N I E W E
Tweede Blad.
No. 957,
Zondag 29 November 1885.
10de Jaargang.
Advent.
Plet woord Advent® is een latijusch
woord en beteekent aankomst,® aldus de
komst des Zaligmakers. De Advent is de
voorbereiding voor het li. Kestfeest en hij
is een tijd van boete, een gesloten tijd voor
feestenzooals het Concilie van Lerida
(524) uitdrukkelijk heeft bepaald. Met den
eersten Zondag in den Advent begint het
nieuwe kerkelijke jaar.
De natuur komt met den ernst van dezen
heiligen tijd overeen. Grauw en somber is
de met wolken bedekten hemel; de winter
nadert meer en meer met zijne koude
zijn ijs en sneeuw; verdwenen zijn de
bloemen; booinen en heesters zijn kaal,
van hun bladerentooi beroofd en de stem
pel der vergankelijkheid is in de natuur
op alles gedrukt. Dat is zoo juist het beeld
der van God vervreemde menschheiddie on
der den vloek der zonde zucht, nadat zij de
onschuld van het paradijs heeft verloren.
De aarde nu is een tranendalde voorberei
dende school voor de eeuwigheid, maar
geenszins onze vaste verblijfplaats.
En even als er in de natuur een wach
ten een verlangen heerschtzoo ook in
's menschen hartmaar de werkelijkheid
der wereld beantwoordt niet aan ons ide
aal in den tegenwoordigen tijd heerscht
er een toestand van lijdengebrek en ont
bering in de gansche schepping en onze
hoop is op eene betere toekomst gericht.
Het gansche leven van den mensch in dit
tranendal is een Advent; door boete moe
ten wij ons op den tijd voorbereiden
als de Heiland komt en ons de heerlijk
heid van den Hemel openbaart. Wjj moe
ten alle hindernissendie ons ter berei
king van dit doel in den weg staan, ver
wijderen door gebed, nauwkeurige plichts
betrachting en door een godgevallig leven.
Als dit pelgrimsleven hier op aarde geen
Advent wasals met den dood alles was
afgedaanals we de hoop niet hadden
na deze aardsche bekommeringen in een
beter leven in te gaan, zou dan het leven
hier op aardewel waard zijn geleefd te
worden? Waartoe dan al die zorgen en be
slommeringen, al dat lijden, al dien strijd
Alleen om ons kleeren voor het lichaam
en spijs voor de maag te verschaffen? Zou
dat het doel van ons bestaan zijn? Neen
ons doel, onze bestemming ligt hooger,
het ligt aan gene zijde van het graf, en
de zekerheiddat al ons lijdenal onze
zorgen, met geduld en gelatenheid gedra
gen, gouden gewichten in de weegschaal
der eeuwigheid zijn, doet ons in dit aardsche
leven in de deugd stand houden en vervult ons
hart met liefde en vreugde. Voor hen echter
die met hun lot niet tevreden zijndie van
het aardsche leven verlangen wat het niet
kan opleveren, voor de ongeloovigen is
het leven geen Adventmaar eene kwel
ling, eene hel. Evenals de zeeman, die
in den donkeren nachtzonder kompas,
op de onstuimige baren zwalktvoor wien
geen ster der hope schijnt, gaan dezulken
door het aardsche leven; zij hopen niet,
omdat zij niet gelooven, zij klagen en
jammerenomdat zjj het ware doel des
menschen niet voor oogen hebben. Hen
wacht dan ook geen loon in hooger leven.
Doch evenals voor ruim achttien eeuwen
de Verlosser voor de menschheid van den
Hemel op de aarde daaldeom voor haar
het Rjjk Gods door zijn dood aan het
Kruishout te ontsluitenzoo zullen de ge-
loovigende braven, als hun Adventstijd
ten einde is, van de aarde naar den Hemel
stijgen, om daar het eeuwige loon te ont
vangen voor al het lijden, dat zij hebben
geleden, voor al de smarten, die zij in
het ondermaansche hebben ondergaan voor
al de lasten, die zij, in heilige onderwor
penheid, hebben getorscht.
Moge ook onze Adventstijd een tijd zijn,
waarin wij ons waardig maken eenmaal
ons ware doel te bereiken en de eeuwige
belooning te ontvangendie door den Al-
goede voor ons allen is weggelegd.
Sint-Nikolaas-preparatieven.
Sint Nikolaas is weer in aantocht, de
steeds levende, beminnelijke Heilige, de pa
troon van het weldoen zonder omzien, de
nationale Heilige bij uitnemendheid, bij
geloovigen en ongeloovigen evenzeer ge
liefd, die elk jaar onder ons rondwaart
als de goede geest dier zaligheid, welke
niet uitsluitend in het geven ligt, noch
uitsluitend in het ontvangen, maar in de
vonk, die overspringt, waar menschen el
kander welwillendheid bewijzen.
