N I E U W E No. 953. Zondag 15 November 1885. lOde J&argaog. De Kunst en de Godsdienst. BUIT fc h A 1)~ 30 Cents. imiiLtMsnif (iirim ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maaudeu voor Haarlemr 0,80 Voor de overige plaatsen iu Nederland fr. p. p. 1, Voor het Buitenland 1,50 Afzonderljjke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. B [JRE AU: St. Jansstraat Haarlem. PRIJS OER ADVERTENTIE» AGITE MA NON AGITATE. Van 16 regels Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KUPPERS I, AU RET. Weenen is dezer dagen het schouwtoo- neel van een gruwel geweest. Daar toch werden kunststukken ten toon gesteld, welke in elk opzicht kwetsend voor het Christe lijk gevoel moeten genoemd worden. Het gold voorstellingen uit de Gewijde Bladen, welke echter zoo waren vervaardigd, dat de wezenlijke, voorstelling der Heilige Schrift er door te loor ging. De kunstenaar brak met de Christelijke traditie. Tegen dat bedrijf kwam de Kardinaal-Aartsbisschop van Wee nen iu verzet (zie ouder Buitenland Z. Em. oordeelde terecht,dat zulk een neerhalen van de boogste en heiligste dingen tot de diepte van het louter gewoon menschelijke als kwetsend voor de gevoeligheid der ge- loovigen moest worden veroordeeld. De doorluchtige Kerkvorst had gelijk. Hem komt warmen dank toe voor de uit nemende wijze, waarop hij voor het recht van den Godsdieust, op eerbiediging is op gekomen. Zijne getuigenis] echter, eerst bij de Overheid voorgedragen, heeft bij haar geen gehoor gevonden. Dat behoeft ons niet te bevreemden. Zelfs iu die landen, waar de Regeering nog het goede wil, wordt zij in haar streven om het goede ook te doen, bemoeilijkt door de macht van den tijdgeest. Die toch leert: de kunstbeoefening moet vrij wezen. Wjj vragen: wie wil haar iu banden slaan Im mers niemand. Maar het is geheel iets an ders vrjj te zijn in de kunstbeoefening, of vrij in het misbruiken van de macht, welke men door haar over de vormen er langt. De kunstidee is volstrekt niet sy noniem met de voorstelliugsidée. Welk is het doel der kunstbeoefening? Daarop kan geen ander antwoord gegeven worden, dan: het verkrijgen van het mees terschap over de vormen. Welnu, iu dat streven mag zeker niemand worden belem merd. Toch laat de Staat nergens den kunstenaar vrij in het aanweudeu van diens gaven, althans zoo hij de producten van zijne kunst openbaar maakt. Of wordt niet gewaakt tegen het ten toon stellen van onzedelijke schilderpen en platen? Hier willen wij niet twisten met de overheid over hetgeen vanwege de politie of justitie onder onzedeljjk wordt verstaan. Wij zouden vrij wat verder gaan op dat gebied dan de overheid. Die quaestie nu FEUILLETON. Onschuldig verstooten. 22. Geschiedkundige Novelle. Vervolg.) „Men kan het wel zien dat gij eerst sinds vier dagen bij ons zijl," antwoordde een der jongelieden, „anders zoudt gij die vraag niet doen. Wie kent den Dertigste niet? Doch om uwe nieuwsgierigheid te bevredigen, zult gij zooveel vernemen, als ons zeiven van hem be kend is." Hij nam een stevige teug uit de naast hem staande kan, met schuimend gerstenat gevuld, daarop rekte hij zich behagelijk, ondanks den zachten Augustusnacht voor het koesterend vuur uit en begon„Het mag ongeveer negen jaar geleden zijn, dat het Keizerlijke leger onder de aanvoering van den grooten Eugenius pas iu Eraukrijk stond om den overmoed der vij anden te straffen, die het Duitsche Rijk den vrede niet