NIEUWE No. 933. Zondag 6 September 1885. 10de Jaargang. Geen nieuwe lasten. 30 Cents. HÜRLIMNIIIÏ Mil UT. abomnbmejttspbijs Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1, Voor het Buitenland 1,50 Afsnuderljjke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. iMtimi».-. PRIJS DER ADVERTENTIÉN AGITE MA NON AGITATE. Van 16 regels Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KUPPERS LAUREY. Er wordt dezer dageu weder veel ge sproken over het vraagstuk der nationale verdediging. Gelijk bekend is, wordt in een ontwerp der Regeeriug, waarbij eene wij ziging vau het betrokken hoofdstuk der Grondwet wordt voorgesteld, eigenlijk niets in bizouderhedeu geregeld, alles wordt overgelaten aan den gewonen wetgever. Zeer gevaarlijke elementen bevat de nieuwe Grondwetsformule, omdat zij de mogelijk heid doet geboren worden, dat de Natie onder den druk zal worden gebracht van den persooulijken, zoo niet van den alge- meeneu dienstplicht. Daarenboven wil het regeeringsvoorstel niet meer of minder dan dat de miliciens naar de overzeesche be zittingen van den Staat zullen kunnen ver zanden worden. En nu is tegen dat laatste denkbeeld, vooral bij het onderzoek der ontwerpen, door de Leden van de Tweede Kamer krachtig opgekomen, doch het neemt niet weg, dat het voorstel in allen ernst aan do orde kwam en zelfs bij een deel der volksvertegenwoordiging ondersteuning rond. Over de consequentie van dat stelsel van verplichten kolonialen dienst, heeft men wellicht nog maar al te weinig nage lacht. Het systeem komt toch hierop neder, dat in de toekomst de kinderen van ons Volk kunnen genoodzaakt worden, om met hun leven ook te boeten voor de dwalingen, door de Regeering in het moederland en in de koloniën, met betrekking tot de uitbrei ding van het grondgebied, te begaan. Tegen het aaunemen van zulk een al ler verderfelijkst stelsel kan niet genoeg worden gewaarschuwd. Het militairisme zoukon de Regeering haar voorstel er door krijgen, zijn intocht houden binnen onze laudpaleu. Vraagt men ons nu: wilt gij dan niets doen voor de handhaving der nationale zelfstandigheid en onafhankelijkheid? dan antwoorden wij zeer beslist: niet weinig; maar veelzeer veel zelfs. Door de toepassing der moderne begin selen staat het thans zoo in de wereld ge schapen, dat Statenroof niet meer tot de uitzonderingen behoort. Men moet dus de vaderlandsche grenzen tegen die moderne liefhebberij kunnen beveiligen. Maar onze grenzen te verdedigen is gansch iets anders FEUILLETON. Onschuldig verstooten. 2. Geschiedkundige Novelle. Ridder Engelbrecht droeg een huisrok van zwart fluweel, ecne sterke, lederen broek en ruiter-iaarzenbet zwaard stond tegen den hooggeltunden, met leer overtrokken armstoel, naast hem. „Zoo moet het dan toch geschieden," mompelde hij halfluid. „God weet hoe zwaar mij. het afscheid valt! Ik zal den jongen niet wederzien. Maar zoo kan het niet blijven, hij vergaat met mij in armoede en komt ten slotte op gedachten, die een Zarnitz niet passen. Aan den Keizer en Prins Eugenius wil ik hem afstaan. Daar, in dienst van het vaderland, heeft hij het beter dan hier in ziju vervallen, voorvaderlijken burcht en onder de spiesburgers van Mohar." Hier werd hij in zijn alleenspraak gestoord want de zaaldeur ging open en een jongeling^ die ternauwernood den ouderdom van twintig jaar bereikt kon hebben, trad over den drempel. Het was Rudolf Vou Zarnitz, de laatste afatam- meling van het geslacht. Het was een welgevormd, innemend jonkma n, wiens krachtige en