N I E w
No. 1005.
Zondag 16 Mei 1886,
11de Jaargang,
u
Te veel?
Eene eereschuld.
ABONNBMÜST3PBIJS
Per 3 maanden voor Haarlem t 0,85
Voor de overige plaatsen iu Nederland fr. p. p. 1,
Voor het Buitenland 1,50
Afzrnderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA HOUT AGITATE.
PBIJS DER ADVEBTEHTIÉÏÏ
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K UPPERS EAUREY.
Gewichtige dagen staan voor de deur,
nu door den Kouing de Tweede Kamer
der Staten-Generaal is ontbonden.
Wij willen ons hier niet begeven in een
onderzoek van de vraag of de ontbinding
werkelijk Doodig was en of niet langs an
deren weg een einde aan de bestaande
moeilijkheden op politiek gebied had kun
nen gemaakt worden. Zulk eeue beschou
wing toch zou elk practisch nut missen;
wij kunnen het strijden over die genoemde
quaestie veilig overlaten aan de bladen,
die over meer ruimte kunnen beschikken.
De daad der Kroon als een feit aanvaar
dende, waarin moet berust worden, willen
wij nu reeds een onderwerp behandelen waar
op door ouze tegenpartij zeker bij de stem
bus met grooteu ophef zal gewezen wor
den, teneinde de anti-liberalen, zoo mogelijk
in discrediet te brengen.
Aan onze geestverwanten zal namelijk
verweten worden, dat hunne eischen op het
gebied van 't onderwijs te hoog waren. Zij
hadden, zoo zal men beweren, met veel
minder moeten tevreden zijn. Door hunne
halsstarrigheid (in dier voege zal het von
nis der liberalen over de anti-liberalen
luiden) hebben zij de zaken op staatkundig
gebied in de war gestuurd.
De ernst, die den Christen eigen behoort
te ziju, vordert dat men elke beschuldi
ging, tegen een bepaald streven gericht,
al schijnt zij dadelijk reeds ongegrond,
nauwgezet overwege. Zelfbeproeving mag
ook aan de partij niet ontbreken.
Bestaat er nu eeuige reden om onze
geestverwanten te verwijten, dat zij te veel
met betrekking tot het lager ouderwijs van
den Staat hebben gevraagd? Kon van do
liberalen niet worden geëischt, dat zij bet
onderwjjs-voorstel der rechterzijde aan
namen?
Wat werd er vanwege onze politieke
vrienden dan toch wel gevorderd?
In hoofdzaak dit: de mogelijkheid moest
geopend worden op het verkrijgen van
subsidie voor de bizondere lagere school,
ook al was die niet toegaukelijk voor kin
deren van elke godsdienstige gezindheid;
de heffing van schoolgeld van niet-onver-
mogenden moest verplichtend wordeu ge
steld, terwijl alles wat tot het middelbaar
ouderwijs betrekking heeft, wat kunde en
geschiktheid der onderwijzers betreft, aan
de Staatsbemoeiing werd onttrokken.
FEUILLETON.
2)
Vervolg.)
Vijf minuten later bevond ik mij in de speel
zaal. Er bevond zich hoogstens een twaalftal
spelers, maar ze waren van de hartstochtelijksie
soort.
Ik hield in 't begin eene gelukkige bank. Ik
won ongeveer duizend Louis.
Gij allen weet meer of min wat dit zeggen
wil. Onnoodig u dus eene beschrijving te geven
van de speelwoede, die zich van mij meester
maakte, de zenuwachtigheid, die mijne ade
ren deed zwellen, de nieuwe hoop, angst en
vrees, die bij iederen slag mij vervolgden. Tijden
en menschen kunnen veranderen: spelers echter
blijven altijd onveranderlijk dezelfden.
Toen de klok twee uur wees, had ik nog
vijfduizend franks over. Ik waagde Z6 in een
enkelen zet.
Ik keerde acht en dacht gered te wezen.
Be bankier keerde negen ik was verloren.
