N I E U W E No. 830. Donderdag 11 September 1884 9e Jaargang Duitscblands koloniën in Afrika. BUITRNLAN1R PT HMRLMSC1E C0D1AIT. ABONNEMENTSPBIJS Per 3 maanden voor Haarlem 1 0,85 Voor de overige plaatsen iu Nederland fr. p. p. 1, Voor bet Buitenland 1,50 Afzrnderljjke Nummers 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. AG-ITE MA NOW AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIE» Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrij dag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUEEY. Sinds geruimen tijd hebben er aan de Westkust vau Afrika, ten westen en ten oosten van de monding der Niger, Duitsche handelskantoren bestaan, en nadat de kei zerlijke Commissaris Dr. Nachtigall iu Bimbia en Vageida de Duitsche vlag heeft laten hijscheu, dat wil zeggen die plaatsen onder de bescherming van het Duitsche Rijk heeft gesteld, wordt Duitschland nu ook gerekend te behooreu tot de Staten, die in Afrika bezittingen hebben. In 't noorden van Afrikain Algiers en Tunis, heerseken de Franscken, in Tri poli hebben zij te strijden tegen Italiaai - schen en iu Marocco tegen Spaanschen invloed. Aan de oostkust keerscken de Engelscken. Suakiu, Zeilah en Berbera, zijn door hen bezet; Assab is Italiaausch, Abok Fransck, terwijl de Engelschen ook inEgypte en Soedan vasten voet trachten te verkrij gen en over Abessyuië een soort protecto raat verlangen uit te oefenen. Meer zuid waarts vindt men het onaf hankelijke Zan zibar, het Portugeescke Mozambique, van Kaap Delegado tot de Delagoa-baai en de Eugelscke kolonie Natal, terwijl Frankrijk bezig is, Madagascar aan zich te onderwerpen. Het eiland Mauritius kwam door de tractaten van 1814 en 1815 onder Engelands bestuur, terwijl op de westkust, op welke thans aller aandacht gevestigd is, geen eigenlijke Staten te vinden zijn. Op den kustzoom van de Oranje-rivier tot aan de Engelsche Walvischbaai maakt de Duitscher Luderitz aanspraak, waarop dan het aan de Portugeezen toebehooreud ge bied volgt van Mos8amedes tot aan de monding van de Congo. De Franschen zetelen in Gabun, de Engelschen op de Goudkust, terwijl Sierra Leone onder En gelsche en Liberia onder Amerikaanscke bescherming staat. Senegambië is wederom Fransch. De Azoren, Madeira en de Kaap- verdische eilanden behooreu aan Portugal, de Kanarie-eilanden en Fernando Po aan Spanje, terwijl St. Helena en Ascension in Engelands bezit zijn. Aan de westkust van Afrika zijn nog vele gedeelten onbeheerd en onbeschermd en hier heeft, ten oosten en ten westen van de Niger, Duitschland zich op gansck leuke wijze ingewerkt. Hetgeen de Rijkskanselier, kort voor het sluiten van den Rijksdag gespreken heeft, FEUILLETON. Het licht voor het venster. {Vervolg en Slot.) „Brand! brand! brand!'' klonk het uit ieders mond. Wie, ja wie heeft dit tooneel overleefd en het ooit weder vergeten Van den beginne af was er geen hoop tenzij in de reddingbooten. Zij waren spoedig tot zin kens toe vol. Een oude man wees met bevende hand naar het licht van den vuurtoren en riep uit-, „O, mocht ik nog maar eens mijne kin deren zien." Een jonge passagier en zijne bruid, eene moeder met haar zuigeling onder den arm, knielden te midden van al het tumult op het dek en baden; een wees, die naar zijne grijze grootouders terugkeerde, beschouwde verwonderd het wilde tooneel, zonder eenig besef van het gevaar waarin hij verkeerde. De kapitein toonde den heldenmoed, welke in zulke oogenblikken zeelieden eigen is. Held van kop tot teen, deed hij al het mogelijke om de passagiers