regelmatige lichaamsbouw onder het lichte krijgsmansgewaad des te voor- deeliger uitkwam. In dikke lokken viel het dan onze koloniën te beschermen. Het eerste is aller plichthet laatste niet. Hierbij mag ook uiet over het hoofd worden gezieu, dat de verdediging onzer koloniën door middel van vrijwilligers, nog volstrekt niet on mogelijk is gebleken. Veeleer is het te gendeel het geval. Jaren achtereen (van 1873) voeren wij een hardnekkigen krijg op Sumatra, en als van dien oorlog nog niet een beter resul taat werd verkregen dau moet zulks niet worden toegeschreven aan de onmogelijk heid om gunstiger uitkomst te verwerven, maar aau de verkeerde maatregelen, welke werdeu genomeu. Inzonderheid werkte de onzekerheid in bet beleid de afwisselende standpunten, die meu innam, allernoodlot- tigst. Overbodig is het niet, hier te wijzen op het historisch feit, dat het stelsel van ge huurde legerbenden iu vroegere eeuwen volstrekt niet tot zoo ongunstige gevolgen voerde. Al de groote oorlogen, die de ge daante der wereld veranderden zijn (tot op deze eeuw) door staande legers, uit gebuurde soldaten gevormd, uitgevochteu. Alleen plaatselijk kon er van eene nationale de- feusië sprake wezen. Men spreekt bi] ons te laade nog altijd veel over deu 80jarigen oorlog, als men van de nationale weerkracht gewagen wil; doch in dieu oorlog werdeu bijkans uiet an ders dan vreemde troepeu gobruikt. Enkel bij de verdediging der steden, deed de na tionale kracht liaar invloed gevoelen. Op die waarheid werd nog dezer dagen van alleszins desbevoegde zijde de aandacht ge vestigd. 't Is dus beginseldrijverij, anders niet, als men met zulk eene voorname minach ting op de toestanden van vroegere eeuwen in dat opzicht neerziet. Gelukkig echter is het, dat het bewijs voor de oumisbaarheid eener verplichte uitzending van 's lands zonen naar ouze koloniën uiet zal ge leverd kunnen worden. Eerst als het per tinent ondoenlijk was gebleken, dat de ko loniën door middel van een uit vrijwilli gers gevormd leger, niet te verdedigen wa ren, zou men op het nemen van buiten gewone maatregelen bedacht mogen worden. Die maatregelen zouden echter nimmer van anderen geest kuunen zijn, dau om de vrijwillige uitzending onder de miliciens te bevorderen. Het verbinden van zeer groote bruine hoofdhaar tot op de schouders af, en uit het mannelijk schoone aangezicht, welks bovenlip met het eerste dons van een knevel overschaduwd was, blikten een paar donkere oogen, waarin een zweem van stille treurigheid te lezen was. „Zoo diep in gepeins, vader?" dus nam Rudolf met een heldere, welluidende stem het woord op. „Laat den warmen zonne straal tot in hart en ziel doordringen en het misnoegen temperen, dat de ondankbaarheid der burgers van Mohar iu u heeft opgewekt! Voor zeker, spoedig genoeg zullen zij uw dapperen arm cn beproefden raad op nieuw behoeven en gij, ik ken u maar al te goed, zult het on recht, dat men u heeft aangedaan, met groot moedigheid vergelden." „Meent gij, mijn jongen, dat ik nog aan die Philisters denk?" antwoordde de oude verdrietig. „Ik geloof dat wij Zarnitzors er aan gewoon moesten zijn, daar ginds slechts dan welkome gasten te wezen, wanneer het er op aan komt een al te heete soep op te scheppen. Mij nentwege mag de Turk het geheele nest met os en ezel daarbij, in het paleis van den Sultan sleepen, was het niet een christelijk en helder schitterde hier ziju oog het eigendom vau onzen allergenadigsten Keizer en HeerAlles voor Keizer en vaderland! is de leus der