N I E IJ W E No. 966. Donderdag 31 December 1885. 10de Jaargang. 1885—1886. BUITE NL A Pi abonicementspbijs 3»- Onschuldig verstooten. Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland ir. p. p. 1,— Voor het Buitenland 1,50 Afz inderlijke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. B U R E A TTSt. Jansstraat Haarlem. UNïIïN AGITE MA HON AGITATE. PBIJS DER ADVERTENTIÉN Van 16 regels30 Cents. Blke regel meer Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KUPPERS LAUREY Nog slechts een paar dagen en wederom is een jaar verdweueu in de zee der jaren van den verleden tijd.Nog slechts weinige ureuen wij roepen elkauder toe: Zalig nieuwjaar. Het is spoedig gezegd: zalig nieuwjaar! doch dezen wensch waar te maken voor Kerk en Staat, dit is de groote taak van ons gausche leven. De jaren gelijken op elkander, zooals de mensehen; men moet een groot getal te zamen nemen, voor en aleer men er eeu heilige, of een duivel onder aantreft. De ondeugd echter is helaas! veel sterker vertegen woordigd dan de deugd en op dezelfde wijze willen de menschen ook meer ongelukkige, dan gelukkige ja ren gekend hebben. Het is met dit oor deel dikwijls, als met het vonnis van den schoolmeester, die altijd de klasse, welke hij te leeren had, voor de slechtste uit maakte, die hij had gekend. Men moet het jaar zich niet te goed voorstellen, om niet de dupe van gevaarlijke illusies te worden; maar men moet het ook niet zon der billijke reden te ver wegwerpen; want de mensch moet het ongeluk met een groote en het geluk met een kleine maat leeren meten, of hij verliest den moed om verder te streven. De op rente gezette pen ning, die rente op rente gestapeld tot eene ontelbare som zou geworden zijn, wanneer onze voorouders ten tijde van Christus' geboorte niet zoo lichtzinnig waren geweest dit te vergeten, bevat eene ernstige les. De mensch leeft niet enkel voor de spanne tijds, die het mensckelijk leven omvat, of tot eene eeuw is beperkt; doch het kleinste voordeel, dat behaald, de geringste voor uitgang in het goede, die verkregen wordt, moet men als een klein kapitaal beschou wen, dat wij voor eeuwen en duizendtallen jaren op rente zetten, of als eeu zaadje, dat de bron van eindeloos veel goeds en schoous in zich besluit. Dan alleen, wanneer wij het meuschdom in zijn geheel en den ganschen omvang van zjjn aardsche ontwikkeling beschou wen, krijgt deze vraag hare beteekenis, of het thans bijna vervlogen jaar ons na der tot dit doel heeft gevoerd of niet. Wij zijn er nog niet aan toe te beweren, dat de wereld op het gebied van het goede is vooruitgegaan. Onder dit opzicht heeft echter de waarneming, dat de macht van het Christendom en van de Kerk gestegen F E V ILL E T O N. 55 Geschiedkundige Novelle. Vervolg.) De veldheer boog het hoofd. //Zij zijn het," antwoordde hij op onvaste» toon, „en hij was er bijWant zijn scherpe blik had snel het getal der naderkomenden overzien en een hunner ge mist, voor wiens leven hem geen prijs, geen offer te hoog geschenen zou hebben. „Zijt gegroet, gij, helden!" dus sprak hij hen aan; „gij zijt de hoogste eer waardig! Keert gij allen terug, die uitgetrokken zijt om uw leven voor de bevrijding des vaderlands op het spel te zetten?'' Daar trad de oudste der kleine schaar uit den kring voor den Prins en sprak „Niet allen, doorluchtige heer! De beste, de dapperste van ons ontbreekt. Midden in het moeras brak onder