te redden, vergat zich zelf en zwoer met het schip te zullen vergaan. Ook de matrozen gedroegen zich heldhaftig. En onder hen werkte Emile •Cameron als een reus. Zij, wier leven hij redde, is verrassend snel ten uitvoer gebracht. Prins Von Bismarck verklaarde namelijk toen, dat hij het een plicht van het Rijk achtte aan de vrije vestiging van Duitschers, in streken, die niet onder de erkende be scherming eener andere natie stonden, in de hand te werken en de bescherming te verleenen van het Duitsche Rijk aan het door Duitschers op genoemde wijze verkre gen grondgebied. Augra Pequena, het door Luderitz aan geworven land en daarom ook wel Lu deritz land geheeten wordt door de kor vet Leipzig en het Cameron-gebiea, Bimbia, Yageida, Malimba,Klein- en Groot-Batanga, alle factorijen van Hamburgsche handels huizen aan de Golf van Guiuae en de Goud kust, worden door het stoomschip Möwe onder Duitsche bescherming gesteld, nadat een verdrag was gesloten met den gemach tigde van den Koning van Togno en de Hoofden van deze verschillende streken. Duitschland heeft dus eindelijk koloniën, waardoor het aan den handel nieuw vertier en nieuwe bronnen kan openen en dit beschouwen wij als eene hoofdzaak door Missiën aan de onbeschaafde volken, de zegeningen van het Christendom kan brengen. Men kan natuurlijk nog niet zeggen tot welke verwikkelingen het bijschen der Duitsche vlag in het verre werelddeel leiden zal en welke offers er aan dezen stap voor het Duitsche Rijk verbonden zijn. Engeland, dat driemaal meer koloniën bezit dan de overige Staten, beschouwt zich, zoo als bekend is, als heer en meester van elk gebied, dat nog door onbeschaafde vol ken bewoond wordt en zich niet onder de feitelijke suzereiniteit van een geciviliseer- den Staat bevindt. Zelfs heeft Engeland niet onduidelijk verklaard dat het de door Duitschland gemaakte veroveringen op ko loniaal gebied niet officiëel zal erkennen. Wij gelooven echter, dat men zich iu Duitschland omtrent die politiek van En geland niet ongerust behoeft te maken. Albion heeft reeds gedurende eeuigen tijd door zijne vreemde handelingen de ijver zucht en de ontevredenheid der koloniale mogendheden verwekt en zijne politiek zal op eene ondersteuning dezer machten, in geval van eene verwikkeling met Duitsch land, moeilijk kunnen rekenen. Of echter de nieuwe koloniën zonder financiëele offers door hetDuitsckeRijk behouden zullen blijven is eene andere quaestie. Von Bismarck heeft vergaten wel nooit den somberen man mot de blonde haren en de reusachtige kracht. Eindelijk waren alle booten in zee eeuige bestemd om gered te worden, andere om te vergaan, alle waren in de duisternis verdwenen, en kapitein Oaks stond met zijn eersten stuurman, Emile Cameron, alleen op het dek. De vlammen kwa men, dansende geesten gelijk, altijd naderbij. "Het zal spoedig gedaan zijn, kapitein". „Ja Emile, reik mij uwe hand. Wij zeilden lang te zamen, en schijnen nu voor de laatste reis bestemd te zijn. God zij ons genadig." Nog is redding mogelijk. Laten wij de hoop niet varen, kapitein.'' „Neen. Mij wacht noch vrouw, noch kind. Ik verga met mijn schip." Dit waren de laatsten woorden van den kapi tein. Eene ontploffing onderbrak het gesprek. Stilte en duisternis volgden. Ook scheen het laatste uur voor Emile Cameron gekomen te zijn. Eindelijk vernam hij weder een geluid het bruisen der zee; hij zag de roode lampen van den vuurtoren en voelde zich door het natte zand omgeven. De Voorzienigheid had het leven van Emile gespaard, de zee had