Bromt en gromt dan niet op hem, gij
brommende en grommende gemoederen in
den lande! Gij plaagt er u zelf het meest
mee, want zijne beminnelijkheid zal hem
toch altijd aan het langste eind doen blij
ven in de schatting van alle levenslustige
menschen. Verontwaardigd u niet al te zeer
over het feit, dat duizenden jonge meisjes
in zijti dienst oogen en zenuwen be
derven op mooie en leelijke handwerkjes;
aanstaande week kunnen zenuwen en oogen
weer uitrusten, en het is te hopen, dat zij
ze nimmer voor iets ergers misbruiken
zullen. Beklaag er u niet over indien
uwe huiskamer eene ongewone wanorde,
vertoont; indien er op de beste meubelen
van uw salon papieren, doosjes, kistjes,
touwtjes zwerven, en indien uwe huisge-
nooten, in zekere geheimzinnige bedrijvig
heid, binnen een week dubbel zooveel lak
en schakel-lijm gebruiken dan anders in
een geheel jaar. Let veeleer op de genoeg
lijke zijde van dit alles. Belaster ook vooral
niet den tijdgeest met uwe zware beschul
diging, dat liij den cultus van dezen Hei
lige te kostbaar maakt, »de weelde in dit
opzicht, als in zoovele andere, :>de
weelde te hoog opvoert.® Indien Sint Ni
kolaas u persoonlijk te veel geld kost, dan
is het uw eigen schuld, j Duurder dan zij
zeiven willen, is hij slechts voor diegenen,
welke geen lust hebben hun hart aan hem
te wijden en die hunne onlust met hunne
beurs trachten goed te maken. Wie wil,
heeft altijd nog wel iets om aan hem te
offeren zonder zich te verarmen. Er zijn
er, die zijn altaar bedienen met gesloten
beurzen, eu dat zijn de slechtsten niet
onder zijne vereerders. Zijn geldelijke ei-
schen zijn zoo hoog niet als velen zich
voorstèllen.
Heeft hij, bij voorbeeld, ooit gezegd dat
hij het liefst spiksplinternieuwe gaven
krijgt onmiddellijk uit een winkel afkom
stig? En heeft niet bijna iedereen dingen,
die hij zelf niet gebruikt, en die een an
dere goed te pas zouden komen? De
groote Amerikaansche wijsgeer, Robert
Emerson, wiens grootheid vooral daarin
ligt, dat hij, de hoogste hoogten en de
diepste diepten der menschlijke natuur zoe
kende, tegelijk zoo uiterst praktisch was,—
beweert dat geschenken, door af en toe
van meester te veranderen, elk jaar eene
nieuwe waarde krijgen. Wel! zijn er niet
honderd voorwerpen in uw bezit, die dood
eenvoudig staan te wachten totdat te avond
of morgen uw huishouden wordt opgebro
ken, om dan voor een appel en een ei
verkocht te worden? Zoudt gij er niet veel
meer genot van hebben door ze vrijwillig,
bij uw leven, op het altaar van Sint Ni
kolaas te leggen? Hij is de aangewezen
tusschenpersoon voor die verwisseling van
meester. Hij neemt alles op zich, versmaadt
geene enkele boodschap en hoe bescheiden
hij uw geheimen zal bewaren, hangt geheel
van u zelf af. 't Behoeft nooit uit te komen.
Veel wat op gewone dagen eene beleediging
zou kunnen schijnen, is dat op zijn feest
dag niet. De vraag is alleen maar of de
gift zelve den ontvanger aangenaam zal
wezen, en dit te bedenken kost geen geld,
maar slechts een beetje menschlievende
handigheid.
De beste weg daartoe is zeker bij de
keus van elk geschenk, bij de wijze waarop
het geschonken wordt, het genot der ont
vangenden als punt van uitgang te be
schouwen.
Evenzeer als door zijne goedheid, hopen
wij dat hij ons dit jaar door zijn scherts
verkwikke. Ook in dit opzicht mag nie
mand zich aan hem ergeren. Een rijmpje
uit de dagen toen men bij ons te lande
dergelijke dingen uitsluitend in het Fransch
placht te zeggen, luidde:
//Egayer tout ce que 1' on donne,
Les petits cadeaux et les aumónes,
D' un joli mot par-ci par-la,
Tantöt parlant d' un ton caustique,
Tantót en langue symbolique,
C'est 1' ordre du Saint-Nicolas!//
In 't Ilollandsch beteekent dit ongeveer
dat een aardig gekozen woord aan geschenk
of aalmoes hoogere waarde geeft, vooral
op het Sint-Nicolaasfeest.
Moge hij dit zijn karakter weder niet
verloochenen. Zijn feest levert een bij uit
stek goede gelegenheid op, om te tooneu
hoeveel echte geestigheid er nog binnen
Nederland schuilt, of, trots alle twijfelaars,
de flegmatische Hollanders® nog bij machte
zijn zich te vermaken zonder platheid en
lompheid, elkaar te plagen zonder bitter
heid, en met een hartelijken lach te lachen
om goed verzonnen aardigheden!
Curiositeiten van kunst uit den
ouden tijd.
