m. 825. Zondag 24 Augustus 1884 9e Jaargang u mmmy Ideaal en werkelijkheid. II U_lT fo X LAim Het zware kruis. ABONHEMENTSPBTJS Per 3 maanden voor Haarlem r Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het Buitenland Afzonderlijke Nummers Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUEEAU: St. Jansstraat Haarlem. 0,85 1- 1,50 0,06 m AGITE Iff A HON AGITATE. PKIJS DEK ADVEKTEHTIEH Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Dezer dagen ontmoetten wij een reeds bejaard man, wiens betrekking (hij geeft onderwijs in een zeker vak van kunst) hem in aanraking brengt met de jeugd. En welke klacht deed hij allereerst hooren Hij beklaagde zich over het verval der goede vormen onder de knapen en meisjes. Zelfs de jonge dames, die reeds de kinder schoenen ontwassen waren, stelden wei nig prijs op een zachte behandeling van de zijde hunner onderwijzers. Bij eeue vroe gere geueratie (zoo verzekerde hij) was dat anders geweest. Toen maakte een aange name bejegening een gewenschten indruk op zijn leerlingen. Nu kon hij niet ont waren, dat men zijn goedheid, in 't betoo- nen van geduld en voorkomendheid zich openbarende, naar eisch waardeerde. Men wilde de kunst, waarin hij onderricht geeft, zich zoo spoedig mogelijk eigen maken en men vorderde in dat opzicht veel van hem, terwijl men voorbijzag, dat van elk ou derwijs eerst dan recht genoten wordt als de betrekking tusschen leeraar en leerling door hartelijkheid en een wederkeerig goeden toon wordt beheerscht. De harten (zoo sprak de man, op wieu wij het oog hebben) zijn verkild. Mijn onderwijs bedoelt de vorming van den smaak en het schoonheidsgevoel en ik vind telkens minder belangstelling daarvoor. Vele ouders antwoorden mij, als ik er bij hen op aandring, dat zij hunne kinderen van mijn onderricht zullen doen gebruik maken: »welk practisch nut ver schaft hun die kennis?* In de laatste woorden ligt, dunkt ons, de verklaring van het door den grijzen leermeester geconsta teerde verschijnsel. Ondanks den vooruitgang in de weten schap, worden de vormen innerlijk ruwer, en de oorzaak daarvan moet in de realis tische richting onzer dagen worden gezocht. Geldt die ontaarding van den toon des levens de beide geslachten, ten aanzien der meisjes werkt daartoe ook nog mede het streven naar de zoogenaamde emanci patie der vrouw. Al wordt die ten onzent nu ook al niet op den voorgrond gesteld onder haar eigen naam, toch jaagt men naar hetgeen zij als einddoel stelt: de paeda- gogische en sociale gelijkstelling van de vrouw met den mau. Op het gebied van onderwijs en opvoeding wil men bijkans van geen verschil tusschen jongens en meisjes weten, en op dat van staat en maatschappij wil men ook alle verschil doen vervallen. Het stemrecht moet zelfs der vrouw worden verleend. FEUILLETON. Een afgunstig en ontevreden karakter is voor den mensch een gedurige zaak van lijden; 't is een vergif, in onze genoegens gemengd, een doorn in onzen voet, dien we bij eiken stap in het leven voelen. Gerrit Braak en Willem Bruins woonden al wel veertien jaren naast elkander in hetzelfde huis, dat zij bij de week gehuurd hadden en waar van zij de huur wekelijks betaalden. Zeer waar schijnlijk zouden de twee buren in de beste verstand houding geleefd hebben, indien Bruins, die onder den admiraal De Winter gediend had, op Dog- gersbauk geen klein pensioen had gewonnen, dat hij met het verlies van één zijner beenen betaald had. Dat been minder, en dat pensioen meer, waren voor Braak