hem op 't strand gespoeld. Zwak en gekneusd bleef hij lang hul peloos liggen. Plotseling bemerkte hij bij het flauwe licht der wel verklaard dat landstreken, die voor Duitschland van weinig of geen belang ziju, niet zullen worden bezet en dat de facto rijen niet zullen behoeven te rekenen op rijkssubsidie, maar de ondervinding heeft geleerd dat bij dergelijke aangelegenheden het spreekwoord, wie A zegt, ook B moet zeggen, maar al te dikwerf in toepassing wordt gebracht, 't Is buiten kijf dat het bezit van koloniën er toe leiden zal om aan Yon B'smarck de gelegenheid te geven groote sommen te vragen tot uitbreiding van de Pruisische Marine. De Rijksdag zal die aanvragen moeilijk kunnen weigeren. Dat Duitschland zijne macht door het aunexeeren van eenige koloniën tracht uit te breiden verontrust ons niet. Wat ons echter groote vrees inboezemt, is de vraag of het Duitsche Rijk zijne bescka- viugs-missie in den geest des Christendoms zal vervullen Er bestaan in Duitschland partijen, die er uitsluitend belang bij hebben om de nieuwe koloniën voor den handel te ex- ploiteeren. Engelaud heeft de meest ver werpelijke middelen gebezigd om de bevol king zijner koloniën aan zijn doel dienst baar te maken; het heeft bij een gedeelte dezer natuurvolken systematisch de zucht tot geuot ontwikkeld, welke ook voor deze meuscken hoogst noodlottig is. Zal het Duitsche Rijk de beschaving ook in dien zin opvatten? De uitstekendste piouuiers voor de zeker heid van het bezit der koloniën ziju, zooals de ondervinding leert, de Katholieke Mis sionarissen. Deze pionnieren heeft het Duitsche Rijk voor een groot gedeelte uit het land verwijderd. Zal het hun geoorloofd ziju hun werk voorloopig in het verre Afrika weder te beginnen om voor de arme wilden datgene te worden, wat de h. Bo- nifacius en zijne volgeliugeu eenmaal zijn geweest voor de bewoners van het Duitsche Rijk, dat eerst door het Christendom de positie verkreeg, welke het in Europa in neemt en die het fundament is van het aanzien en de macht, waarin Duitschland zich thans verheugt? Het bezit van koloniën kan voor den Staat een bron van zegen en welvaart zijn, maar ook de oorzaak van zwakheid en achteruitgang. De geschiedenis levert hier voor de duidelijkste bewijzen. Ook voor de volkeren gelden de woorden waarmede gij gezondigd hebt, daarmee zult gij getuchtigd worden. maan, hem bekende rotsen. De zee had hem in de kleine haven van zijne geboorteplaats; op het strand geworpen. Heete tranen rolden over de bruine wangen van den zeeman, toen hij zijne oude geboorte plek herkende, en zijn hart verlangde naar zijne moeder, die eens gezegd had„Ik zal het licht laten branden tot gij wederkeert, Emile." Twintig jaar zijn sedert voorbijgegaan en reeds toen was zij meer dan veertig jaar oud. Zij zou misschien reeds lang dood zijn. Maar misschien kon men hem in zijne geboorteplaats nog iets van haar verhalen. Hij begaf zich dan in den duis teren nacht op weg, en waggelde doodmoede door het zoo veranderde dorp, alleen door zijn hart geleid, naar het steegje, waar eens de hut zijuer moeder had gestaan. Het steegje was in een breede straat veranderd, maar gebeel aan het einde meende Emile het flikkerend licht eener kaars te bespeuren. Hij spoedde derwaarts. Neen, hem bedroog geen beeld der phantasie; voor het venster van het ouderlijk huis stond waarlijk eene brandende kaars. Het hart van den zeeman sloeg hevighij klopte aan de deur en wachtte met een angstig gemoed. Hij hoorde daar binnen een waggelenden tred en een