NIEUWE
No. 810.
Donderdag 3 Juli 1884
9e Jaargang.
Eene zaak van groot belang.
BUITEN LAND
RAARUMStfll COURIÏT.
ABONBEMENTSPB IJS
Per 3 maanden voor Haarlem0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,
Voor het Buitenland 1,50
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en Z A TER, DAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGHTE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag-
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
't Is eene overoude waarheid, dat de
mensch bestaat uit ziel en lichaam. Nu,
zal menigeen denken, dat weten we reeds
lang, dat is voor ons niets nieuws. Houd
u bedaard, geachte lezer, juist de oudste
en meest bekende waarheden worden vaak
het miust behartigd, 't Kan dus geen kwaad
als we nog eens herhalende mensch be
staat uit ziel en lichaam en die zich zelf
of anderen opvoeden wil, moet voor beide
deelen, voor de ziel en voor het lichaam,
goede zorg dragen.
Doe ik dat dan niet? zegt een voor
barig lezer. Wat UEdele doet weten we
niet, maar het is een feit dat velen het
verband van ziel en lichaam al zeer weinig
achten.
Daar zijn menschendie slechts voor
het lichaam zorgen; immers de tafelschuimers
zijn op aarde zeer talrijk vertegenwoordigd.
Wij zijn der meening toegedaan dat niet
een onzer lezevs tot die cadaver-menscken
behoort; wij kunnen dus dat volkje gerust
buiten onze beschouwing laten.
Maar, nu zijn er ook menschen, die alleen
voor den geest en de ziel,niet voor het lichaam
zorgen en wie weet zijn er zulke idealisten
ook niet onder onze lezers of lezeressen.
't Is waar, de ziel met hare geestelijke
en zedelijke krachtenstaat oneindig hooger
dan het lichaam, maar mag men daarom
de zorg voor 't laatstgenoemde veronacht
zamen God heeft gewild, dat in dit onder-
maansche onze ziel verbonden zij met het
lichaam. De dood slechts scheidt ze tijdelijk.
Tot de komst van vriend Hein blijven beide
in wederzijasche werking, d. w. z. de geest
oefent invloed uit op het lichaam en om
gekeerd oefent het lichaam invloed uit op
den geest. Zij moeten elkander verdragen,
en de verstandige mensch moet dus toezien,
op welke wijze eene draaglijke harmonie
tusschen ziel en lichaam kan worden in 't
leven geroepen.
Wij zeggen, eene draaglijke harmonie,
want vrede is er nooit. Het lichaam streeft
naar het aardsche, de ziel naar het hemel-
sche. Zij strijden en worstelen met elkander
en daarbij moet men dan zorg dragen dat
de ziel de baas in huis blijft; het lichaam
moet noodzakelijkerwijs onder hare pan
toffel komen.
FEUILLETON.
Een gevaarlijke tocht.
Een lid van de Duitsche en Oostenrijksclie
Alpenclub, deelt het volgende mede:
In het zoo even verschenen nummer van ons
tijdschrift geeft eene dame mevr. Hermine
Tauscher-Geduly, uit Pressburg eene beschrij
ving van een bijna ongelooflijken tocht, dien zij,
19 Augustus 1883, met haren echtgenoot en drie
gidsen heeft gedaan. Het gold de beklimming
van den Trafoier IJswaud, een der steilste
rotsen in het Ortlergebergte, en wel van de
noordzijde. Slechts eenmaal, 29 Juli 1872, was
deze toer volbracht, en wel door Th. Harpprecht
met den gids Peter Danzl. Alle volgende AIpbe—
stijg ers waren door de bijna onoverkomelijke
nroeielijkheden er van afgeschrikt.
Toch waagde de moedige dame den tocht.