een voortdurende beweegreden tot nijd; hij beschuldigde de Fortuin, die hem zijne twee beenen had laten behouden, en hij beklaagde zich bitter aan God, dat hij zijne bee nen niet voor denzelfden prijs als Bruins had kunnen verkoopen. Is het onder die omstandigheden te ver wonderen, dat de vrouw, als men haar niet onttrekt aan den kwaden invloed der moderne beschaving, zedelijk verwildert, dat baar niet langer de zachtheid en tee- derheid sieren, welke steeds haar sieraad was en kroon Eu als de vrouw ontadelt, gaat de sa menleving, waarin zij zulk een gewichtige rol vervult, onmiddellijk achteruit. De moe ders beslissen, voor zooveel dat van men- scheu afhangt, over de toekomst. Reeds als echtgenooten bezitten de vrouwen eeue macht (dat woord is niet te sterk gekozen), welke niet genoeg kan worden geschat. Kunnen wij dus niet meer roemen over den toon, die in den omgang, zelfs der zeer beschaafde klasse, over 't algemeen domineert, dan hebben we daarbijals reden of oorzaak vooral te denken aan de ver keerde richting, welke aan de vrouwelijke opleiding werd gegeven. Maar ook de vorming der mannen laat in onzen tijd ontzettend veel te wensckeu over. De weetzucht wordt tot het uiterste opgewekt en gevoed; leeren zonder ophou den is het dagelijksch brood der jeugd ge worden; alles is op de werkelijkheid gericht. Het ideaal heeft zijn beteekeuis en bekoor lijkheid verloren; het excelsior is op veler lippen en (wat veel erger is) in veler ge moed gestorven. De meest gelijkvloersche realiteit, zij en zij alleen heeft waarde voor de kindereu van dit geslacht. Hooger opzien kunnen (of willen) velen niet meer: om zich heen ziendat is aller lust en leven. In zulk een atmosfeer der kilste werke lijkheid, moeten vele stille deugden kwijnen. Eu dat is, helaas! ook in deerlijke mate het geval. Ongevoeligheid en ruwheid ont sieren duizenden bij duizenden. Ook de verhouding tusschen leeraren en leerlingen heeft daaronder niet weinig ge leden. De grijze, van wien wij gewaagden dacht met zeker heimwee aan de dagen van vroeger. Hij noemde dat de romantische periode. Nu dwepen wij allerminst met roman tiek; zij gaf niet veel goeds, maar zij werkt in elk geval toch op de verbeelding en het gemoedsleven. Verbeelding zal spoedig een onding worden genoemd, waarmee niets te verdienen valt. De nuchtere werkelijkheid, dat is het ideaal in dit vierde kwart der 19de eeuw. Eu nu zien de kinderen dier 19de eeuw (wij bedoelen natuurlijk hen, die met haar leidende beginselen dwepen, ze boven de begrippen en denkbeelden van vroeger tijdperken stellen) met voorname minachting neder op lang vervlogen dagen, Telkens, als hij zijne huishuur ging betalen, herhaalde hij al grommende, dat zijn buurman toch wel gelukkig was zijne schulden te kunnen betalen, daar de Koning hem een goed pensioen gaf, terwijl hij, arme drommel, moeite had, om van de eeue week aan de andere te komen, zonder schulden te maken. In 't eerst maakte Braak die opmerkingen stilletjes in zich zeiven, maar langzamerhand hardop, en weldra sprak hij over niets anders, tot ieder, die hem hooren wilde. Toen hij eeue week met zijn huur ten achter gebleven was en misnoegd naar den huisbaas Hamers ging, om dezen verschooning voor dat verzuim te vragen, ontmoette hij buurman Bruins, die er vandaan kwam, en in het betalen zoo geregeld was, als het uurwerk van de Beurs. Het gezicht alleen van Bruins joeg Braak de koorts op 't lijf; hij hield dan ook het hoofd naar om laag, toen Bruins