gunden, toen een jonkman, oogen- schijnlijk een Hongaar van geboorte, zich bij de compagnie van onzen luitenant aumeldde en dringend verzocht iu de gelederen opgeno men te wordeu. De mislukte aanslag op Toulon eens daargelaten, is het een feit, dat de justitie geen bepaald onzedelijke kunst- voorstellingen duldt. Deswege komt haar lot toe. Iu een beschaafd land (om nu van geen Christenland te spreken) mogen geen immoréele platen of schilderijen ter be zichtiging worden gesteld. Is dat echter genoeg? Wij gelooveu het niet, of meer naar waarheid, wij ontken nen het ten stelligste. Heeft de zedelijkheid recht op bescher ming, de Godsdienst nog meer. Alle ware moraliteit is alleen door den Godsdienst denkbaar. Raakt men aan hem, dan wordt hij ondermijnd. Daarom moet de Godsdieust allereerst worden ontzien. Toch duldt inen het aantasten vau den Godsdienst, hoewel men het kwetsen van het zedelijkheidsgevoel bestraft. De incon sequentie is groot, is bedroevend, maar zij volgt uit de beginselen der eeuw. Hoe meer het wezen te loor gaat, des te meer hangt meu aau de vormen. De wijn is uit gestort of wel bedorven, maar nu vergoodt men de lederen zakken. Dat is voorspeld door den Heiland, door Hem, Wieu men weder iu het heilig aan gezicht slaat. VormHeust, dat is de verderfelijke nei ging van de kindereu onzer eeuw. Alles mag men bedreigen, vernietigen zelfs, maar in 's Hemels naam, raak de vormen niet aan. Tegen het kind (de zedelijkheid) wordt geen openlijk optreden geduld, maar den vader (den Godsdieust) verklaart men feite lijk vogelvrij. De kinderen van onzen tijd doen dat gedachteloos. Zij bedoelen er, volgens hun inzien, iets goeds door te verrichten. Het denkbeeld zelf is echter te dwaas om alleen te loopen. De zedelijkheid is een der goede gevolgen van het Christelijk Geloof. Het Geloof zelf kan zij niet worden. Die waar heid moet gehandhaafd, krachtig verdedigd worden. Met grond verhief dus deKardinaal-Aartsbiss. van Weenen zijne herderlijke stem om te gen ongodsdienstige kunstwerken te pro testeeren. Wil de overheid uit laakbare zwakheid de zaak liefst blauw blauw laten, het Christelijk geweten kan daar niet i n berusten. Men valt (en tot zekere hoogte met recht) de Regeering hard over dat dulden van het violeeren van het godsdienstig had onze rijen sterk gedund; want de Fran- sche overmacht was veel te groot geweest en het verzoek van den vreemdeling werd inge willigd. Uitgenoodigd om zijn naam te noemen, verzocht hij hij dien te mogen verzwijgen. Nu, wij hadden geen grond hem dien met geweld af te vorderen. In oorlogstijd ziet men daarop niet zoo nauw en de voorbeelden waren ook niet zeldzaam dat weggelooper zonen van aanzien lijke familiën onder de vanen van den grooten Eugenius hunne toevlucht zochten. Om den nieuw- aangeworvene evenwel toch te kunnen aandui den, noemden wij hem, naar zijne plaatsing in de compagnie den Dertigste en dezen naam heeft hij tot heden behouden. Ik geloof waar lijk dat hij zelf zich niet herinnert ooit een anderen gedragen te hebben. „Aanvankelijk," ging de verhaler voort, „be handelden wij den nieuwen kameraad met wan trouwen zijn schuw, somber voorkomen, zijne zucht naar afzondering, zijn afkeer voor vroo- lijko feestdagen en gezelligen omgang boezemden ons argwaan in, ja velen noemden hem vlakweg een spion. Maar na den eersten slag, waarin hij in onze gelederen deelnam, veranderde onze mee ning. Hij scheen