Den geheelen zomer hadden zij ongunstig weder
gehad, en waren telkens in het uitvoeren van
uitstapjes in het hooggebergte verhinderd. Deu
18den waarschuwden hen twee gidsen, dat, in
dien immer, thans de ijswand te bestijgen zou
zijn. Men aanvaardde in den namiddag, zeven
personen sterk, dr. Tauscher en zijne vrouw, drie
gidsen en twee dragers, vol blijde hoop den
marsch. Na een nachtverblijf in de open lucht,
op een bed van Alpenrozen, in den prachtigsten
maneschijn, keerden de dragers terug en brak de
kleine karavaan om half vier op; na een tocht
van vijf uur, over sneeuw- en ijsvelden, door de
Nu zijn er groote, heilige menschen, die
huu lichaam geheel en al onder de heer
schappij vau den geest gebracht hebben,
b. v. de vrome Monniken, die bij de grootste
ontberingen in de grootste vreugde en frisch-
heid des geestes leven. Maar wij hebben
allen geen roeping tot het Monnikenleven,
wij zijn voor het meerendeel menschen, die
al genoeg te doen hebben, als we in den
strijd tusschen ziel en lichaam de tien ge
boden goed in acht nemen.
De quaestie is nu maar wat is voor ons
beter, een gezond of een ziek lichaam
Men begrijpe ons wel, onder ziekte verstaan
we niet slechts de bedlegerigheid, maar ook
alle verzwakkingen der gezondheid en ar
beidskracht, allerlei sleepende ziekelijkheid,
hoofdzakelijk die loomheid en prikkelbaar
heid, die zenuwachtigheid, welke in onzen
tijd zoo algemeen in de mode is, want de
zenuwen hebben het thans hard te verant
woorden; alles wordt tegenwoordig geboekt
op 't folio der zenuwachtigheid. Ouder een
gezond lichaam, men neme er goede nota
van, verstaan we niet zwaarlijvigheid maar
een soliden, keruachtigen, pittigen en tot
arbeid geschikten toestand van het lichaam.
Men heeft wel eens beweerd dat een ge
zond lichaam de ziel meer tot zonden aauzet,
dan eeu zwak. Dat is echter feitelijk niet
waar. Hoe gezonder het lichaam is, hoe
minder lastig zal het voor de ziel zijn;
juist de zieke, zenuwachtige toestand ver
oorzaakt de meeste bekoringen, ontwikkelt
de meeste hartstochten alstoorn, afgunst,
twist en tweedracht, luiheid, onzedelijkheid
enz. Daar hebben we b. v. de Trappisten
deze eerbiedwaardige mannen zijn nooit van
zins hun lichaam ziek te maken. Integen
deel zij zijn bij hunne verharding en natuur
lijkeu levenswandel hoogst gezond en voelen
zich lichamelijk vrij en frisch. En dat willen
zij juist, opdat het lichaam de ziel niet
tot last verstrekke. Dus reeds de zedelijk
heid gebiedt ons, het lichaam te brengen
in een middenweg tusschen verslapping en
al te groote weelderigheid, en dezen midden
weg nu noemt men gezondheid. Een over
verzadigd, vertroeteld lichaam is even goed
ziek als een uitgehongerde, overwerkte
corpus.
De gezondheid wordt ook door de orde
ning der natuur, d. w. z. door Gods wil
schrijfster een zorgeloos slenteren genoemd, be
reikten zij om kwart over negen den voet van
den eigenlijken ijswand. Hier eerst begonnen de
moeielijkheden. Twee gidsen bonden elk een der
reizigers door middel van een lang touw aan zich
vast en de derde bleef vrijom dan hier, dan
ginds de behulpzame hand te bieden.
De berg, die beklommen moest worden, is, in
den letterlijken zin, een wand, bijna loodrecht,
van ijs. Er loopt alleen, in schuinsclie richting,
eene soort van rib langs, blijkbaar de eenige weg
om naar boven te komen. Doch welk een weg!
Pas voor pas moesten er in het ijs treden ge
houwen worden. Maar treden alleen was niet vol
doende. Ook steunpunten, waarin de hand der
bestijgers ingrijpen kon, waren er noodig. De
drie gidsen waren beurtelings vooraan, om el
kander bij dien vermoeienden arbeid af te lossen.
Hun werk ging zóó zeker, de door h n ge
houwen treden leverden den voeten der toe
risten een zóó vast standpunt, dat de gelieele
onderneming hun langzamerhand het voorko
men van eene wel is waar vermetele, maar toch
goed berekende daad scheen aan te nemen. Er,
toch hing het welslagen er van slechts van de
vastheid van ijs en sneeuw af. Deze was echter
zeer wel op de rekening geplaatst; de zon toch
staat reeds in 't zenith, e::r zij voor den Trafoyer
ijswand opgaat en kan dus hier weinig kracht
op uitoefenen. Het laatste kleine gedeelte ging
over het koepelvormig gewelfde firnveld en dan,
trede voor trede, over den naar beide zijden
loodrecht afvalleiulen kam, de „Grot", to'dat
geëischt. God heeft ons de wondervol ge
organiseerde ledematen gegeven, om ze op
verstandige wijze te gebruiken. Dit kunnen
wij echter dan eerst, als we alle organen
in goeden staat houden. Daartoe wordt
echter vereischt, dat wij al te groote in
spanning en lediggang, gebrek en overmaat
zorgvuldig vermijden.
