NIEUWE
Zondag 9 Maart 1884
9e Jaargang.
Artikel 194 der Grondwet.
No. 777.
Het onrecht hersteld.
HlARIEIHSCUE (BUUT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Buiten Haarlem franco per post.
Afzonderlijke Nummers
1 0,85
1
0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
riENDiU
AG-ITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant,
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers K P P E R S LAUREY.
Het rapport der Grondwet-Commissie is
jl. Zaterdag verschenen.
Onze lezers zullen beseffendat het bui
ten de grenzen valt van een blad als het
onze, dat over een beperkte ruimte te
beschikken heeftom in uitvoerige mede-
deelingen omtrent den arbeid der Commissie
te treden. Wij zullen dan ook voor heden
ons tot een enkel gewichtig punt bepalen.
Wellicht beseft men reeds op welk belang
wij het oog hebben, wijl, naar onze op
vatting één volksbelang in deze dagen in
beteekenis alle andere belangen te boven
gaat. Dat wij hier denken aan de zaak
van het lager onderwijs, zullen wij bijkans
wel niet behoeven te verzekeren.
Voor wij over dat onderwerp enkele op
merkingen in 't midden brengen, kunnen
wij een paar algemeene overwegingen met
de Grondwetsherziening in verbandniet
achterwege houden.
Er is geschied hetgeen vermoed kon
worden; eenstemmigheid bleekal werd ook
een meerderheid verkregen niet te kunnen
worden bereikt. En nu is het verschijnsel
zeer merkwaardigdat vooral de eischen
van hen, die men gewoon is tot de ker
kelijke partijen te brengenjuist op het
zeer aangelegen punt van het lager on
derwijs bij de meerderheid der Commissie
geen ingang konden vinden. Men begrijpt
zeer gemakkelijkdat deze omstandigheid
als een voorspelling kan worden beschouwd
voor het weinig succes 't welk een even
tueel voorstel tot Grondwetswijziging, uit
gaande van de Regeering hebben zou,
wanneer het even weinig als de conclusie
van de meerderheid der Commissie, reke
ning hield met hetgeen door de voorstan
ders van het onderwijs wordt verlangd.
Het rapport van de meerderheid der
Commissie doet ook nog zien hoe gevaar
lijk het is om tot het wijzigen der Grond
wet over te gaan.
Wij meenden altijd dat de Commissie
was ingesteld om enkelezeer noodige wij
zigingen in de Grondwet te ontwerpen.
Als men nu echter den arbeid der Com
missie overziet, dan ontwaart men, dat
men schier alles heeft ten onderst boven
gehaald en dus veel verder is gegaan dan
algemeen werd verwacht.
Eerlijk moeten wij dan ook erkennen,
dat het rapport der Commissie, verge
leken met de zes nota's door leden der
FEUILLETON.
De lepel van Karei den Groote.
Reizigers zullen op den spoortrein van Frank
fort naar München vermoedelijk niet stilhouden
te Kahl, een klein slation, vanwaar men zich
naar Seligensladt zou kunnen begeven. Toch is
het wel een bezoek waard, al vermeldt Baedeker
ook niets van dit plaatsje dan dat het vierduizend
inwoners telt. Men vindt daar een merkwaardigen
Dom in oud-Romaansclien si ijl, welke uit Karel's
tijd dagteekent, en waarin de sierlijke sarcephaag,
die het stoffelijk overschot zijner Emma en haren
echtgenoot Eginhard, bevat.
Maar het stadje bewaart ook nog een andere
curiositeit. De waard „lm Riesen" zal u dadelijk
uitnoodigen om uit den lepel van Karei den Groote
te drinken, welke lepel in vorm en omvang
aan een oude citer doet denken, en welks holte
minstens een flesch wijn kan bevatten. Aan 't
einde van den steel, die uitmunt door keurig snij
werk, is een massieve houten ketting bevestigd,
die den drinker om den hals wordt gelegd en
zoodra gij dit gedaan hebt, legt de waard u een
boek voor, waarin ge uw naam schrijft. Deze
naamlijst is reeds eeuwen oud.