Zar- nitzers en den Heiligen zij dank, nog was er geen een verrader in ons geslacht, die deze leus ten voordeelen aan den dienst iu Indië, zou als lokaas kunnen worden gebezigd. Toch zouden wij ook die wijze van doen niet bizouder kunnen toejuichen. Vele jon gelieden zouden door de macht van het goud kunnen worden verlokt, om zich naar een klimaat te begeven, waartegen zij uiet zijn bestand.Dat klimaatsverschil beheerscht voor een groot deel de quaestie. Als men vecht op eigen bodem, voor eigen bodem, strijdt men op deu grond, waarop men geboren werd. Men is dan aan de kli maatsinvloeden gewoon. De vermoeinissen en de ontberiugen van den oorlog kan men dus zeker lichter verdragen, dan wanneer men oorlog voert in een klimaat, hetwelk op zich zelf reeds, in zeer gewone toe standen en verhoudingen, een gevaar op levert, voor hen, die er niet aan zijn ge wend. Yoor honderden vaderlandsche jonge lieden zou dus de tocht naar en het ver blijf in Indië, met een begrafeuistocht gelijk staan. Willen wij uiet booreu van die uitzen ding naar Indië, ook de afschaffing der plaatsvervanging blijven wij als allernood- lottigst bestrijden. Eu nu wordt in het regeeringsoutwerp wel niet de invoering vau den persooulijken dienstplicht voorge schreven, doch juist dat het ontwerp niets regelt iu dat opzicht, achten wij uiterst ge vaarlijk. De gewone wetgever is toch niet te vertrouwen. Als op een goeden dag de meerderheid der Kamerleden militaristisch deukt, dau zal de Natie er van moeton lusten. De Prussiens zullen worden nage volgd; hun stelsel van algemeenen dienst plicht zal onverbiddelijk worden ingevoerd. Onze heeren militairgezindeu zullen mee- nen, dat zij ons wat een goeden dienst bewijzen, daar zij zelf een ontzettend be hagen hebben in het soldaatje spelen. Iu naam vau duizenden bij duizenden verheffen wij onze stem tegen de verzwa ring vau deu dienstplicht. Het komt ons voor, dat onze Natie reeds meer dan ge noeg met lasten vau allerlei aard is be zwaard. De liberale periode, welke met 1789 voor de wereld aanbrak, heeft iu dat opzicht wouderen gewrocht. Toen die gehate ouder- wetsche menschen nog aan 't roer zaten, wist men van al die 19e eeuwsche fraaiig- schande heeft gemaakt. Ea ook gij, mijn zoon, zult die trouw bewaren!" ging lnj plechtig voort, „gij zult vernemen wat mijn hart beklemt en mijn oog benevelt; liet is de scheiding van u, en of deze scheiding u tot eer en waar digheid zal voeren en u in den adel van Oostenrijk O en Hongarije de positie zal doen verwerven, waarop de naam Zarnitz aanspraak heeft. Dank zij mijne vroegere betrekkingen in Weenen, heb ik een vaandrigspatent bij een keizerlijk ruiter- regiment voor u verworven." Een uitdrukking van schrik vertoonde zich op Rudolfs gelaat. „Versta ik u wel, vader?" riep hij uit; ik zou van hier moeten?" „Ja mijn zoon! Gij zijt te oud, te roem zuchtig, dan dat gij hier in deze eenzaamheid zoudt kunnen voortlevengij zult onzen naam door nieuwen roem doen schitteren, gelijk hij in de dagen onzer voorvaderen straalde en daarbij, Rudolf, wat kan ik u aanbieden? Zie om u heen! armoede en verval, waarheen uw blik zich ook wendt! Ik kan het niet verdragen, dat mijn zoon, de laatst) van zijn geslacht, iu zijne berooidheid woekeraclitige kramers ten spot verstrekke." „Zijn wij niet meer dan zij allen? Kan al hun geld hun het roemrijke verleden van ons geslacht verschaffen, hoe woest en wild de levens wijs van onze voorzaten ook moge geweest zijn? Ligt het kenteeken van den ridder in het gewaad