NIEUW
*lo. 898.
Donderdag 7 Mei
10de Jaargang.
De kerkelijk-polilieke toe
stand in Pruisen.
BUITENLAND.
De schaduw eener hand.
ABONWEMKNTSPBUS
Per 3 maanden voor Haarlem0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,
Voor het Buitenland 1,50
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZAT ER, DAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA IfON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTEHTIÊN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KUPPERS h L A U R E T.
De vrijheid van het Mislezen en van het
toedienen der h. Sacramenten blijft iu
Pruisen ontzegd, de broodkorfswet blijft
bestaan. Ziedaar het antwoord, hetwelk de
Regeering en het Huis der Afgevaardigden
den 22 April jl. nogmaals aan de negen mil-
lioen Katholieken iu Pruisen hebben mede
gedeeld, aan de Katholieken, die door den
mond der door hen gekozen Afgevaardig
den, de opheffing dezer onzalige,demoralisee-
reude wetten en verordeningen uit de eer-
ste periode van den cultuurstrijd, ook iu
dit jaar voorstelden en met liet volste recht
ook eischten.
Het is noodig, dat dit antwoord overal
bekend worde, niet slechts in alle kringen
van Pruiseus bevolking, maar ook in gansch
Duitschland en daar buiten, in alle lauden
der aarde, die het recht hebben zich on
der de beschaafde Staten te rekenen; want
door niets wordt de toestand der Katho
lieken iu Pruisen, beter gekarakteriseerd
en door niets de opzettelijk verspreide fa
bel van 't ophouden des cultuurstrijds gron
diger wederlege], dan door de voortdurende
weigering, wetten en verorderingen op te
heffen, welker rechtvaardiging de Prui
sische Regeering en de haar bevriende par
tijen tot dusver steeds is schuldig gebleven
en schuldig blijveu zal.
Niets! Iu dit woord kan men alles sa
menvatten, wat de Katholieken in Pruisen
na de debatten van 22 April iu het Huis
der Afgevaardigden hebbeu te verwachten.
De Minister hooptdat het Sperrgesetz
door de wederhezettiug van den aartsbis-
schoppelijken Stoel in Gneseu-Posen spoe
dig zal kunnen worden opgeheven; het
oogenblik der verzoening is niet meer ver
re, zegt hij; doch waaraan die verzoening
schipbreuk heeft geledeu, daarvan hoort
men niets.
Wat wil de Regeering tot het sluiten
van den kerkelijken vrede doen? Immers
niets. »Teu opzichte van de onderhande-
FEU1LLETON.
Uit de herinneringen van een Engelsch
politie-beambte.
De vraag of de man dan wel de vrouw meer
persoonlijken moed bezit, is zeker dikwijls ge
opperd. 't Ligt niet in mijne bedoeling mij in
de beantwoording dezer vraag te verdiepenik
wil slechts eene geschiedenis verhalen, die be
wijzen zal, dat het schoone geslacht de deugd
van den moed vaak in hooge mate kan bezitten.
In den herfst van het jaar 1846 riepen mijne
zaken mij naar Dieppe. De kassier van een der
voornaamste banken van New-York had dief
stal gepleegd en ik had het spoor van den vluch
teling tot Parijs gevolgd, 't Wilde mij echter
niet gelukkenhem te vinden en na vele vruch-
telooze moeite kwam ik op het denkbeeld naar
Dieppe te gaan. Misschien zou ik hem daar .in
den, Een uitstapje naar de beroemde Fransche
badplaats had trouwens iets zeer aanlokkelijks
voor mij.
Laat in den avond van den 14n Augustus
kwam ik op de plaats mijner bestemming aan
en begaf mij naar het Hotel des bains.
Het eerste hanengekraai wekte mij uit mijne
aangename droomen. De klok van den toren
sloeg statig het vierde uur in den morgenstond;
ik besloot op te staan om de stad iu de mor
genschemering eens te bezien. Toen ik op straat,
kwam, zag ik met verbazing dat deze reeds vol
monschen was, die allen naar een en dezelfde
richting ijlden. Ik vroeg onderscheiden personen,
wat dit beteekenen moestdoch ontving geen
antwoord daar allen ademloos- waren en iu aller
ijl voortliepen. Zij wezen voor zich heen en knik
ten met het hoofd. Er rno st ongetwijfeld iets
bizonders zijn te zien en ik volgde dus de steeds
meer en meer aangroeiende menigtedie zich
lingen met de Curie,aldus verklaart de
heer Vou Gosslér, »zal er voorloopig niets
gebeureu. Eerst moet de »leider der Ka
tholieke Kerk een handeling verrichten,
die door de Pruisisehe Regeering als eeue
concessie kou worden beschouwd. Wat dit
voor eeue handeling moet zijn, daarvan
laat de heerVon Gossler niets blijken.