Commissie, als toelichting van hun afwij
kende zienswijzenten aanzien van on
derdeden der voorstellen van de meer
derheid aan het rapport toegevoegdop
ons een indruk heeft gemaaktdie ons
versterkte in ons gevoelendat Grond
wetsherzieningvan een zooveel omvat-
tenden aard, als de Commissie thans wil,
niet op den weg ligt van de wenschen
der overgroote meerderheid van het volk.
Thans komen wij tot het onderwijspuut
terug.
De Commissie maakt er zich nog al
gemakkelijk van af. Wij herinneren hier
nog eens uitdrukkelijk dat onder Commis
sie moet worden verstaan hare meerder
heid. Door die meerderheid der Commissie
wordt in de algemeene omschrijving van
haar resultaten het volgende gezegd no
pens de quaestie die ons thans bezighoudt:
Zeker zou het ons een aangename vol
doening geweest zijnindien een middel
had kunnen worden gevonden om de op
lossing van den strijd over het lager on
derwijs te bevorderen. Geen der daarom
trent in den boezem onzer Commissie ge
dane voorstellen vond echter genoegzamen
weerklank. Lag de schuld van deze uit
komst gedeeltelijk in die voorstellen zei
ven voor een ander deel toch ook in het
zeer verschillend standpunt, dat bij de
beoordeeling van art. 194 der Grondwet
werd ingenomen. Naar het gevoelen van
sommigen zou het waarborgen van enkele
voordeelen aan het bizonder onderwijs (en
daartoe moest men zich in elk geval be
palen om het voorstel aannemelijk te ma
ken voor de meerderheid) geheel onvol
doende zijn om een strijd te beslechten
waarvan de oorzaken veel te diep lagen
om aldus door kleine concessiën te worden
weggenomen. Volgens anderen, die betere
verwachtingen koesterden van 't geen de
wetgever tot bevrediging der gemoederen
kan bijdragen, moet die bevrediging echter
worden gezocht in de wet op het lager
onderwijs zelve, en niet in de Grondwet,
omdat artikel 194 ruimte genoeg overlaat,
zelfs voor veel meer concessiën dan waar
van nu sprake zou kunnen zijn. Immers
het gebod dat overal in het Rijk van
overheidswege voldoend openbaar lager
onderwijs worde verstrekt (en alleen dit
gedeelte van het grondwettig voorschrift
heeft aanstoot gegeven) zou alleen dan
bedenkelijk worden indien daaruit volg
de dat op elke bewoonde plaats een
Volgens de overlevering, zou Keizer Karei met
dezen lepel bij zijue dochter gegeten hebben.
Toen eens te Greenwich, zooals dat bij de
sluiting der Parlementszittingen gebruikelijk was
en nog is, het ministeriëele vischdiner zou ge
geven worden, wandelde de premier Palmerston
aan den arm van Gladstone, op het diner wach
tend, tusschen het hotel en het beroemde Green
wich-hospitaal, het invalidenhuis der zeelieden,
heen en weder. Op een der banken aan den
oever van de Theems za'en verscheidene oude
invaliden, die telkenmale, zoo vaak de „oude
Pam" hen voorbijging, opstonden en eerbiedig
groetten. Spoedig viel het den ouden Lord op,
dat een der oude soldaten, die toch ook gezonde
heenen had, telkens zitten bleef en hi m niet
alleen niet groette, maar het gezicht opzettelijk
afwendde, om hem dan weldra met woedende
blikken na te zien. „De man", zeide Palmerston
tot Gladstone, „heeft iets tegen mij; wij willen
onderzoeken wat het is." Hij bleef plotseling
voor hem staan en sprak hem op den hartelijk—
sten toon dus aan. „Oude teerhuis, wat heb ik
je gedaan, dat je zulke woedende blikken r.aar
mij schiet, alsof ik een Fransch fregat was?"