't Is dus een heilige plicht jegens God
en ouszelven, dat wij ons lichaam gezond,
d. w. z. in den waren zin gezond houden.
En nu ga eeu ieder eens bij ziclizelven
na of hij niet menigmaal lichtzinnig tegen
zijne gezondheid zondigt, of zich niet aan
de gezondheid van anderen vergrijpt. Gij
zult niet dooden, d. w. z. gij zult geen
mensehelijk lichaam verdelgen, noch het
uwe, noch dat van eeu andere.
De grootste plicht rust op de ouders en
opvoeders. Zij moeteu op de eerste plaats
voor de zielen der kinderen zorgen, maar
zij moeten ook met alle nauwgezetheid voor
de lichamelijke ontwikkeling der kinderen
waken. Zij moeten steeds voor oogeu hebben,
hetgeen wij reeds mededeeldendat eene
ziel in een ziekelijk lichaam aan veel meer
gevaren is blootgesteld en veel minder ver
richten kan voor de eer van God en het
welzijn der menschheid.
Wordt hieraan steeds gedacht? Immers
neen! De ouders zondigen, die hunne kin
deren lichamelijk laten verwaarloozen of
hen dwingen een arbeid te verrichten, die
te zwaar en dus gevaarlijk voor de gezond
heid is. Maar ook de zoogenaamde betere
standen zondigen, omdat zij hunne kinderen
zoo veel wijsheid en wetenschap in den geest
pompendat het lichaam er de tering
van krijgt. Slot volgt.)
In de vergaderingdie eergisteren te
Antwerpen is gehouden tot het stellen van
candidaten voor den Senaat, heeft de heer
Jacobs, Minister van binneulandsche zaken,
verklaard, dat het Gouvernement geen be
lasting op granen zal voorstellen. Het pro
gramma van het Kabinet zal bevatten
schoolhervorming, hervorming van het kies
stelsel, gemeentelijke en provinciale vrijheid.
Er is in Parijs ernstig sprake van
eene verdaging van het Nationale feest van
O O
14 Juli wegens de cholera-gevaren, die uit
over half twaalf een jubelkreet aan allen die het
hooren konden, verkondigde, dat het koene spel
schitterend gewonnen was.
Edoch, de komende uren, zouden bewijzen,
dat er te vroeg gejubeld was. Het dalen bleek
nog mceielijker dan en even gevaarlijk te zijn
als het klimmen. Een der gidsen ging, zonder
aan de overigen vastgebonden te zijn, voorop,
om, door liet houwen van treden en het weg
ruimen van brokkelig ijs, voor het gezelschap
een veilig pad te bereiden; doen toen hij hier
drie ureu me Ie h-zig was geweest en men langs
het door hem gehouwen pad afdalen wilde, bleek
dit pad, dat aan de zuidzijde veel meer van den
zonnegloed te lijden had gehad, zot oabetrouw -
baar te zijn, dat men weder naar den top zich moest
begeven om een andereu weg te zoeken.
En men vond er een, weinige vademen bene
den den kam: doch 't was ook een pad, dat
gehouwen worden moest, en dat bij eiken mis
tred het gehede gezdschap met onmiddellijken
dood bedreigde. Het is eenvoudig niet te be
schrijven, hoe deze tocht volvoerd werd. N a
een worstelen van drie uren werd eindelijk heels -
huids het Cristallo-ijsveld bereikt. De marsch
hierover kwam aan allen als eene rust voor,
doch duurde slechts kort. Men besloot overliet
Madatschjoch den tocht voort te zetten. Op de
pashaogten aangekomen blikten de toeristen
echter plotseling in een loodrechten afgrond. Men
stelle zich hun schrik voor! Aan omkeeren viel
niet te deuken en vooruitgaan scheen eene on
mogelijkheid. Wanhopig liep een der gidsen rond.
eene al te groote opeeuhooping van men
schen zouden kunnen ontstaan. Te Marseille,
weet men, zijn ook al een paar gevallen
voorgekomen. Een der overledenen was
trouwens iemand uit Toulou. Sedert Zaterdag
avond tot Zondagmiddag 12 uur stierven
te Toulon vier personen aan de ziekte.
