NI EU W E
No. 817.
Zondag 27 Juli 1884,
9e Jaargang
Waar 't kwaad schuilt.
It i: IT K I, A ,N 11.
30 Cents.
Voorzorgen bij on weder.
HAAMMSCMC0VR1IT.
ABONHEMENTSBBUS
Per 3 maanden voor Haarlem r
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het Buitenland
Afzsnderlijke Nummers
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUEEAU: St. Jansstraat Haarlem.
0.85
1,-
1,50
0,06
PB.IJS DEK ADVEB-TENTIËN
CTgBpWR:yn, U
AGXTE MA NOU AGITATE.
Van 16 regels
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Adverteutiën worden uiterlijk Dinsdag- en V r ij d a g-
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KUPPEES LAUREÏ.
De Eerste Kamer hield eene financiëele
strafpredikatie tegen de Tweede Kamer en
tegen de Regeering. Op dat feit wezen wij
reeds in een van onze vorige artikelen. Thans
wenschen wij den vollen nadruk te leggen
op een der vele oorzaken, welke tot het
ontstaan der geldelijke bezwaren waarover
ook de Eerste Kamer klaagde, hebben mede
gewerkt, en die de meerderheid der Natie
deed treuren toen aan de uitgelezenen onder
onze hoogst aangeslagenen nog geen traan
van financiëelen weemoed in de oogen kwam.
liet kwaad, waarop wij het oog hebbeD,
werd zelfs geboren ouder de geestdriftvolle
medewerking van de Eerste Kamer.
Onze lezers hebben al bevroed, welke
wetgevende maatregel ons voor de verbeel
ding zweeft. In onze zooeven bedoelde be
schouwing stipteu wij hetn reeds aan.
De grootste kanker, die aan ouze finan
ciëele welvaart knaagt, is de inrichting van
het lager onderwijs, zooals die in 1878 tot
stand kwam. De wet nopens genoemd onder
wijs, welke voor zes jaren werd doorge
dreven, heeft den beker der tekorten op
de Staatsbegrooting doen overloopen. Daar
van willen de liberalen evenwel niet hooren
zij noemen allerlei andere oorzaken, doch
verzwijgen of verkleinen stelselmatig de
ware.Dat geschiedt natuurlijk met een bedoe
ling, welke voor de hand ligt- Aan ons volk
moet namelijk een rad voor de oogen worden
gedraaid. Nu er ook menschen gevonden wor
den, die, om welke reden dan ook,het gebeurde
van 1878 in vergetelheid willen brengen,of er
een andere kleur aan trachten te geven,
rekenen wij het nuttig en noodig, naar aan
leiding van de algemeeue klachten over
den veelszins beaenkelijken toestand onzer
financiën, de geschiedenis, in dit opzicht,
tot haar volle recht te doen komen.
Er was een tijd, na 1857, dat de wet
op het lager onderwijs van dat jaar, door alle
liberalen als een soort van heiligdom werd
beschouwd men mocht niet met het uiterste
van den vinger aan haar raken. Elke poging
van anti-liberale zijde beproefd, om, in af
wijking van de wet, eenig voordeel voor het
bizonder onderwijs te verkrijgen, werd als
een misdaad jegens de zaak des lichts en
der vrijheid gewraakt.
Op eenmaal veranderde die houding der
libertijnen. De richting ontstond, welke zich
in de bekende Yereeniging voor Volks
onderwijs belichaamde. De wet van 1857
FEUILLETON.
Wat moet men doen om bij onweder niet ge
troffen te worden? Dit zeker is een vraag, waar
van het antwoord velen welkom zal zijn, vooral
nu wij weer in het seizoen leven, waarin de
meeste onweders losbarsten.
Vooreerst is het geheel nutteloos, ramen en
en deuren te sluiten; dit kan alleen goed zijii
om den slagregen buiten te houden, doch gevaar
levert het openstaan der ramen volstrekt niet.