Ten aanzien van dien laatsten eisch zou
(bedriegen wij ons niet geheel) Dog wel
met de rechterzijde zijn te ouderhandeleu
geweest. Van geloofwaardige zijde werd
zelfs verzekerd, dat de rechterzijde zich ten
slotte met het Regeeringsvoorstel zou heb
ben vereenigd (waarin het middelbaar on
derwijs wèl als Staatszaak werd behouden)
wanneer de Minister Heemskerk zich niet
had vereeuigd met een amendement der
liberaleu, hetwelk strekt, om de verplichte
schoolgeldheffiug uit de Regeerings-leziug
van art. 194 der Grondwet te doen ver
vallen.
Over de quaestie van het middelbaar on~
derwijs zullen wij dus zwijgen, alleen reeds
omdat de rechterzijde daaromtrent haar
laatste woord nog niet had gesproken. De
quaestie van het lager onderwijs is en blijft
trouwens hoofdzaak. En dan willen wij
het gevraagd hebber, of het te veel kan
genoemd worden, als de eene helft der na
tie voor het onderwijs van hare kinderen
eenige tegemoetkoming vraagt in de groote
uitgaven, terwijl de andere helft der natie
voor het onderricht aan haar kroost te
verstrekken, bijna geheel uit de Staats
kas put.
De billijkheid van die vordering wordt
door de liberalen bestreden op grond van
de stelling, dat alle ouders hunne kinderen
naar de Staatsschool kunnen sturen. Wij
merken op, dat dit in de steden, ten aan
zien vau de burgerschool voor lager on
derwijl nog niet eenmaal altijd het geval
is. Omdat de overheid tegen zulk een schan
delijk lagen prijs uitgebreid lager ouder
wijs verstrekt, zijn de overheidsscholen altijd
sterk bevolkt en kunnen dus niet al de
kinderen, die zich aanmelden, terstond
worden geplaatst. De ouders dier afgewe
zenen moeten alzoo hunne kinderen wel
op de bizondere school staren, zelfs al be
lmoren die ouders tot de Staatsschool-neu-
traalgeziuden. In het stelsel der anti
liberalen zou ook aan eeue neutrale bizon
dere school tegemoetkomiug kunnen ver
leend worden. De moeilijkheid voor vele
ouders in de steden, waarop wij wezen,
zou dus, had de rechterzijde iu de onder-
wijs-quaestie gezegevierd, zijn vervallen.
Doch dat is maar een zeer ondergeschikt
punt. Het hoofdpunt blijft de gewetens
dwang, welke nu aan de duizenden ouders
wordt aangedaan. Thans moeten wel dui
zenden hunne kinderen naar de Staatsschool
zenden, die, bestond er eene bizondere ker-
Ik stond op, volkomen meester van mijzelvei^
maar uiterlijk zag ik er zeer ontroerd uit.
„Morgen revanche!" riep men mij van ver
schillende zijden toe.
„Ja ja morgen."
Morgen! Waar zou ik morgen z;jn?
Een ander nam de plaats in, die ik ontruimd
hnd.
„Eaites vos jeux!" hoorde ik den bankier nog
zeggen, «n 'tspd ging voort.
In de kleedkamer reikte men mij mijn pels
aan. In den spiegel ziende om den kraag op te
zetten, bemerkte ik, dat ik doodsbleek zag.
Ik ging de breede trap af, die slechts somber
was verlicht. Beneden sliepen drie of vier be
dienden op de banken. Een hunner stond op,
toen ik voorbijging, de anderen bewogen zich
niet. Al die bizonderheden herinner ik mij nog
zeer nauwkeurig. Ik stak eene sigaar op.
Ik zou spoedig mijne woning bereikt hebben,
want ik woonde eigenlijk niet ver van de
club 't was maar eenige stappen.
Al mijne maatregelen waren genomen.
Binnen een kwartier zou ik Parijs hebben
verlaten.
De zware deur viel achter mij dicht; ik stond
buiten. De doordringende vochtigheid van den
lijke school van de Staatsschool niet zouden
willen weten.
De heeren liberalen erkennen niet die
wilsvrijheid der ouders; alle Nederlanders
moeten, als 't ware, bij de wet gedwongen
worden Staatsschool-neutraal te denken en
dienovereenkomstig te handelen.En dat noe
men dan de liberalen vrijheid!Reeds de
mannen der revolutie hadden zulk eene
verkeerde opvatting der vrijheid. Als men
niet vrij wilde zijn op de manier der re
volutie-mannen, dan werd men, vooral als
men wat bezat, op het schavot onthalsd.