Petrus Ramus verhaalt van een houten
arend en een ijzeren vlieg, vervaardigd
door Regiomontanus, een beroemd werk
tuigkundige te Nürnberg. De arend vloog
Keizer Maximiliaan de stad uit tegemoet
eu na dezen begroet te hebben keerde hij
terug en wachtte dan den Keizer op, aan
de stadspoort. De vlieg liet Maximiliaau
bij gelegenheid van een hoffeest uit zijn
hand door de kamer vliegen, tot groote
verbazing van al de toeschouwers.
Inyrmecides vervaardigde uit ivoor een
rijtuig met vier wielen en met evenveel
paarden er voor; het geheel was zoo klein
dat eene vlieg 't onder zijne vleugels kon
verbergen.
Oswaldus Northingerus maakte zestien
honderd schotels uit gedraaid ivoor, waar
niets aan ontbrak, maar die zoo dun en
zoo klein waren, dat ze alle in een peper
korrel kondeu geborgen worden. Zekere
Johan Carolus Shad van Mittelbach nam
dit verwonderlijk kunstwerk mede naar
Rome eu vertoonde het aan Paus Paul V,
die de schotels door middel van een
vergrootglas bezag; voor het bloote oog
waren ze nauwelijks zichtbaar.
Johannes Baptista Ferrarius vervaardig
de houten kanonnetjes, met affuiten, eu
al wat er bij behoorde; ook dit kunststuk
kon gemakkelijk in eene kleine hazelnoot.
In de tuinen van Hippolytus d'Este te
Tivoli nabij Rome, ziet men in de toppen
der boomen, allerhande tropische vogels,
die door middel van hydraulische kunst
hunne vleugels bjwegende en zing Jade
van den eenen tak op den anderen vliegen,
maar als er dan plotseling een uil te voor
schijn schiet, zijn ze weer alle stil en
onbewegelijk. Dit werk is mede zeer oud
en wordt aan Claudius Gallus toegeschreven.
De betere carrière, eene oneindige
geschiedenis.
Een schoenmaker, heeft een zoon. »Dc
jongen moet meer worden dan ik®, zegt
de man en brengt zijn jongen bij een
schoolmeester in de leer; langzamerhand
bracht de kweekeling het in den loop der
jaren tot hoofdonderwijzer.
De schoolmeester, die weer een zoon had.
deed denzelfden uitroep als zijn vader en
liet den jongen in de rechten studeeren.
Na jaren werd deze raadsheer in eene
rechtbank.
De raadsheer, die zelf' maar een bekrom
pen inkomen had, zond zijn zoon als cadet
naar dé Mil. Academie.
Hij werd Majoor der infanterie en
trouwde met eene rijke vrouw; hun eenige
zoon werd officier bij de rijdende artillerie.
Hij bracht er veel meer geld door dan
zijn oude heer hem kon geven, maakte
schulden, ruïneerde zijn vader, werd ge
sjeesd, vluchtte naar Amerika en eindigde
zijn leven als daglooner.
De daglooner leefde vele jareu in
kommervolle omstandigheden en beschouw
de het nog als een groot geluk, dat hij
zijn zoon in de leer kon krijgen bij een
schoenmaker.
En daarmee begint de geschiedenis weer
van voren af aan en zoo tot in het onein
dige.
Het oade-hoeden-eiland
De eilandengroep bekend als de Ni-
kobaren, ongeveer 150 mijlen ten Zuiden
van de Andamas-eilanden gelegen, is nog
slechts weinig bekend, ofschoon de zeden
en gewoonten der inboorlingen uit een eth-
nologisch oogpunt wel belangstelling ver
dienen. Eene eigenaardigheid, die veel in
vloed heeft op den handel, welke met deze
eilanden gedreven wordt, zegt een der En-
gelsche handelsorganen, is de hartstochte
lijke begeerte naar oude hoeden, die zich
onder alle eilandbewoners openbaart. Nie
mand is daar vrij van. Oud en jong, man
en vrouw, hoofd of slaaf, allen pogen
elkander den loef af te stekeu door de
verschillende vormen of het groote aantal
oude hoeden, dat ]zij zich in hun
levensloop kunnen verschaffen. Op een
fraaien ochtendstond op de Nikobarische
eilanden is het niets bizonders om de
oppervlakte van den Oceaan langs de
kust overdekt te zien met kano's, waar
in men de edele wilden 'ziet staan, met
een grooten witten hoed met een zwarten
band op het hoofd, om hun dagelijksch visch-
maal te vangen. Alleen gedragen en
oude hoeden zijn in trek, nieuwe exem -
plaren wekken achterdocht eu zijn onver
koopbaar. Dit is zoo algemeen bekend, dat de
kooplieden van Engelsch Indië jaarlijks
tochten naar de Nikobaren ondernemen
met geheele scheepsladingen halfsleten
hoeden, die zij verruilen voor kokosnoten,
het eenige wat deze eilanden opleveren
Een groote witte hoed met een zwart li ut
geldt 55 a 65 goede kokosnoten. Er heerscht
groote opgewondenheid als er zulk een
lading aankomt eu somtijds worden voor
zonderlinge exemplaren fantastische prijzen
besteed.
HliBLEMSIli (III I! 111.
O