Meer gevaar brengt een rookend vuur aan; wan
neer een dikke kolom rook zich boven den
schoorsteen verheft, dan is het mogelijk dat deze
den bliksem naar binnen leidt; daarom doet men
verstandig, bij zeer hevig onweder het vuur uit
te dooven;geeft het niet veel rook af dan is die
voorzorg onnoodig. Men vermijde verder eeu al
te groote vereeniging van menschen in een klein
vertrek, omdat door de uitwasemingen van veel
personen de lucht meer geleidend wordt gemaakt,
zoodat de bliksem bij het inslaan gemakkelijker van
het eene voorwerp op het andere en dus ook op
de personen kan overspringen, terwijl het gevaar
pog vermeerdert, als de kamer daarenboven m el
bleek (naar de opvatting dier Staatsschool
drijvers) volstrekt nog niet genoeg voor
het onderwijs des volks te hebben gedaan.
De afgod werd van toen aan een voet
veeg; herziening der wet van 1857 werd
welhaast eisch van het liberalisme.
Het spreekt van zelf, dat de auti-libe-
ralen tegen de herziening der wet van 1857
geen bedenking hadden,zij wilden haar echter
precies met het tegenovergesteld doel der
radicalen. Door den tegenwoordigen Minister
van Binnenlandsche Zaken werd reeds in
1868, tegen het einde van zijn eerste Ka
binet, een ontwerp tot wijziging der wet
van '57 ingediend. Het bevatte, om met
den heer Heydenrijck te sprekenkleine
concessiën aan de anti-liberalen. De val van
dat Bewind volgde zoo spoedig op het aan
hangig maken der wet, dat zij niet eenmaal
in overweging kwam bij de Tweede Kamer.
De liberalen spuwden echter vuur en vlam
over de houding van Mr. Heemskerk, zij
vonden in haar een reden te meer om hem
tot terugtreden te nopen.
Inmiddels bleef de wensch tot verande
ring der wet van '57 bij liberalen en anti
liberalen bestaan. De invloed van laatst
genoemden nam in de Tweede Kamer bij
elke nieuwe verkiezing toe. De heer Heems
kerk kwam in 1874 weder aan het bewind.
Van den aanvang van zijn toenmalig op
treden af beloofde hi] de wenschen der voor
standers van het bizonder onderwijs in
ernstige overweging te zullen nemen en
O O O
tevens zulke veranderingen in de wet vau '57
te zullen brengen, die strekken konden om
het peil van het lager ouderwijs te ver-
hoogen. Door den reeds genoemden vroe-
geren volksvertegenwoordiger, de heer Mr.
Heydenrijck, werd telkens, als 't pas gaf,
aangedrongen op het tegemoetkomen, ware
het dan ook op bescheiden wijze, aan het
geen door de meerderheid der Natie, de
Katholieken en de geloovige Protestanten,
met betrekking tot het lager onderwijs werd
verlangd.
Eindelijk kwam de heer Heemskerk met
een wijzigingswet. Zij voldeed volstrekt
niet ten volle aan de verwachtingen der
anti-liberalen, maar zij schonk toch altijd
iets. Zoo wilde zij o. a. dat het cijfer der
openbare scholen in eene gemeente zou wor
den bepaald met inachtneming van dat der
bizoudere scholen,terwijl de verplichte school
geldheffing in de wet was opgenomen. In
tal van opzichten was zij gematigder dan
de wet van 1878.
rook gevuld is. De onveiligste plaats in een ver
trek is in de nabijheid van den schoorsteen. Daar
deze gewoonlijk het hoogste punt van het huis
uitmaakt, deze zal gewoonlijk eerst getroffen
worden; de bliksem daalt dan langs het roet naar
beneden en slaat in het vertrek over op de voor-
weipen welke hij het eerst ontmoet,indien het gelei
ders zijn, en hieronder komen ongelukkig genoeg,
ook onze lichamen.
