Tweede Blad. No. 853. Zondag 30 November 1884. 9e Jaargang Een St. Nicolaas-avond. Eene gomelastiek-fabriek. Een liedje voor St. Nicolaas-avond. MiRLMSCflÈ COM AIT. Ken schets uit het dorpsleven. Het ligt in deu aard der zaak, dat het dorpsleven geheel andere genoegens ople vert dan het drukke, vaak zeer at wisselende leven in een groote stad. Toch is er, als men het zich zelt eeu beetje aangenaam weet te maken en de kleiue, eenvoudige genoegens zelf weet op te sporen, ook aan het leven op het platteland veel genot ver bonden, zelfs in den winter met zijn lange avonden. Zoo herinner ik mij uit een der laatste jaren, die ik het geluk had onder mijne mij lief geworden dorpeliugeu door te brengen, een St. Nicolaas-avond, waaraan ik nog menigmaal met stil genoegen kan terug- denkeu. Ik had namelijk tegen dien avond al de kinderen uit mijne straat, zijnde tien in getalbenevens die uit de naaste familie mijner dienstboden »te feeste« gevraagd. Allen moesten den lieven leeftijd van drie jaren wèl, en deu, vooral in deu boeren stand reeds minder kinderlijken leeftijd van 12 jaren nog niet bereikt hebben. Door die conditie was het een aardig troepje van veertien kleinen, die, waarschijnlijk met be vende hand en snel kloppende hartjes, op 5 December tegen half zes (manlief was met vriendelijke woordjes tot eeu vervroegd etensuur dien dag overgehaald geworden) herhaaldelijk de bel door de gang deden weerklinken, tot groot vermaak van mijn eigen kleiue jongens. «Trek ze rnaor uut, de klompen geef rnaor ier hoorde ik mijn oudste, trotsch op ziju boersche taal, die hij zich buitenshuis veroorloofde, tot hen zeg gen en na dat schoeisel aan de meid ter plaatsing volgens de rij gegeven te hebben, bracht hij hen allen met blij gelaat naai de kamer, die tot hunne voorloopige ont vangst door mij was bestemd. Eindelijk waren ze allen aanwezig. Acht en twintig kleiue klompen stoudeu in eeu lange rij tegen den muur in de gang ge schaard en de kapstok, en eeuige stoelen als hulptroepen, waren beladen met eeu boute mengeling 7au schoudermanteltjes en jougenspetteu. Nadat ik hun eeu en ander omtrent deu goeden Sant had medegedeeld, vroeg ik aan een klein brutaal overbuurmannetje van zeven jaar, of hij St. Nicolaas wel eens ge zien had. Ilij antwoordde »neij, oor, rnaor ze'neu knecht mot zoo zwart en lil 1 ijk wezen è'n ie mot mor weg blieveu ook.« Na deze woorden bespeurde ik hier en daar reeds angstige gezichtjes in deu kleineu kring, en lacheud beloofde ik hun, dat ze Sc. Nicolaas zelf vau avond niet zouden zien, want dat hij alles vooruit gebracht had. Maar keereu wij thans tot den feestavond terug. De groote huiskamer was tot de feest viering bestemd de eettafel was in haar volle lengte uitgetrokken en van vier plan ken voorzien. Behalve de daarboven han- geude lamp, had ik hier en daar nog een kandelaar geplaatst, die het effect moest verhoogen. In veertien afdeeliugen, met ge noegzame ruimte er tusschen om verwarring of gekibbel te voorkomen, had ik voor ieder eeu kleediugstuk, eeuig speelgoed en na tuurlijk het traditiouueele lekkers over de tafel verspreid, terwijl twee chocolade-letters den voornaam en elks bestemming aan duidden. Nadat ik hen alzoo omtrent eene moge lijke ontmoeting in6t St. Nicolaas en zijn zwarten knecht had gerust gesteld, begon ik den kleinen stoet te rangschikken naar de volgorde, die ik bij het schikken der tafel in het oog had gehouden. Met mijn half- jarigeu Benjamin, kraaiende