De oude matroos echter, niet in het minst ge-
openbare lagere school aanwezig be
hoort te zijn, onverschillig of daaraan be
hoefte bestaat of niet. Maar de bedoeling
is blijkbaar anders en wordt dan ook in
de practijk anders opgevat. Zoo het open
baar gezag slechts in het geheele Rijk,
naarmate der behoefte, van zijnentwege
lager onderwijs verstrektzoodat ieder voor
wien men het verlangt dit ter bekwamer
plaatse kunne genietenwordt aan het
gebod der Grondwet voldaan. De twee mee
ningen hier aangestipt, liepen wijd uiteen,
maar kwamen toch weder in dit punt
samen dat beide aan een wijziging van
artikel 194 der Grondwet öf geen öt al
thans slechts een zeer ondergeschikte waarde
moesten toekennen.
En dit is nu alles wat de Commissie van
de allerbelangrijkste onderwijs-quaestie
meent te moeten zeggen.
De heer Van Nispen heeft terecht, in
de allergewichtigste nota, welke hij, gebruik
makende van de bevoegdheid den leden
toegekend, aan het rapport toevoegde,
tegen het onderwijs-standpuut van de meer
derheid der Commissie geprotesteerd. De
lieer Van Nispen wil wel een herziening
van artikel 194 der Grondwet; hij deed
zelfs twee proeven van wijziging van dat
artikel der Commissie aan de hand, doch
zij vonden geen genoegzamen bijval. Aan
de toelichting van zijn meening ontleenen
wij de volgende zinsneden: Opvoeding en
onderwijs zijn (het is overvloedig betoogd)
een natuurlijke plicht en een natuurlijk
recht der ouders. De Staat behoort zich
daarmede naar de overtuiging van den on-
dergeteekende niet te bemoeien, dan voor
zoo ver de ouders het wenschen; zijn de
ouders buiten staat zich van hun plicht
te kwijten, de maatschappij en de Staat
behooren te hulp te komen, evenals dat
geschiedt bij leniging der armoede. Omtrent
de wijze van opvoeden is de Staat, zoowel als
in zake van Godsdienst,zelfs buiten de moge
lijkheid een geldige eigen zienswijze tehebben;
veelmin is hij bevoegd zoodanige zienswijze
aan iemand op te dringen. De zienswijze
van den modernen Staat wisselt met de
Regeeriug en de meerderheid voortdurend.
Hij moet eenvoudig het recht der ouders
eerbiedigen. Om deze en andere redenen
zijn alin. 1 en 3 van artikel 194 volkomen
in strijd met goede beginselen. Zij zijn
een uitvloeisel der leer van Staatsalmacht
en Staatsvoorzienigheid, uitgevonden ter
vervanging van den Godsdienst, dien men
troffen door de vriendelijkheid van den grooten
Lord, stond verontwaardigd, keerde hem den
rug toe en zeilde, zoo snel hij kon, naar het
hospitaal terug. De premier, dien echter de
geheele oppositie niet zoo licht in verlegenheid
bracht, stond nu verbluft en vroeg aan de
achtergebleven collega's van den vertoornde:
„Wat scheelt den oude; heb ik hem iets
misdaan?"
„Ja," antwoordde een der invaliden, „zeker
heeft hij iets tegen uwe lordschap. Hij kan den
naam van uwe lordschap niet hooren noemen,
want gij hebt hem eens een groot onrecht aange
daan." Ik! en wanneer?" „Nu het zal
ongeveer vijftig jaar geleden zijn." „Vijftig
jaar?" riep Palmerston, „nu dat moet toch zeker
een groot onrecht zijn, als de man het zoolang
onthoudt."
„Uw lordschap," ging de zeeman voort, „was
toen de jongste lord der admiraliteit Dat is
bepaald vijftig jaar geleden."
„De man, verhaalde de zeeman, „sloeg zich
te Texel met nog vijf andere vrijwilligers in een
sloep door de Fransch-Nederlandsche vloot: het
was een heldendaad, waardoor een driedekker
van Hare Majesteit gered werd, die anders af
gesneden zou zijn.