ons de glibberige plank en hij verzonk zonder geluid te geven, sprakeloos in het ijzige graf gelijk hij gezworen had. Geen zucht, geen klaag toon verried ons de onheilvolle plek, waar de dood hem had overvallen. Wilt gij eeren, edele heer, wat slechts de gezworen plicht ons is, hare beteekenis. liet is een verrassend, maar niettemin een onloochenbaar feit, dat het aanzien van ons Geloof, in weer wil van alle tegenwerking, gerezen is. Op grooter en uitgebreider schaal hebben de machteu dezer aarde zich verheven tegen de leidende hand van het Geloof Gods en der Openbaring; doch elke nieuwe aanval, elke stoffelijke schade was eene nieuwe ze gepraal, eene nieuwe aanwinst van aanzien en zedeljjkeu invloed voor de Kerk. De tergende spotternij der godloochenaren en twijfelaars, die het Christendom nau welijks eene ernstige lijkrede waardig keurden, is in den loop der laatste tien jaren verstomd. Men begint thans in te zien, dat men met een erustigen, krachti ge» en niet te versmaden tegenstander te o doen heeft, waarmede het gevaarlijk is te spotten. De H. Stoel verheugt zich in een aanzien en invloed in de wereld, die hij in de dagen zijner wereldlijke heerschappij nauwelijks bezat; de Gevangene van het Vaticaan is eene mogendheid, waarmede ook degenen, die haar verfoeien, te reke nen hebben en mede moeten omgaanHet is onbetwistbaar, dat ook in dit jaar de waardigheid en macht van den H. Stoel hoog gestegen is onder de omzichtige wijze en vaste leiding der groote aangelegenhe den door de hand van dezeu Paus, wien op den drempel dezes jaars de heilweuscheu en gebeden der Katholieken begeleiden. Rome kan wachten; waut het is]eeuwig.« Deze ijzervaste stelling sluit een groot be drag van kerkelijke en diplomatische wijs heid in zich. Laugzaam, bedachtzaam, maar onafgebroken gaat de Kerk hare zegepraal tegemoet. Haar wasdom in aanzien en in vloed gaat hiervoor zorgen haar nim mer rustende tegenstanders steeds ge paard met nieuwe aanvechtingen en geva ren. De bescherming, die men haar soms wil verleeneu, de welwillendheid, die men soms haar Opperhoofd wil bewijzen, is maar al te dikwerf een schijn, waaronder men haar verderf zoekt. Doch de Kerk telt dit alles niet hooger dan het verdient. »Rome kan wachten.* Het heeft de be lofte, het heeft zijn doel, waar tegenover een jaar niets, en tientallen van jaren een druppel aan den emmer zijn. Het grijpt niet naar eiken verleidelijkeu stroohalm om zich vast te klampen, maar wacht geduldig ouder de omstandigheden, die God heeft toegelaten, totdat de Voorzienigheid gebood, zoo vereer zijn nagedachtenis, de nage dachtenis van hem, die ons zoo menigwerf een •chilterend voorbeeld gaf van plichtsbesef en moed de nagedachtenis van den Dertigste De spreker zweeg. Het was zoo stil in het rond, dat men duidelijk den diepen zucht hoor de, die uit de borst des vellheers oprees. „Dood, derhalve, dood!" prevelde hij „Al machtige God, Uwe wegen zijn onnaspeurlijk!" Daarop in zijn borstzak tastende en een ver zegeld papier te voorschijn halende, ging hij met luider stemme aldus voort: „Zoo ga ik er derhalve toe over, oin een heiligen plicht te vervullen en de belofte te volbrengen, die ik hem deed, den tot in den dood getrouwe, wiens oog dezen dag niet aanschouwen mocht: het testament van den Dertigste is besloten onder dit zegel 1" Zijne hand verbrak het, zijn oog doorliep den inhoud van het open schrijven, hetwelk