van pleizier over de lange kiuderrij achter hemop den rechterarm en mijn bijna tweejarig man neke aan de hand, stelde ik mij voorop. De eerste der kinderen hield mijn rok en de overigen elkanders kleederen vast. En voorwaarts ging het op een klein drafje ouder het vroolijk gezang van Sinterklaas kapoentje,dat nu wel juist niet bizonder harmonisch, maar uit volle kinderborst met luide klanken door de gang weerklonk. Miju oudste, een voortvarend ventje van nog geen vier jaarsloot deu stoet en zong, of laat mij maar reehtvaardig ziju en liever zeggen schreeuwde dapper mede. Voor de deur hield ik eveu halt en hief eeu »Hip, hip, hip, lioerah Leve St. Nicolaas aan, dat lacheud door de grootsteu werd her haald. Dit was tevens het sein, waarop de meid volgens afspraak de deur opende en wij de helder verlichte kamer binneuliepen. Een langgerekt »èlèldat in onze streek het steedsche »hé!« vervangt, werd in koor aangeheven waarna wij ouder vernieuwd gezang de lange opgesierde tafel roudmar- cheerdeu. Nu hield ik halt op die wijze, dat de eerste achter mij, eeu klein vijfjarig, frisch blozend dikkertje juist voor hare afdeeling kwam te staan, waardoor de overigen de hunne van zelf vonden de bij mij dienende boerenmeisjes reikten daarbij trouwens aan de kleineren de behulpzame hand. O kou ik naar waarheid de vreugde van mijn lief troepje, dat natuurlijk tot den be- hoeftigen boerenstand behoorde, beschrijven! Die van geluk glinsterende oogjes, die ver hoogde blos op het kinderlijk gelaat; die lachende, eerst verstomde, maar spoedig vroolijk ratelende lipjes, die graagte waar mede alras een stuk speculaas of een choco lade-sigaar tusschen de tanden verdween. 't was eeu geuot, even groot voor mij, die 't aanschouwde, als voor de genietenden zelve. In die eenvoudige, nog zoo weinig ver wende kinderoogen was elk bescheiden deel eeu wezenlijke schat en menig meuschen- oog straalt minder van blijdschap bij de meest kostbare gaven dan het hunne, bij het overzien van hun kleineu rijkdom. Iutusschen ging de chocoladeketel rond en dreigde mijn driejarige oudste telkens omvergeworpeu te worden met zijn groote mand krentenkoeken waaruit hij ronddeelde. Nadat allen hun en elkanders eigendom ge noeg bekeken hadden, werd de tafel voor zichtig ter zij geschoven en namen de »spulletjes« eeu aanvang. Van tijd tot tijd zat de geheele troep in eeu grooten kring op den groud en werd eeu lied aangeheven en uitgegild en aller oog glinsterde van vreugde. Iutusschen spoedde de tijd snellijk voort en toen zooals ik er eeu paar in mijn buurt hoorde zeggen »de groote wijzer der pendule op de zes en de kleiue tus schen de zeven en de acht stond,begon ik van elke afdeeling eeu pak te maken en liet, om verwarring te voorkomen, de cho coladeletters van hunne namen er naast liggen. Hierna echter kwam de grootste grap. Ter wille der warmte en van de benauwd heid, die de «onschuldige asempjes,« van mijn veertiental, door de onzen tot twintig vermeerderd, langzamerhand door de kamer begonnen te verspreiden, had ik de deur opengezet. Hiervan schenen mijn twee oud sten op het laatst gebruik gemaakt te hebben om zich met het ongekende, dus zeer aan trekkelijke speelgoed der acht en twintig klompen te gaan amuseeren. De jongste was bezig er eeu «paftige bejjef« (prachtige berg) van te bouwen, terwijl de oudste met een schoudermantel om, en met zijn kleine laarsjes in twee der grootste exemplaren klompen, door de gang danste ouder