Eu wat de Regeering van haren kant zal
doen, wanneer de Heilige Stoel eeue
handeling zou verrichten, welke als eeue
concessie kan worden beschouwddat
zegt de heer Von Gossler evenmin. Hij
verklaart overigens boudweg op niets te
hopen. Van de plicht aan de Katholieken
de rechten terug te geven, welke hun zon
der eeoig gegrond motief op brutale wijze
zijn ontnomen, hoort men iu Pruisen niets.
Van de »goede gezindheid* der Regeering
en hare deelneming iu den geestelijken
nood der Katholieken* hoort men ook
niets.
Van den goeden wil der conservatieven
viel weinig waar te nemen. Van hun kant
werd verklaard dat het Sperrgesetzmet
het oog op de diplomatieke ouderhandelin
gen met Rome, niet kon worden opgeheven.
De heer Von Hammerstein wilde onder
het uitspreken van een vloed van onbe-
duideude phrasen, het onderzoek van het
voorstel betreffende de vrijheid van het
Mislezen en het toedienen der heilige Sa
cramenten, aan eene commissie opdra
gen, daardoor zou de zaak, nu de zittin
gen van den landdag spoedig gesloten
worden, weder voor een jaar begraven zijn.
Twee jaren geleden waren het de conser
vatieven, die bij de Regeering aandrongen
tot eene herziening van de Meiwetten.
Van die stoutmoedigheid valt thans niets
meer waar te nemen. »Wij willen ons niet
laten binden door quaestiën, die voorbe
houden zijn voor eene toekomstige herzie
ning der Meiwetten,* zeide de heer Von
Hammerstein, die, nog niet lang geleden
in de Kreuzzeitungden cultuurstrijd als
de oorzaak vau misdaad eu ellende op de
scherpste wijze veroordeelde. Dat wil dus
haastig langs de „Grande Rue" bewoog. Aan
't einde der straat bevond zich een groote, vrije
plaats, waar een groot aantal meuechen reeds ver
gaderd waren. Op een stellage aan de overzijde
zag ik donkere omtrekken, die mijn bloed deden
verstijven, 't Was de guillotine Ja, daar stond
het, dat vreeselijke, zwarte spook, 't welk ik
eens op de „Place dn Tróne" in Parijs had
gezien. Een beulsknecht was bezig de voegen met
olie te smeren, opdat de machine hare verschrik
kelijke taak te vlugger zou volbrengen. Het
moordend staal schitterde iu den glans der op
gaande zon.
Eenige jaren geleden had ik eene terechtstel
ling bijgewoond en kende dus den akeligen in
vloed, die het aanschouwen er van op mijne ze
nuwen had teweeggebrachttoch kon ik aan den
aandrang om te blijven staan en hot. einde af te
wachten geen weerstand bieden. Het duurde niet
lang: de klok begon te luiden en de wagen met
den misdadiger naderde langzaam.
De veroordeelde scheen zich da zaak niet zeer
aan te trekken; hij sprak,schijnbaar opgeruimd, met
de gendarmes, rookte eeue sigaar en zag op on
verschillige wijze op de verzamelde menigte
neder. Het volk begon te fluiten en te schreeu
wen. Hij beklom langzaam het schavotwendde
zich met een veracktelijken blik tot het volk en
sprak het eenige woord: „Canaille!"
Bij deze gelegenheid kou ik hem eens goed
opnemen. Hij was een groot, sterk man van
ongeveer 35 jaren donkere oogen blikten on
der zware wenkbrauwen en alle wilde harts
tochten hadden hun stempel op dit gelaat ge
drukt en er een c'uivelsche uitdrukking aau ge
geven. Een huivering beving mij, toen ik den
booswicht v ior mij zag staan.