een tweeden brief bevatte. Daarop wendde hij zfch tot den Zarnitzer. „Engelbrecht Von Zarnits," sprak luj weemoedig, „noch ik, noch eenig vorst der wereld vermag u den zoon terug te geven, den misleide maar niet schuldige: den jonkman zonder naam, dien wij slechts onder de aanduiding van den „Dertigste" gekend hebben, wiens lof en eer_ gij hebt hooren den rechten en veiligeu weg tot eeue be tere toekomst aauwijst. Dit geduldig ver trouwen op den wenk en de hulp eeuer hoogere macht beslist ook over de zooge naamde politiek des H. Stoels in de ker kelijke, staatkundige aangelegenheden van elk land. Eu daarom betreden wij, kinderen der Katholieke Kerk, met vertrouwen den drempel van het jaar 1885. Wij gelooveu aan de toekomst; dit vertrouwen zal wel nimmer worden beschaamd. Gaat het de Kerk goed, dan gaat het ons allen goed, is haar het in te treden jaar heilvol, dan is het dit voor al hare kinderen. Dan toch rust Gods zegen op ons allen, dan breidt het rijk vau het goede en schooue zich uit, en waar dit zijne palen uitzet, daar neemt het geluk der wereld steeds toe. In het vertrouwen op God, wiens zege- uendeu hand het goede doet en bevordert, zoowel in het leven van den enkele als van de volkeren, weuschen wij aan al onze lezers een zalig nieuwjaar. De Bruuswijksche troepen, in garnizoen te Wolffeubuttel en Blankenburg, hebben dezer dagen den eed vau trouw aan den Prins-Regent afgelegd. Met een zeer kleine meerderheid 273 tegen 267 stemmen is het Tonkin- crediet, door de Regeering aangevraagd, in de Fransche Kamer van Afgevaardigden goedgekeurd. De Koningin-Regentes van Spanje zal dezer dagen voor de Cortes plechtig den eed afleggen, waardoor zij zich ver bindt, getrouw te zijn aau de Kroon, aan de Grondwet en aan de wetten van het Spaansche Koninkrijk. De Cortes zijn Zaterdag met groote plechtigheid geopend. In den Senaat hield Martinez Campos, in de andere Kamer Caoovas del Castillo eene toespraak, waarin zij een beroep deden op de eenheid en tucht der monarchale partijen tot ondersteuuiug van het Regentschap. Canovas werd met 222 stemmen tot President der Cortes gekozen. Romero Ro- bledo had er 112. De plechtige intocht van Vorst Alex ander biunen Sofia heeft Zaterdag plaats gehad. Twaalfduizend man volgden den Vorst. verkondigen door den mond van een dapper en vroom krijgsman, die zwijgend den vreeselijksten dood onderging voor zijn Keizer en zijn Geloof het was Rudolf Von Zaruitz, het was uw zoon! Hier is zijn laatste groet voor zijn vader?" „Rudolf dood!" kreet de stervende; „dood, zonder mij te vergeven?" „Hij stierf als ik hem goed gekend heb met gelukwenschen voor den grijzen vader, „wil ik u voorlezen wat deze regelen bevatten „Lees!" fluisterde de heer Engelbrecht, mach teloos in zijn zetel terugzinkende; „mij schemert alles voor de oogen." Ook het tweede zegel werd door den veld heer verbrokenhet bevatte slechts weinige regels schrift „De dood ontbindt mij van den eed, dien ik een ellendeling zwoer, daar hij uw dierbaar hoofd bedreigde indien ik u de waarheid open baarde. Vader, ik ben geen verachtelijk ver. raderIk hen slechts het offer van jeugdige lichtzinnigheid en overgroot vertrouwen in een vreemdeling, die de innigste deelneming hui chelde en mij diets maakte, dat zijn lot met het mijne overeenkwam en hij evenals ik onzen vijanden eeu gloeienden haat toedro g. Maar het vonnis, dat gij over mij uitgesproken