het vroolijk refrein van „Trek je moeders klompen aan Om er meê naar stad te gaau.'' De zorg die wij genomen hadden om ieders klompen, paar aan paar volgens de aan tafel gevolgde rangschikking te plaatsen was door deze napret der mijnen volkomen verijdeld, en nu was 't een onvermijdelijk, allerkluchtigst gezoek en gescharrel, eer ieder behoorlijk zijn eigen tweetal uit den «prachtigeu berg« had te voorschijn ge bracht. Na veel dtukte en geroep van jie èt de miene«, enz. waren toch eindelijk al de kleine voeten in hunne rechtmatige klompen aangeland en vonden ook de schoudermau- o tels en petten spoedig hunne respectieve eigenaars. Ieder met hun pakje gewapend, namen zij afscheid, de jongeren met een verlegen blik en een zwijgenden handdruk, doch de oudsten met een; «Nougeuaveud, wel bedaukt oor Gaarne zou ik hun uit den grond mijns harten zelve bedankt hebbeu, want ik had waarlijk genoegen gehad. Toen mijn man mij tien minuten later nu, naar zijne meeuing, het huis niet langer »met beze men gekeerdwerd op de trap tegen kwam om mijn opgewonden troepje mede ter ruste te brengen, vond ik zijne opmer king zeer natuurlijk, dat ik er uitzag alsof ik zelf van eeu kinderpartijtje kwam.« Ik geloof niet, dat een gewoon, eenvoudig menschenhart ooit inniger en meer onver mengd zal kunnen genieten, dan het mijne deed op dieu St. Nicolaas-avoud onder mijne gelukkige dorpeliugeu. Een kinderhand is zoo gauw gevuld en eeu kinderhart klopt immers zoo spoedig van vreugde. Mocht mijn eenvoudig huiselijk verhaaltje soms de een of andere dorpsbewoouster tot na volging nopen, dan zou het mij genoegen doen voor hare buurtjes en voor haar zelve. Er komt in 't jaar een avond-uur, Als 't buiten wintert, koud en guur, Dat duizend kleine dingen Uw woning binnen dringen. 't Zijn gecstjes; niet van berg en bosck, Ot 't fabelland der sproken, De Geest der Liefde liet ze los En heeft hun ban verbroken. Ze zweven dartel af en aan, Doen grappen en gelach ontstaan, En weten aller wenscheu; Ze werpen gaven, klein en groot, Die goede geesten, in den schoot Van groote en kleiue menschen. Ze brengen vroolijkheid en licht En roepen: „blij ziju is een plicht, „Naargeestigheid is zonde! „Hij die ontvangt zij blij van geest, „Wie geven kan verheug zich 't meest, „En spreide vreugde in 't ronde! „Hij geve mild waar de arme ontbeert, „En 't kinderhart ontzeggen leert, „Van al wat de oogjes streelde: „Waar zelden maar een jubelklank „Het hart vervoert tot blijden dank, „Daar is 't geringste een weelde!" De geestjes trekken heinde en veer, Eu keeren zegenbrengend weer. En toov'ren in 't gewemel Van 't joelend volkjen om zich heen, Voor jeugdigen van hart alleen, Dien avond licht een hemel. Anne. Een inwoner van St. Petersburg schrijft het volgende: Heden heb ik eeu bezoek gebracht aan de Russisch-Amerikaansche Maatschappij voor gomelastieke goederen (Russian Ame rican India Rubber Company) waarvan de fabrieken alhier aan het Obwoduikauaal zijn gelegen. Omtrent de fabriek en de grondstof, welke zij verwerkt, ben ik het volgende te weten gekomen: De fabriek, welke de grootste van dien aard in Europa is, (zij wordt slechts door eenige weinige inrichtingen in Amerika geëvenaard) werd opgericht in 1860. Zij werkt thans met twaalf stoommachines, gezamenlijk van duizend paardekracht, en geeft arbeid aan 2000 personen. Haar aandeeleukapitaal bedraagt twee millioen roebel eu het reserve-kapitaal 1 millioen. Haar voornaamste voortbrengsel