De beulen legden de hand aan hem en eenige
minuten later was alles afgeloopen. Toen de nood
lottige bijl vielwendde ik het hoofd nf, het
getier van 't volk bewees voldoende, dat het
treurspel ten einde was.
zeggen, wij willen, wat de Regeer'ng wil,
anders niets. Eu als dus de Regeering
niets wil, dan willen wij ook niets. Iu
woorden alles, iu dadeu niets, aldus
staat het iu Pruisen met de conservatieven
geschapen. Vandaag veroordeelen zij op
de ondubbelzinnigste wijze de Meiwetten,
maken energieke resolutiëu, wagen het
zelfs voor de opheffing dier wetten te
stemmen, maar zoodra de Regeeriug een
sein geeft, dan komen zij met een be
langrijk Rijks- eu Staatsbelang* voor den
dag, of wijzen op de onderhandelingen
met Rome,« waar zij zich achter verschuilen.
De cultuurstrijders par excellencede na-
tioualeu en vrij-conservatieven, zeiden
in de gevoerde debatten op den 22u April
niets. Dat zegt trouwens geuoeg.
De vrijzinnigen zijn den Katholieken
slechts ten halve toegenegen. De haat tegen
den Kanselier eu de hoop bij voorkomen
de gelegenheden op de stemmen der Ka
tholieke Afgevaardigden te kunnen rekeneu,
O 7
matigt eeuigszins hun aangeboren afkeer
tegen de Kerk en kerkelijke dingen. Het
volle recht zulleu ook zij der Katholieken
niet laten wedervaren. Huu steun, tot het
verkrijgen van hunne rechten, baat den
Pruisischen Katholieken zoo goed als
niets.
Van de onderhandelingen met Rome en
van de verschillende partijen is alzoo voor
de Katholieken in Pruisen niets te wachten.
Dit is thans dnidelijk gebleken.
Die duidelijkheid in den toestand is
trouwens dankenswaardig. Tot dusver heb
ben de Katholieken iu Pruisen slechts op
God eu op zich zelveu vertrouwd eu veel
gewonnen. Niets zal hen ontmoedigen,
niets zal hen van elkander scheiden, en
zoo doende zulleu zij nog veel, ja alles
winuen, Het Katholieke volk zal eenparig
en hartgrondig de woorden beamen die
Dr. Windthorst sprak aau 't slot van het
debat. Mijueheeren, zoo liet die beroemde
en geniale Afgevaardigde zich hooren,« ik
beu overtuigd, dat ik uit het hart van alle
Katholieken in dit land spreek als ik zeg:
„Wie was die man en waarom werd hij te
rechtgesteld?// vroeg ik een naast mij staaiulen
agent van politie? Deze zag mij verwonderd aan
eu zeide: „Maar, mijnbeer, 't'was Jacques Rey-
nauld." Die naam klonk mij niet gansch vreemd;
na eenig nadenken herinnerde ik mij, dat de
Parijsche pers van eenige moorddaden te Dieppe
had gewaagd eu daarbij den naam Reynauld had
genoemd. Mijne nieuwsgieiigheid was thans gaande
gemaakt, ik informeerde mot nauwkeurigheid
en voor ik Dieppe verliet, keilde ik het leven
en de misdaden van den terechtgestelde.
Iu de „Rue des Armos" woonde vier maan
den geleden een winkelier, Maurice geheeten,
die vrouw ea kind eenvoudig doch goed van zijn
handel onderhield, 't Waren stille, achtenswaar
dige monschen en de gansehe buurt bezocht den
kleinen winkel gaarne.
Op zekeren Ziterdag was de Verkoop buiten
gewoon goed geweest en vader Maurice was
doodmoe, toen hij jeiudelijk den winkel sioot en in
het woonvertrek trad, waar do dienstmaagd de
tafel dekte voor bet avondeten.
„Ik zou heden-avond wel eens oesters willen
eten," zei Madame Maurice, toen haar echtge
noot binnenkwam.
r't Zd te laat zijn, liefste, 't is reeds kwart
over tienen.
„Justine zegt dat de winkel op den hoek nog
open is."
„Welnu, laat ze dan halen, ook ik heb goe
den eetlust."
De dienstmaagd nam een korfje, om de zoo
zeer gewonschte oesters te haleu en zette de
huisdeur op oen kier, opdat men haar later niet
zou behoeven te openen.
De winkel, waar zij de oesters moest koopen,
was echter reeds gesloten eu Justine ging nu
langs de „Grande Rue" om te zien of zij de
versuaporiug ergens anders kon machtig wordeu.