met het doodsgevaar te spelen, als hij het niet opzettelijk zocht. Op de slag velden van Italië, aan de boordeu vau deu Rijn, ouder de wallen vau Rijsen verrichtte hij volksbesef. Wij keuren de houdiug der Re geering niet goed, maar niettemin is zij de ware schuldige niet. De ware overtreedster is de maatschappij zelve, die toejuicht, dat bespot en gehaat wordt, wat eerbiediging en liefde verdient. In die algemeene ont aarding moet de wezenlijke wortel van het jammerlijk kwaad worden gezocht. De tij delijke overheid is slechts wat zij zijn, die haar verheffen tot hare waardigheid. De volkskeuzen vormen het gezag. Het geneesmiddel der kwaal moet dus aan het volk .zelf wordeu ingegeven. Thans zullen wij daarover niet uitweiden. Eene andere vraag roept nog even onze aan dacht, en wel deze: bestaat er eeue gewijde kuust De kinderen van dezen tijd ontkennen ook dit zonder grond evenwel. Waarom zou zich de kunst niet mogen en kunnen stellen iu den dienst van deu Godsdienst? De kunst is toch zeker de hoogste uiting van het menschelijk vermogen. Scheppen kan de meusch niet, maar na-scheppen wel. Die gave is hem door God geschonken. Dat talent te gebruiken tot eer van Hem, Die het deu mensch verleende, zal dus wel allereerst plicht en roeping zijn. Gewijde kunst is zoo weinig een onre delijk denkbeeld, dat men eigenlijk zou kunnen zeggen, dat alle kuust gewijd moet wezen, zal zij zijn wat zij, naar haar aard en doel, werkelijk is. Niet altijd behoeft bet onderwerp, dat de kuust behandelt, een gewijd, in den gewonen zin van dat woord, te zijn. Gewijd moet men, in dit verband, nemen niet in de positieve, maar in de negatieve beteekenis. Dat meeneu wij: nim mer mag de kuust ontwijdendat wil zeg gen, tegen het ware, reine en goede zon digen. De kunstenaar mag zijne Goddelijke gave, die hij bezit, niet aanwenden om God te hoouen. Daar nu het Geloof, de heerlijkste, schoon ste en heiligste genadegave Gods, aan deu mensch geschonken, is, zoo moet de kun stenaar er zich voor wachten, dat hij tegen deu Godsdienst, van welken de Kerk de draagster en de bewaarster is, zondige door hare overleveringen niet te achten, hare leer te bespotten. De kunstenaar, die ongodsdienstig wordt, werpt roekeloos de Jacobsladder van zich, waar langs hij op kunstgebied ten Hemel kan stijgen. wonderen van dapperheid en het was alsof de dood, dien hij scheen te zoeken, hem versmaadde. Kogels floten om zijn hoofd, zwaarden en lansen richtten zich op zijue borst ongedeerd kwam hij uit eiken slag maar ook onb doond want met onwrikbare hardnekkigheid wees hij tot op den huidigen dag elke onderscheiding, elke bevordering af. Het komt mij voor alsof hij eene gelofte heeft gedaan, of wel voor eene zware schuld te boeten heeft." „Dat is een zonderling bericht," merkte de jongeling aan „en gij hebt mijne nieuwsgierig heid ten hoogste geprikkeld om den raadsel- achtigen kameraad van aangezicht te leeren kennen. Dient hij nog bij ons leger? Ik heb er een ducaat voor over om kennis met hem te maken." „Bespaar uw geld maar" zeide de Stiermar ker lachende; „want zie, daar komt hij juist aan, naar wien uw hart verlangt." De jongeling sprong op en blikte met alle teekenen der grootste deelneming op de gestalte, die, in een donkeren mantel gehuld, langzaam het wachtvuur naderde. Van vele zijden werd de raadselachtige man met deu zeldzamen naam begroet, menige blinkende knn werd hem toe gestoken