Drie van die lieden werden met levenslang
verloren beeft. De alin. 2 en 4 en het
geheele artikel (anderen hebbeD het dikwerf
aangetoond) worden tegenwoordig zóó uit
gelegd, dat de Staat en de Gemeenten
onder den geldelijken last bezwijken zóó
uitgelegd, dat de Staatsschool, met het geld
van allen bekostigd, slechts één partij, de
anti-godsdieustige, bevredigt, en te recht
de moderne secte-school genoemd wordt;
zóó uitgelegd, dat die school het ongeloof
tot groot nadeel van den Staat zeiven,
krachtig in de hand werkt; zóó uitgelegd
dat de grondwettige vrijheid van onderwijs
door onredelijke examens en weinig loyale
concurrentie der, voor de leerlingen geheel
of bijna kostelooze Staatsschool ernstig
wordt verkort; zóó uitgelegd eindelijk, dat
de ouders, die voor het eeuwig heil hunner
kinderen bezorgd zijn, eerst die hoogst
kostbare Staatsschool moeten helpen be
talen, eer zij er aan kunnen denken zich
met zware opofferingen en geheel op eigen
kosten een betere te verschaffen. Waar
één enkele partij (gelijk feitelijk waar is)
ten koste van allen en met uitsluiting van
alle anderen geldelijk wordt gesteund
daar is het uit met het goede recht en
vooral met de gelijkheid van recht voor
allen, zoo krachtig door de Grondwet ge
wild. Opmerkelijk en zorgwekkend tevens
is de dagelijkscke ondervinding, dat de
kennis van het Christendom en van de gewijde
geschiedenis sedert 1857 bij de bevolking
sterk is achteruitgegaan en niet zonder
reden wordt dat toegeschreven aan de zoo
genaamde neutrale school.»
De zienswijze van den heer Van Nispen
drukt onze zienswijze volkomen uit, en het
is ons daarom een waar genoegen, dat
zijn gevoelen instemming vond bij de anti-
revolutionnaire leden der Commissie. Met
den heer Van Nispen gelooven ook wij,
dat de meerderheid der Commissie dwaalt
als zij meent, dat de zaak te redden is
met een betere uitlegging van artikel 194
der Grondwet. De mogelijkheid van betere
uitlegging baat niet tegen den verklaarden
onwil der schoolwet-party, die al gaat zij
achteruit, nog steeds het land beheerschen
blijft.
Wanneer de Grondwet herzien wordt
(zegt de heer Van Nispen, en wij zeggen
't hem na) behoort de schoolwet-partij,
door wijziging van artikel 194, tot goeden
wil te worden genoodzaakt en tevens ge
noemde bepaling met de goede beginselen
in overeenstemming te worden gebracht.
pensioen beloond, drie ontvingen niets, daar
het voor de Admiraliteit te veel was allen te be-
loonen en dat geschiedde indertijd door uwe
lordschap."
„En de oude daarbinnen, vroeg Palmerston,
is een van hen, die met niets afgescheept wer-
deu?"
„Zoo is het."
„Heeft men niet genoeg aan de zonden, die
men kent" riep de lord; „moet men ook rog
onbekende gedurende een halve eeuw mede-
sleepen?"
Hij liet zich daarop nauwkeurig inlichten om
trent den raam enz. van den misdeelde en ging
toen aau het diner.
Reeds den volgenden morgen ontving de oude
matroos een zeer hartelijken brief, in welken de
machtigste man van Engeland het „ik heb
gezondigd" uitsprak en den ouden zeerob, onder
verwijzing naar zijn hoogen ouderdom, om ver
giffenis bad.
Een groote geldsom begeleidde den brief, die
het pensioen met 50-jarige rente vervangen moest.
De invaliden te Greenwich hadden het dien
dag goed en vele grocstemmen hieven een „vivat"
aan ter eere van den ouden Pam.