hem groette, en zijn blik geleek veel op dien van een stier die zijne horens aan een hond laat zien. Toen hij bij den huisbaas gekomen was, berispte deze hem en werd hem Bruins tot voorbeeld gesteld, die altijd op tijd en tot den laatsten cent betaalde. „Ja, ja," morde Braak, „er zijn menschen, ja, men gaat daarin zóó ver van b. v. te spreken van de middeleeuwen als van »de kinderkamer,waarin de hoogontwikkelde negentiende eeuw slechts een gelijk genot kan smaken, als de man, die zich nog eens kind wil gevoelen Ook wij gelooven aan den vooruitgang der menscbheidjdoch met behoud der eeuwige beginselen van Geloof, recht en vrijheid, die den on veranderlijken grondslag uitma ken vau het gebouw, waarop, in zedelijken zin, het gebouw der maatschappij, der sa menleving, van Staat en Kerk berust. Die beginselen vormen het ideaal; daaraan was men in de middeleeuwen getrouw, ter wijl duizenden bij duizenden thans alleen van een werkelijkheid willen weten, welke in bijna elk opzicht met dat ideaal gebro ken heeft. In eenvoud van gemoed, in zuiverheid van zeden, in goeden toon zelfs en smaak voor kunst, voor al wat lieflijk is en welluidt, stonden de miskende mid deleeuwen hooger dan de 19de eeuw. Daarom willen wij nog niet terug; dat zou in strijd zijn met de wet der ontwikkeling, der aan vulling van het steeds meer tot bewustzijn komen van hetgeen eertijds minder volle dig werd erkend, welke de gansche zedelijke wereldorde beheerscht. Niet terug, dat is ook ouze leus. Vooruit willen wij, doch langs den door God ge- wilden en gebaanden weg. Op dien weg blijft een ideaal den mensch voor oogen zweven, gelijk het zich aan hem vertoont, bestraald door den glans van het Kruis. Onttrekt men zich niet aan den invloed van dat ideaal, dan zal ook 't gemoed van het kind, hetwelk reeds vroeg op dat hooger levensbeginsel wordt gewezen, zach ter en lieflijker gestemd worden, dan wan neer het zich niet in die gewijde sfeer be weegt. Ouders en onderwijzers zullen door de macht der liefde op het hart van de jeugd kunnen werken. Tucht zal zeker niet kun nen worden gemist, maar zij zal geen ruwe vormen behoeven aan te nemen. Door zoo alle ruwheid te vermijden zal ook het kind tot zachtheid en innigheid zich voelen aan getrokken. Zegevierden weder algemeen die Christelijke begrippen van opvoeding en ouderwijs, dan zou de klacht van den be jaarden leermeester, waarop wij in het be gin van ons artikel wezen, niet meer be hoeven te worden aangeheven. De goede manieren zouden weder in eere worden hersteld. Een welwillend woord zou meer uitwerking hebben op het kind dan een hard gezegde en de onderwijzer zou weder meer als de vaderlijke vriend, dan die met den mond vol geld geboren worden; Bruins is zeer gelukkig, en het verwondert mij niet, dat men geregeld betalen kan, als men een pensioen trekt, zooals hij." „Bruins heeft een pensioen, dat is waar,'' hernam Hamers, „maar zijne verminking is een zwaar kruis, en als gij het moest dragen, zoudt ge u nog veel meer beklagen." „Volstrekt niet," antwoordde Braak; „als ik voor twintig jaren zoo gelukkig was geweest ah hij, v.tn een been te verliezen, zou dat voor mij een winstgevende dag zijr. geweest. Ik zou al mijne ledematen wel voor denzelfden prijs willen verkoopen, als Bruins zijn been alleen. Drommels! noemt gij zijn houten been een zwaar kruis? Ik geloof, dat zijn pensioen hem dat heel licht maakt. Het zwaarste kruis, dat ik ken, is, ver plicht te zijn onophoudelijk te werken, om