hij bedankte vriendelijk, maar hield zich nergens op. Ook het wachtvuur, waarbij de jonge lieden zaten te praten ware hij stil Er bestaat dus niet alleen gewijde kuust, maar de kunst zelve is de hoogste wij ding, na den Godsdienst, van den mensch De slotsom leidt er ons toe, nog eene andere waarheid te herinneren, welke ver band houdt met eeite stelling, die wjj zoo even uitspraken. De samenleviug zelve, zeiden wij, draagt schuld van de ontaarding, welke binnen haar boezem, op onderscheiden terrein, wordt gevonden. Als de atmosfeer zuiver der zal geworden zijn, waarin de mensch, die arbeidt, ook met de vermogens van den geest, leeft eti zich beweegt, dan zal ieder lid der maatschappij daarvau deu gezegeuden invloed ondervinden. Zoo bestaat er eene wederkeerige wer king van den enkele op allen en van allen op den enkele. Bij de zedelijke verheffing van de samenleving heeft dus ieder voor zich belang. De kracht nu tot zedelijke hervorming kan alleen uitgaan van de Kerk van Christus. Hare leer, hare overlevering moeten dus iu hooge eer wordeu gehouden. Dat eiseht zelfs het belang der maatschap pij- Orde en rust kunnen enkel iu eene godsdienstige samenleving duurzaam wor den gehaudhaafd. Tegen hare ontkerstening, ook door middel der kunst,wake men daar om met Christelijke nauwgezetheid. Tusschen de leiders van de Duitsche sociaal-democraten, Liebknecht en Vier- eck, is verschil ontstaan over het eischen van een normalen arbeidsdag. De eerstge noemde is daartegen, de tweede daarvoor Dientengevolge hevige strijd tusschen beiden Z. Em. de Kardiuaal-Aartsbissehop van Weenen heeft in een herderlijk schrijven gewaarschuwd tegen de Weiuschagei-expo sitie. Die kunstenaar heeft groepen ver vaardigd van de Heilige Familie, waarbij Christus wordt voorgesteld als de oudste zoon van een groot gezin, terwijl hij iu eeue andere afbeelding Christus uit den schijndood doet opstaan, alzoo de realiteit van 's Heeren Opstanding ontkent. Zes Czechische socialisten, uit Dresden verbaunen, waaronder de hoofdman van de Czechyclub aldaar, zijn door het Ge rechtshof te Praag, wegens het zich in 't geheim vereenigen, veroordeeld tot zes we ken gevangenisstraf. voorbijgegaan, bad niet de oudste van hen den wandelaar aangesproken „Rust hier een oogenblik uit, Dertigste," sprak hij, „en vergun dit jonge, pas uit het ei gekropen kuiken, dat van uwe dappere da- don heeft vernomen, u zijne hulde te brengen De man stond stil; helder viel het schijnsel van het vuur op ziju aangezicht, dat nu niet door den helm van den krijgsman maar door een breed geranden vilten hoed met een donkere veder overschaduwd werd. Dat was geen aange zicht, hetwelk van frissche jeugd en vroolijk levensgenot getuigde, ofschoon de Dertigste ter nauwernood dertig jaren oud kou zijn: een korte baard omkransde de magere, bleeke trek- keu, nameloos verdriet sprak uit (1e plooien van den mond en zwaarmoedig zager, de don kere oogen den jongeling aan, die blozend en verlegen voor hem stond. //Men wil mij als verdienste toerekenen, wat ik slechts als plicht beschouw," sprak hij met eene welluidende en zachte stem, die de ziel des hoorders onwillekeurig trof. „Anderen deden hetzelfde als ik, en ook gij, mijn zoon, zult u den naam van soldaat van Prins Euge nius niet onwaardig toonen, dat hes ik m uwe oogen. Gij zijt nog zeer jong naar het schijnt Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1885 | | pagina 1