heden niets af. De gezeten burger en ziju mannelijk kroost, konden aan den arbeid blijven; zij deden veel voor het land, maar het waren geen offers in bloedwel iu geld, die de groote meerderheid bracht. Het was voor onze eeuw bewaard, daarin verandering te zien gebracht, eene nieu wigheid, welk zeer bepaald geen verbete ring kan worden genoemd. De trotsclie Corsikaan was de man, aan wien ook ons Volk den zegen der conscriptie dankt. Door de overlevering weten wij, met hoeveel bijval die beleefdheid van Napoleon door ons volk werd begroet! Yoor een zeer gewichtig deel wortelt de haat van de Ne- derlandsche natie tegen den eersten Keizer van Frankrijk, in die invoering van de militie. Nog ver boven Napoleon willen de mi- litairi .ten van thans uitblinken Zij aarzelen uiet desnoods ieder te noodzaken in de ge- ledereu van het leger te dienen. Zoo vatten de liberale heeren de vrijheid op.Huune vrijheid bestaat in banden dragen. Alles wordt thans schier gereglementeerd. Geen terrein, of de Staat zet er zijn tiran nieken voet op. Wij worden nu door den Slaat geïnstrueerd op de Staatsschool; ge cureerd door het Staatstoezicht op de uit oefening vau de geneeskunde; getranspor teerd op de Staatsspoorwegen; nu moet er nog bijkomen dat meu wordt gemilitariseerd door den verplichten persoonlijken mili- tiedienst en het spel zal bijkans volmaakt zijn. Geheel volmaakt nog niet. D9 heeren libertijnen hebben nog voor later andere Staatsverrassingen in hun zak. Zelfs elke schijn van vrijheid moet ver dwijnen. Wat de wet niet bereiken kan, moet aan de politie-reglementeu worden overgelaten. Men mag met geen onuoozel uithangbordje zijn woning sierenof de man der wet zegt: kip ik heb je! De po litie-reglementeu, in de groote steden vooral, zijn moordenaars van de vrijheid der bur gers eu vau 't sociale leven. De wetten-manie heeft zich van de kin deren van onzen tijd meester gemaakt. Dienen is de leus in deze vrijheidseeuwde 19e der Christelijke jaartelliug, de eerste iu die vau de heidensch-revolutiouuaire. Telkens worden nieuwe lasteu der bevol king opgelegd. Tegen dat lasten-stelsel protesteeren wij of in den inwendigen mensch? O! zend mij niet van u weg, rader!" ging Rudolf smeekend voort, „laat mij uwe armoede deelenWel hond ik de leus van ons huis hoog in waarde, wel klopt mij 't harte, wanneer ik er aan denk, goed en bloed veil te hebben voor den dienst des Keizers: maar ook hier is daarvoor toch immers gelegenheid genoeg. Worden wij niet in de onmiddellijke nabijheid bedreigd door den erfvijand der Christenheid Beweert men niet dat Prins Eugenius zelf aau de spits van een leger naar Hongarije zal snellen Zend mij thans niet weg, vader, ik bezweer het u, thans niet!" „Hallo sprak de oude ridder eu keek ziju zoon scherp in het gelaat, „blaast de wind uit dien hoek? Het komt mij voor, als houdt u rog een andere band aan den geboortegrond geboeid, dan eenig en alleen de gehechtheid aan uwen ouden vader, voor wien gij, het zij te uwer eer gezegd, altijd een trouwe, brave zoon zijt geweest. Sinds eenigen tijd reeds sla ik u gade en vind u veranderd de opgeruimd heid der jeugd is van u geweken, en droevig is uw oog eu uwe gemoedsslemming. Ik schreef het toe aan de eenzaamheid, aan het drukkende gevoel der afhankelijkheid, en hernieuwde der halve mijne oude betrekkingen met eenen. Nu echter zie ik, dat ik mij bedrogen heb en verlan" van u de waarheid, de ouvervalschte. volle waarheid." Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1885 | | pagina 1