hadt, legde ik mijzelven op, tot boete voor hetgeen Pirot is nu geheel ontruimd. Over het algemeen geschiedde de ontruiming orde lijk en geregeld. Slechts hier en daar nam men met eeu paar geweerschoten afsc heid. Van beide zijden beschuldigt men elkauder begon neu te zijn.c De aau vallen op af gelegene Servische of Bulgaarsche dorpen eeu bedenkelijk iets schijnen het werk te wezen van vreemde roovers, Mouteue- grijnen, Arnauteu ei Maeedouiers. Depêches uit Cairo melden, dat de Engelsehen vooruemeus zijn onmiddellijk de Arabieren, die verschanst ziju in den omtrek vau Koshai, aan te tasten. De vij and outviug versterkingen. De positie der Eugelschen in Neder-Egypte wordt in militaire kringen nogal hachelijk ge acht, zoodat de Eugelsche Regeering be sloten zou hebben, versterkingen daarheen te zenden. Ü8 Standard verneemt uit Sofia, dat de Russische Regeering Generaal Voyrikoff, die deu Bulgaarschen Vorst een eigenhan dige» brief van deu Czaar overgebracht, met de reorganisatie der Bulgaarsek-Rus- sische partij belast heeft, ten einde den vroegeren Russischen invloed te herstellen. De Russische Regeeriug moet daartoe aan Voyrikoff belangrijke sommen beschikbaar gesteld hebben. Aan de Standard wordt uit Belgrado geseind, dat de Servische Regeering de ra dicale partij tracht te verzoenen, door aau de Servische refugiés amnestie te verleenen. Uit Constantiuopel wordt aan de Start - dard gemeld, dat het bericht vau sommige bladen, volgens hetwelk de Oost-Rumelische quaestie door rechtstreeksche onJerhande- liugeu tusschen de Porte en Prins Alex ander geregeld zou worden, onjuist is. Tot dusver vonden uog geeuerlei onderhande lingen desbetreffeude tusschen Constanti uopel en Sofia plaats; deze golden uitslui tend de regeling der quaestie met Servië. De St. James Gazette zegt, dat Oosten rijk en Ruslaud in het geheim op uitge breide schaal zich wapeueu en dat belaug- rijke orders v m oorlogsmateriëel door Engelsche fabrieken zijn aangenomen. De Times meldt uit Calcutta, dat inge val de Eugelschen Birma inlijven, Chir.a eeue compensatie in grondgebied eisebt door zijne grenzen uit te breiden tot Bho- mo, waartegen, naar het schijnt, van En gelsche zijde geenerlei bezwaren be staan. ik in mijne onbedachizaamheid begaan had. In den dienst des Keizers zocht ik den dood hij ontvluchtte mij. Elke onderscheiding afwij zende, zonder naam en zonder vaderland, hoopte ik op niets anders, dan dat mij eenmaal de ge legenheid mocht gegeven worden die groote daad te volbrengen, die gij begeert, die alleen in staat is mijn misstap uil te wisschen. De gelegenheid biedt zich aan. Niet te vergeefg roept de wenk des vcldheers mij met de dappersten mijner kameraden voor; het geldt eene onder neming, waarbij de hoogste eer te behalen is. doch waaraan ook het grootste gevaar is verbonden. Een voorgevoel zegt mij dat ik er niet van zal wederkeeren, zoodat ik niet aan uwe voeten liggende, zal kunnen smeeken „Neem mij weder op, vader, in uwe liefde, in uwen naam? Met een gebed voor u wil ik sterven! Gij echter, vader, wanneer gij den rouwmoedige vergiffenis kunt schenken, die min der schuldig is dan gij hebt geloofd, treed dan voor mijn lijk of bij mijn graf en roep mij toe: „Rudolf Von Zarnitz, gij zijt uw vader waardig!" En hooren zal ik de vaderlijke stem en mijne ziel zal ruste vinden Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1885 | | pagina 1