oud moedertje met sneeuwwitte haren Mogen de Duitsche vlaggen aan de kus ten van Afrika de poorten beteekenen, door welke Duitsche vlijt en kracht hun intocht houden in het zwarte werelddeel, moeren 7 O deze poorten echter ook open staan voor de echte en ware cultuurstrijders, tot wie de Heiland gezegd heeft: Gaat iu de wereld en onderwijst alle volkeren en doopt hen in deu naam des Yaders, des Zoons en des h. Geestes. De manifestatie der Katholieken en inde- penten, Zondag 11. te Brussel gehouden, heeft in talrijkheid zelfs nog de stoutste verwachtingen verre overtroffen. Meer dan 100,000manifestanten namen aan deuoptoeht deel. De indruk, dien deze waarlijk groot- sche contra-demonstratie noodwendig maken moest en, ondanks alle belemmering, toch onloochenbaar ook feitelijk heeft gemaakt, was echter den liberalen pijulijk als een doorn in het oog. De valschheid hunner misbruikte vrijheidsleuze is dan ook weder op voor immer gedenkwaardige wijze ge bleken. De Katholieken werden uitgejouwd en gehoond ouder de oogen van de politie, welke haar plicht verzuimde. Er hadden verwondingen plaats en ook arrestatiën, waarbij als gewoonlijk, door de politie vaak de verkeerden werden gegrepen, d. w. z. de aangevallenen in plaats van de aanvallers. Tegen half elf was alles in rep en roer, in de straten hoorde men niets dan gefluit, gejouw en oorverdoovend geschreeuw en de vechtpartijen werden hoe langer zoo talrijker. Kwart voor tweeën zette zich de ontzaglijke contra-manifestatie in beweging; grootsch en indrukwekkend, maar verraderlijk door Buis aan het waarschijnlijk betaalde jan hagel overgeleverd, niettegenstaande de Ka tholieken hunnerzijds den vorigen Zondag, als steeds, zulk een waardig voorbeeld aan de liberalen hadden gegeven, toen zij dezer manifestatie zonder de geringste bemoei lijking lieten gaan. De geestdrift der ma nifestanten was machtig en onwankelbaar; aan warme toejuiching onder weg ontbrak het geenszins, doch de politie liet toe, dat hunne gelederen herhaaldelijk door kwaad willigen werden verbroken. Te half drie was de stoet in tweeën en te drie uur zelfs in verscheiden deeleu gesplitst. Natuurlijk ging dit niet zonder verzet en werd hier en daar verwoed gevochten. Er zijn dan ook vele verwonden. De stoet werd uiteen- verscheen op den drempel. Emile herkende zijne moeder dadelijk. „Wie is er vroeg zij. „Een arme zeeman,die schipbreuk heeft geleden." „Kom binnen en warm u, het is een bitter koude nacht. Het licht heeft u zeker hierheen geleid. Het brandt nu reeds twintig jaar. Eens had ik een zoon. Hij verliet mij, en voor hem brandt de kaars. Het is mij alsof ze hem we der tot mij zal brengen, en ik heb dikwijls hon ger geleden, om ze te laten branden. Mijn andere kinderen zijn dood, maar ik geloof niet dat Emile gestorven is, en ik zal het licht laten branden, tot hij terugkomt." De ruwe zeeman viel op de knieën, en nu wist de moeder, dat haar zoon was wedergekeerd. Van nu af verliet hij haar niet meer. En een beter zoon en een beter man dan Emile Cameron nu werd, was er niet. En wanneer gij een bezoek brengt aan dat dorpje aan zee, toont men u het kleine venster, waarvoor de moeder, onwankelbaar in het geloof aan de terugkomst van haar zoon, twintig jaar lang eene kaars liet branden en het schoone huis, waarin de grijze moeder nog bij haar zoon, die nu gehuwd is, en als kapitein over een stoomschip bevel voert, leeft en hem dagelijks met een trouw moederhart dankt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1884 | | pagina 1