't Duurde tamelijk lang, tot zij eindelijk een
nog open zijudm winkel vond en toen zij den
wij hadden dezen uitslag niet verwacht.
Hij zal voor ons echter een richtsnoer ziju
voor onze toekomstige houding. Wij zullen
tegen zulke verklariugen, die do herziening
der Meiwetten iu 't onzekere, naar eeuwige
tijden verschuiven, vast aaneengesloten
verder strijden eu ons door niets laten
scheiden; wij zullen vereeuigd blijveu, vast
en innig, zooals wij dat altijd in het Cen
trum zijn geweest. Eu, gelooft mij, gij
zult noch het Centrum noch zijne vrienden
iu den lande, iu deze eenheid afbreuk kun
nen doen. Het Centrum zal eensgezind en
met verdubbelde kracht den strijd voor de
vrijheid der Kerk verder voeren. Wij zul
leu ons troosten, iu het vertrouwen op
God, die de wereld regeert en de machtigen
der aarde ten slotte tot rede brengt of
hou tuchtigt, dat het eindelijk anders
zal worden. Wij zulleu niet ophouden God
te bidden ons ook iu de toekomst de 1100-
dige kracht en geduld te verleeuen, om te
dragen wat ons is opgelegd. Maar wij zullen
dit uur niet vergeten! Dat beloof ik u
en dat beloven u alle leden van het Cen
trum met mij.
Het is waarlijk niet zeer vleiend voor
het Pruisen der negentiende eeuw, dat de
confessioneele haat der Regeeriug zich
vereeuigeu kan met bureaucratische be
krompenheid om aan een derde gedeelte
der gausche bevolking de eerste eu natuur
lijke rechten, die der godsdienst-vrijheid,
te ontrooven eu te onthouden. Inderdaad
zoo ergens, dan zijn in Pruisen de woorden
recht eu verdraagzaamheid niets dan ijdele
phrasen, niets dan holle klanken.
De opeuiug der tentoonstelling had Za
terdag 11. te Autwerpen plaats door den
Koning, vergezeld van de Koningin, den
Graaf en de Gravin van Vlaanderen, de
hofdignitarisseu, eu in tegenwoordigheid
vau al de ministers, het corps diplomatique,
de leden van Senaat en Kamer, de magi
stratuur, de burgerlijke en militaire over
weg naar huis nam, sloeg' het elf uur. Zij was
dus drie kwartier afwezig geweest.
Tot hare groote verbazing vond Justine het
huis gesloten. Zij dacht dat de wiud de (leur
had toegeslagen en drukte op de klinkHet slot
was echter vau binnen gesloten.Zij belde,maar niets
bewoog zich. „Wellicht zijn zij reeds naar bed
gegaan," zeide Justine tot zich zelve eu ergerde
zich, dat men haar had buiten gesloten.
Zij belde nogmaals luide geen antwoord.
Nu trok zij met alle kracht aan de bd te
vergeefs. In haren angst en opgewondenheid ver
telde zij aan eenige voorbijgangers wat haar was
wedervaren; men haalde de politie en de deur
werd opengebroken.
In de gang was het donker; een der gendar
mes struikelde over een voorwerp, bukte en tastie
met zijue hand in iets vochtigs. Men ontstak li'clit
en ontdekte toen een ontzettend schouwspel. De
arme Maurice lag met doorgesneden hals iu de
gang; zijn lijk zwom in 't bloed. In de kleine
kamer lag liet lijk zijner vrouw met dezelfde vree-
selijke wonde. Zelfs de zuigeling in de wieg had
men niet gespaard; bet arme weerlooze schep
seltje had denzelfden dood gevonden als zijne
ouders* Wat waarde had, was uit het huis ver
dwenen.
De ontsteltenis der omstanders laat zich niet
beschrijven. Het onderzoek der politie had geen
resultaat. Men vernam slechts dat een man op
denzelfden avond dikwijls voor het winkelraam
was blijven staan, doch niemand kou zeggen,
wie deze man was of vanwaar hij was gekomen.
De gausche stad verkeerde iu opgewondenheid
en menig hart klopte angstig, als de nacht na
derde. Na verloop van eenige dagen kwamen de
gemoedereu der inwoners weder tot rust om
echter later door een even gruwelijkea mooi
tienvoudige ontsteltenis te moeteu onderviudan
(Slot volgt.)