Het liefst treft bij metalen voorwerpen en
daarom wacht e men zich nabij ijzeren of koperen
gereedschappen te gaan staan, die zich in het
vertrek bevinden; daardoor zou het kunnen ge
beuren, dat hij bij den overslag naar die voor
werpen door ons heenging, wat allicht den dood
of verlamming ten gevolge zou hebben. Daaren
tegen is het niet gevaarlijk, in een ijzeren ledi
kant te slapen, omdat de bliksem bij het treffen
ook daarlangs zou glijden zonder den slaper te
raken. Men is ook veilig als men te bed ligt
en gedekt is door een wollen deken, daar men
van alle kanten is afgesloten door stoffen, die de
electriciteit niet geleiden. Doch wanneer het on
weder bij dag plaats heeft, dan kan men moeie-
lijk naar bed gaan, of zich in de kleerkast ver
bergen zonder zich bespottelijk te maken; in dat
geval is de veiligste plaats midden in de kamer, zoo
dat men van den schoorsteen en ook van de muren
Tegen de wet Heemskerk rees een krach
tig verzet van de zijde der liberalen, die
destijds waren georganiseerd en onder de
leiding stonden van Mr. Kappeyne. De toen
malige afgevaardigde van Haarlem was de
chef der heftige Staatsschoolpartij. Hij slin
gerde zijn viunigste aanvallen op den heer
Heemskerk en op den rechter kant der
Kamer. Het is bekend, hoe hij het beruchte
amendement op het adres van antwoord
op de troonrede voorstelde, waarin aan
den Koning werd verklaard, dat de indie
ning van het wetsontwerp nopens het lager
onderwijs een diep gevoelde teleurstelling
in den lande had doen ontstaan. Dit amen
dement, hetwelk een ontzettende leugen
bevatte, want niet het landmaar alleen de
meerderheid in den lande was door de wet
Heemskerk teleurgesteld, werd aangenomen
en alzoo het aftreden van het Ministerie-
Heemskerk eene noodzakelijkheid. De heer
Kappeyne is alzoo opzettelijk en ongeroepen
de schuld ervan geworden, dat hij, zelf op
getreden als Minister van Binnenlandsche
Zaken, een onderwijs-wet moest indienen,
welke tot onze financiëele ellende voerde
en aan het bizonder onderwijs de grootste
schade toebracht. Natuurlijk zijn alle libe
ralen, omdat zij behooren tot de liberale
partij, mede schuldig aan de jammeren,
die het liberalisme ook over ons vaderland
bracht en brengt. Maar de schuld van ieder
libertijn is niet even groot. Kappeyne was
leider, terwijl vele andere liberalen slechts
volgelingen kunnen genoemd worden.
De aauvoerders van een leger worden
altijd strafschuldiger gerekend dan zij, die
door hen worden gecommandeerd. Had nu
Kappeyne werkelijk vrijzinnige beginselen
ook op onderwijsgebied voorgestaan (thans
willen sommigen hem voor een oprecht
liberaal doen doorgaan) dan zou hij er nooit
toe hebben medegewerkt, om het Chris
tenvolk van Nederland in de banden der
Staatsschoolwet-tirannie te slaan. Naar ouze
overtuiging begingKappeyne door de school
wet voor te stellen, grooter kwaad dan de
maker der inkomsten-belasting bedreef; de
income-taxhoe afkeurenswaardig ook (zij is
nu echter voor goed van de baan) trof
alleen de beurs, de onderwijswet raakt on
middellijk het geweten.
Wil men weten waar het kwaad in onze
financiëele positie schuilt, dan wijzen wij
op de schoolwet vau 1878. Onze Eerste
Kamer moge dus zooveel redeneereu over
bezuiniging als zij wil, de uitredding zou
zoover verwijderd is, als de ruimte toelaat. Heeft
men veel sleutels of andere ijzeren of koperen
zaken bij zich, dan is het niet geheel zonder nut,
deze op eenigen afstand van zich af te leggen.
Neemt men deze voorzorgen in acht, dan kan
men gerust zijn; het aantal gevallen dat personen
binnenshuis getroffen zijn met doodolijken afloop
is buitengewoon klein, en kan gewoonlijk worden
toegeschreven aan het verwaarloozen van de maat
regelen die hierboven zijn aangehaald. Het zou
evenwel dwaas zijn in het nemen van voorzor
gen te overdrijven en elk onweder als een drei
gend gevaar aan te zien. Tot geruststelling moeten
wij er nog bijvoegen, dat de bewoners van steden
niet voor den bliksem behoeven te vreezen, daar
hun woningen bijna nooit getroffen worden; der
halve zijn de voorzorgen, die wij boven voor
schreven, ook meer van toepassing voor de be
woners van het land.