zijne huur te kunnen betalen." Hamers was een opgeruimd man en een goed menschenkenner. Hij had sedert lang de afgun stige inborst van Braak opgemerkt, en besloot dezen eens te overtuigen, dat het lichtste kruis weldra zwaar wordt voor een ontevreden mensch. „Ik zie," zei hij tot Braak, „dat gij veel enkel als een werktuig tot overgieting van keunis worden gewaardeerd. Alleen een waarachtige Christelijke le vensbeschouwing geeft verhefflng ook aan school en huis. Die waarheid moet weder volkomen in eere worden hersteld, d. w. z. door alle Christenen aangenomen en in het leven worden toegepast. Dan zal de liefde voor het ideaal worden gewekt of versterkt en voor een realisme, hetwelk in 't eind niets wordt dan de meest platte gemeen heid, zal in de samenleving geen plaats meer zijn. De mensch bezit het vermogen naar Boven te staren; reeds zijn opgaande ge stalte wijst naar Hooger heen. Wij behooren alzoo niet in het gelijkvloersche: wij moe ten dan ook (gelijk het in 't Evangelie heet) hier reeds wandelen ais in den hemel. Daar zal voor de geloovigen het Goddelijk ideaal eenmaal volle werkelijkheid worden. Ouze aardscbe toestanden worden immer meer een profetie van dat hemelsch leven. Zondag verdronk te Asnières een individu, die sedert eenige maandeu bij den boek drukker Paul Dupont werkzaam was en zich voor een Nederlander uitgaf. Toen c!e commissaris van politie in het sterfhuis een onderzoek instelde, vond bij brieven, waaruit bleek, dat men met een Duitschen spion te doen had, die, om achterdocht te ver mijden, zijn rapporten over België zond. l'Agence Havas maakt de volgende nota openbaar Ondanks liet herhaalde uitstel, aan de Chiueesche Regeering verleend en de ge matigdheid der Fransche onderhandelaars, o 7 weigerde het Kabinet van Pekiu onvoor- waardelijk eenige voldoening te geven aan het verraad van Laugson en riep het zijne zaakgelastigden van Shanghai terug. Het Fransche gouvernement werd daardoor ge noopt aan de Chiueesche regeering den laatsten termijn te stellen. Pateuotre ontving derhalve het bevel der Tsongliyamen in keunis te brengen met de beslissing van het Parlement, door mede te deelen dat het bedrag der schadeloosstelling ten slotte was gesteld op 80 millioen franks, betaal baar in drie jaren, en te verklaren dat, werd niet binnen verloop van 48 uren aan dezen eisch voldaan, den admiraal Courbet zou worden gelast onmiddellijk de noodige maatregelen te nemen om aan Frankrijk de genoegdoening te verzekeren waarop het aanspraak heeft. Die termijn is heden namiddag te 1 uur verstreken, zoodat Se- lust hebt, om niets te doen; welnu, ik kan u bevrijden van die verplichting om te werken, waarover gij u zoozeer beklaagt. Gij zegt, dat het kruis van uw buurman gemakkelijk te dragen is; wilt ge een lichter vau mij aannemen, dan behoeft ge mij geene huishuur meer te be talen." „Maar welk soort kruis zult gij mij dan op de schouders leggen?" vroeg Braak, eenigszins ongerust, dat het voorstel niet aannemelijk zou zijn. „Dit," antwoordde Hamers, terwijl hij met een stuk krijt een wit kruis op de jas van Braak teekende; „zoolang ge dit kruis zult dragen, be hoeft ge mij geen cent huur te betalen." Braak dacht, dat zijn huisbaas den spot met hem dreef; doch zich verzekerd hebbende, dat het ernst was, riep bij uit: „Nu, dan kunt gij zeggen, dat gij mijne laatste duiten gezien hebt, want ik zal dat kruis heel mijn leven dragen." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1884 | | pagina 1