bestaat in overschoenen, waarvan zij jaarlijks drie millioen paar aflevert. Vau dit aantal wordt 10 pCt naar Zweden, Noorwegen, Duitscblaud eu Oostenrijk uitgevoerd. De redeu waarom Nederland niet ouder de exportlanden voorkomt, is hierin gelegen, dat men bij u aan overschoenen van licht maaksel de voorkeur geeft, terwijl meu hier te lande overschoaneu gebruikt, die tot ver boven de enkels reiken eu met wol ziju gevoerd. Iedereen, die gedureude het voor- of najaar in Rusland heeft gereisd eu op straat de beken en moerassen heeft moeten doorwaden, waarmede men alsdan hier gezegend wordt, zal moeten erkenueu, dat zoodanig voetbekleedsel geen weelde is. Ofschoon de fabriek nu jaarlijks het bovengenoemd aautal overschoenen aflevert, o zoo kan zij nochtans veel meer vervaardi gen; zij is ingericht op het maken van 20,000 paar overschoenen per dag of 5,600,000 paar jaarlijks (Zou- en feestda gen werkt zij niet). Hoe worden nu de overschoenen gemaakt? De ruwe gomelastiek, zooals zij in Rus land wordt ingevoerd, wordt allereerst ge- wasschen en gedroogd, dan in kleine stuk keu gesneden in eene machine, de Hollander genaamd, zooals men er ook in papierfa brieken ziet, daarna vermengd met metaal- oxyde (gevulcaniseerd) ten einde aan het artikel de noodige elasticiteit te geven, en eindelijk geplet, waardoor het deu vorm van bladen aanneemt. Uit deze bladen die echter elk in het bizonder voor het doel waarvoor zij moeten dienen worden toebereid, worden de bovenstukken en de zooistukken voorde overschoenen gesneden. Deze laatste stukken en andere stukken gomelastiek en wol vormen de zool. Het bovenstuk en de zool worden vervolgens op eene leest vau gegoten ijzer te zameu geplakt door arbeidsters, daarna wordt de schoen gelakt, en op de leest, aan wagens gehangen, die men in groote ovens rolt, alwaar zij 6 a 7 uur blijven in eene tem peratuur die langzamerhand tot op 110° Réaumur wordt gebracht. Dit laatste noemt men het vulcaniseereu van den schoen. Daarna stelt men de schoenen aan de vrije lucht bloot en plaatst ze in het magazijn. De werkzaamheid der fabriek bepaalt zich echter niet tot de overschoenen. Zij produceert jaarlijks bovendien voor eene waarde van l1/4 millioen roebel aan tech nische en chirurgische artikelen, kleederen eu andere goederen vau gomelastiek en gutta-percka. Het zou te ver voereu de fa bricatie te beschrijven van elk der verschil lende producten, zooais caoutschouc, rij tuigwielen, drijfriemen, buizen, buffers, speelpoppen enz. enz. Overal in de fabriek heerscht de grootste zindelijkheid. Zij maakt zelve gas uit naphta. De gewone mannelijke en vrouwelijke ar beiders verdienen van 7 tot 10 roebel per week. Na 15 jaren aan de fabriek werkzaam te zijn geweest, krijgen de arbeiders, boven hun loon, eene premie van Rb. 5 per maand, of indien zij ongeschikt zijn tot den arbeid eeu pensioen, waarvan zij behoorlijk in hun stand kunnen leven. Aan de fabriek is eene soort van bewaarschool verbonden voor de kinderen der arbeidsters. Zoodra de kinderen 's morgens door de vrouwen worden gebracht, worden zij gebaad en krijgen eene uniformkleeding der fabriek aan. Den geheelen dag worden zij gevoed en beziggehouden eu 's avonds neemt de moeder hen weder mede naar huis. De fabriek heeft ook ingezonden op de internationale tentoonstelling te Amsterdam in 1883; hare inzending is iutusschen buiten mededinging gebleven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1884 | | pagina 5