Als men bij onweer buiten is, heeft men er
op te letten dat de volgende zaken gevaarlijk
zijn: het dragen van metalen voorwerpen, de
vlakte, de onmiddellijke nabijheid van hoornen
en huizen, en eindelijk het water. Zijt gij op een
vlakte ver van boomen en huizen, dan kunt gij
bij hevig onweer geen betere voorzorg nemen
dan al net metaal dat gij bij u hebt eenige ellen
van u af te leggen en uzelven zoo laag mogelijk
alleeu mogelijk wezeu door een doortastende
herziening der schoolwet; en nu zitten juist
in onzen Senaat de warmste voorstanders
der rampzalige wet van 1878.
Het nationaal verzet blijve dus bij voort
during en steeds krachtiger tegen die on
gelukkige wet gericht, eene wet welker
veroordeeling trouwens reeds door honderd
duizenden Nederlanders in eeu eerbiedig
adres aau de Kroon werd uitgedrukt.
Z. M. Koning Leopold heeft den Graaf
van Vlaanderen benoemd tot eere-voorzitter
der commissie voor de Internationale Ten
toonstelling te Antwerpen.
Het ontwerp eeuer nieuwe onderwijswet
in België, is eergisteren door de regeering
(het ontwerp is door alle Ministers onder
teekend) bij de Kamer ingediend.
De algemeeue vergadering van Duit-
schers uit den haudwerksstand heeft in de
zitting van eergisteren verscheidene besluiten
genomen van de volgende strekking: Aan
eensluiting van gilden of vakvereenigingeu
uit eeu en hetzelfde bedrijf; beperking der
vrijheid van beroep en bedrijf; invoering
van verplichte gilden; ondersteuning uit de
staatskas aan vakscholen van gilden; be
perking der vrijheid omtrent het recht van
verblijf; verhindering eener verdere uitbrei
ding der verbruiks-vereenigingeu, enz.
Von Bismarck is volgens het Berl.
Tagbl. druk bezig met een Staats-brandver-
zelceringsmaatschappij
Het aantal personen die Marseille
ontvlucht zijn, hetzij in de nabijgelegene
dorpen of naar Corsica, Italië of elders,
wordt op 100,000 geschat. Verscheidene
stoomvaartondernemingen hebben haren
dienst op Alexaudrië, Corsica, Tunis en Italië
gestaakt. De epidemie verspreidt zich in het
zuiden des lands. Daar is geen arrondisse
ment (in het zuiden namelijk), waar geen
sterfgeval ten gevolge der cholera is voor
gekomen.
Er wordt thans te Marseille een verzoek
schrift aan het gemeentebestuur geteekend
om vergunning tot het houden der vroegere
processiën om de Notre Dame de la Garde.
Uit Toulon wordt gemeld dat er gebrek
aau brood is begonnen te komen, daar de
meeste bakkers hunne winkels gesloten heb
ben. De soldaten hebben nu bevel ont
vangen het bakkerswerk te verrichten.
Er zijn vijftien docenten en studenten in
neer te vleien; steek uw regenscherm niet op,
want dit zou het gevaar vermeerderen, en een
flinke bui regen is wel lastig, maar tevens dien
stig, dewijl daardoor bij het treffen de gevolgen
minder erg zouden zijn. Kan men een huis of
een boom bereiken, dan zette men het op een
loopen (sommigen denken dat er in loopen gevaar
gelegen is, dit is een dwaling); is het een huis,
dan ga men er binnen en blijve niet huiten tegen
den muur staan.
Moet men zich met een boom tevreden stellen,
of kan men het huis niet binnengaan, dan plaatse
men zich op ongeveer 6 meter afstand van den
stam of van het huis; vooral wachte men zich er
voor, den boom te dicht te naderen, dit heeft
reeds velen den dood gekost: slaat de bliksem in
den boom dan is het bijna zeker, dat hij over
slaat op den persoon, die zich aan zijn stam be
vindt. Nog grooter is het gevaar, wanneer men
aan den eenen kant een boom en aan den ande
ren een rivier of water van eenige uitgebreid
heid heeft, omdat ook hierop de bliksemstraal
graag overslaat. Om dezelfde redeu is het ook
niet aan te raden, bij erg onweder in een bootje
te blijven; beter plaatse men zich cp eenigen
afstand van de rivier en te gelijk van de
boomen en lcgge alle metaal op den grond, zooala
boven is gezegd.