boete ver
oordeeld, maar de jeugdige Lucifer maakte
eeu einde aan het conflict, door van het
wereldtooneel te verdwijnen. Dezer dagen
nu is er weder een jonge spruit uit dit
huwelijk geboren, eu het echtpaar blijkt
zijne excentrieke opvattingen omtrent de
voornamen nog te hebben, daar de vader
den tweeden zoon met de namen aangaf:
Spartacus Blanqui Revolution. De ambte
naar weigerde opnieuw deze aangifte aan
te nemen, zoodat de jeugdige Spartacus
nog niet ouder de Fransche staatsburgers
is opgenomen. De vader heeft zich per
brief bij den Minister van justitie beklaagd
over de weigering van den ambtenaar van
den burgerlijken stand, eu daarin o. a. ge
schreven: Deze namen hebben in mijne
oogen niets buitengewoons; zij drukken den
strijd uit der slaven en ellendigen, en de
laatste hoop der verdrukten. Nu er kin
deren genoemd worden Patience, Constance,
Clémence enz. waarom zou dau ook de
naam niet gegeven kunnen worden vau
Revolution, welke niets anders is dan de
vooruitgang van het menschdom gecon
denseerd?*
In afwachting van het antwoord van den
Minister op deze vraag, zal waarschijnlijk
vader Negro wegens verzuim van aangifte
weder tot eeue boete veroordeeld moeten
worden.
De bevelhebber der Engelsche Soudan-
expeditie, Generaal Graham, heeft inderdaad
Zaterdag aan den vijand slag geleverd.
Toen de afgezonden parlementair terug
kwam zonder antwoord, besloot Graham
Zaterdagmorgen tot oprukken en deed zulks
met 3000 man infanterie, 750 cavaleristen,
zes mitrailleuses en 8 kanonnen van klein
kaliber. Hij vond de opstandelingen ver
schanst te El Teb met Krupp-kauonnen.
De Eugelscken vielen den vijand aan en
namen na een gevecht de verschansingen in,
waar zij zich meester maakten van vier
Krupp-kanonneu, drie andere stukken ge
schut en eeue hoeveelheid ammunitie.
Het gevecht duurde drie uren en de vijand
bood een harduekkigeu en wanhopenden te
genstand. Zijne getalsterkte wordt op 10,000
man geschat.Zijne verliezen zijn zeer ernstig.
Er werden 900 lijken in de verschansingen
gevonden. Voorts brachten ook de operatiën
der cavalerie htm verliezeu toe. Het verlies
der Engelschen bedraagt 28 dooden en 142
van den romp gerukt zijn, zoo snel trok hij mij
door het water. Ik was volkomen bij mijn be
wustzijn, maar angst gevoelde ik niet. Ik had
alleen een gevoel van dofheid, en dacht hoe lang
het duren zou eer die tanden doorbeten, en of
zij het eerst iu mijn rug of in mijne borst zouden
dringen. Toen kwam de gedachte aan God, aan
vrouw en kind bij mij op, en de vraag wie voor beide
laatstgenoemden zou zorgen er. of zij wel ooit zouden
weten wat er van mij geworden was.Ditalles speelde
mij in een oogenblik door den geest; maar intus-
chen was de verbindings-Iuchtbuis doorgebeten,
't was lsof mijn hoofd bersten zou en gedurig knar
sten de tanden van het monster op miju harnas.
Toen voelde ik het koude water borrelend
naar binnen vloeien, terwijl de lucht iu den bek
van het dier ontsnapte. Ik begon kanonschoten
te hooren, vuurwerk te zien, en regenbogen en
zonneschijn en allerlei moois. Toen dacht ik dat
ik op eene rooskleurige zomerwolk zweefde en
bij het geluid van liefelijke muziek droomde.
Daarna werd alles donker en ledig. De haai had
mij nu op zijn gemak kunnen verslinden zonder
dat ik er iets van geweten zou hebben; stel u dus
mijne verbazing voor, toen ik hier aau boord de
oogen opende en u om mij heen zag. Ja, ik dacht
dat ik dood en verslonden was.