Volgens Le Temps ontstond te Toulon de
ziekte door bet gebruik van onrijpe abri
kozen die, door den storm afgewaaid, bij
massa's en zeer goedkoop verkocht werden.
Intusscheu neemt men aan de stations
allerlei buitengewone voorzorgsmaatregelen.
Aan bet station van den Parijs-Lyon-
Middellaudscke zee-spoorweg, te Cannes o. a-
is een desinfectie-kamer ingericht. Al de
van Toulou komende reizigers moeten daar
10 minuten doorbrengen in een atmosfeer
van terpentijn- teer- en andere ontsmet
tende dampen. De bagage wordt mede ont
smet en blijft gedurende dien tijd in een
met zwavelzuur gedrenkten goederenwagen
staan.
De onderhandelingen tusschen graaf
Bylaudt en het Engelsche Gouvernement,
over de Niseroworden voortgezet. Op bevel
der Admiraliteit is het oorlogschip Pegasus
Vrijdag uit Singapore naar Atchiu ver
trokken, om levensmiddelen en kleeding-
stukken voor de overlevende schepelingen
der Nisero over te brengen.
In het Lagerhuis heeft lord Fitzmau-
rice, in antwoord aan den heer Storey,
gezegd, dat de gouverneur der bezittingen
aan de Straat van Malakka ouder dag-
teekening van 27 Juui bericht heeft ge-
zouden, dat er volgens brieven van 26 Mei
drie man van de bemanning der Nisero
zijn overleden. Het schijnt dat er onder die
gevangenen eene ziekte is uitgebroken van
zoodanigen aard als cholera. De nog leven
den zijn ziek. Het departement van buiteu-
landsche zaken betreurt diep deze sterfge
vallen en rekent zich verplicht, alles voor
de bevrijding der manschappen in het werk
te stellen. Dit is thans eeu onderwerp van
drukke onderhandeling met de Nederlaud-
sche Regeering, doch daaromtrent kon voor
alsnog geen nadere mededeeling worden
gedaan, doordien de onderhandelingen van
vertrouwelijken aard zijn. Na deze ver
klaring heeft de heer Storey eene nadere
vraag aangekondigd.
Eindelijk vond hij eene plek, waar eene lawine
was nedergestort. De sneeuw lag in de diepte
nog vrij hoog. Daar langs kon men afdalen. Het
kon als alles goed ging. Hij liet zich aan
de overigen vastbinden, thans allen aan één
touw, beurt om beurt, gids en toerist, en zoo
daalde hij af. Met het gezicht naar den wand
gekeeld sloeg hij, half staande, half zwevende,
gaten in de vastgevroren sneeuw voor handen
en voeten, en vermaande voortdurend degenen
die boven hem volgden, terwijl hij zelf uiterlijk
dood kalm scheen„langzaam 1 De voeten vast
neerzetten en ook met de vingers toegrijpen 1"
Na een half uur stonden zij aan een dwars-
spleet, die met sneeuw eener lawine gevuld was.
Thans waren de moeiten en bezwaren voorbij
lustig gleed men in snelle vaart over het laatste
gedeelte der lawine heen, dat waaiervormig op
den gletscher uitliep.
De Madatschgletscher bood verder geene be
zwaren. Van de touwen bevrijd, verstrooide zich
de karavaan, om elk voor zich den gemakke-
lijksten weg te zoeken. De dalen lagen reeds diep
in de schaduw, toen de koene reizigers nog
door een overheerlijk Alpengloeien voor de
doorgestane moeite beloond werden. Ze zagen aan
den overkant, nabij de plek waar zij hun nacht
leger genomen hadden, een brandend rood. Het
bleek de gloed der zon op het kristallen ijsveld
te zijn. „Zoo heb ik zelf 't nog nooit gezien", zei
een der gidsen. Weldra bereikten zij Franzens-
hóhe, van waar een wagen het moede gezel
schap naar Trafoi terugbracht,