De verbeurd verklaarde goederen der onge
lukkige slachtoffers werden dan het eigeu-
dom der omwentelingspartij, welke zich
als overheid poseerde.
De regeling van het ouderwijs, zooals
die thans werkt, dus zonder dat aan de
voorstanders van het Christelijk onderwijs
eeuige tegemoetkomiug voor het vrije ouder
wijs wordt verleend, komt eigenlijk neer
op het grijpen van den Staat in de beurs
van particulieren. De geloovige Christen is
toch wel genoodzaakt voor zijne kinderen
scholen te helpen oprickteu en bekostigen,
waar een onderwijs wordt gegeveu, 't welk,
zonder dat wordt afgebroken, wat in het
Christelijk gezin is opgebouwd, door de
kinderen kan wordeu genoten. Het stichten
van Christelijke Scholen is dus eene nood
zakelijkheid en daarom moet de Staat of
de Gemeente subsidie voor die scholen ver-
leeuen. De afwijzing van dien eisch vormt
een jammerlijk onrecht, hetwelk iu een
vrij land niet mag gepleegd wordeu.
Hoe staat het nu met den anderen eisch
op onderwijsgebied, het verplichtend stellen
der schoolgeldheffiug gesteld?
Wij gelooven dat ook die vordering
door geen enkel oubevaugeu deukend land
genoot onrechtvaardig of overdreven kan
wordeu genoemd. Dat aan kindereu vau
beslist onvermogeuden kosteloos ouderwijs
wordt verstrekt, daartegen zal wel niemand
eeuisr bezwaar hebben. Integendeel zal
o
iedereen toegeven, dat de Staat er groot
belang bij heeft, indien aan de kinderen van
behoeftige lieden toch onderricht wordt
verstrekt. Hier merken wij op, dat wan
neer aan de bizondere school subsidie van
overheidswege werd verleend, nog meer
vrije scholen voor onvermogendeu zouden
kunnen geopend worden, zoodat dan de
Staat (of Gemeeuten) van vele uitgaven zou
ontheven worden.
Moet aan onvermogeuden, wil men de
nacht joeg mij in 't gelaat en deed mij rillen.
Ik ging een paar stappeo voort. Verdiept in
gedachten stootte ik weder den voet, evenals
bij mijne komst, tegen de kleine bedelaar
ster. In mijne opgewondenheid had ik haar ge
heel vergeten.
Het kind had zich niet verroerd, sliep nog
altijd rustig, de hand tegen 't hart gedrukt en
onbewust den Louis vasthoudende, dien ik haar
gegeien had Een misdadig denkbeeld kwam
in mij op. Wie weet De fortuin is zoo
wispelturig. Met dien Louis kon ik het spel
weer beginnen en misschien alles terugwinnen
wat ik verloren had. JaMaar ik had hem dit
arm kind als een aalmoes gegeven't geld haar
weer afnemen zou eene laaghartigheid zijn. Maar
ik zal winnen Ik kan niet anders dan win
nen en dan zal ik 't haar dubbel, driedub
bel, duizendmaal vergelden.
Als een misdadiger zag ik om mij heen. Er
was niemandIk bukte over 't kind en
opende zachtjes hare vingers. Ik zag het goudstuk
schitteren. Ik greep 't en eenige oogenblikken
later bevond ik mij weder in de speelzaal en
wierp dan Louis op 't groene laken.
De stem van den Graaf was levendiger ge
worden. Zijn gelaat, tot dusver zonder uitdruk-
volksontwikkeliug niet tegenhouden, gratis
onderwijs worden verzekerd, het moet ten
sterkste worden afgekeurd, dat aan de kin
dereu van meer of min gegoede ouders
ook kosteloos onderricht wordt gegeveu.
Zulk eene gedragslijn strijdt met elk begrip
vau gezonde staathuishoudkunde en ook
met bet recht. Evenmin is het niet te
verdedigen, dat hetgeen veel waard is (en
zal dit niet van het ouderwijs gelden?), kos
teloos wordt verleend. Voor hetgeen men
niet betaalt, heeft men doorgaans ook wei
nig hart, men stelt het niet op prijs.
Door de overtuiging geleerd, hebben
reeds vele bekende onderwijsmannen, die
overigens pleitten voor de Staatsschool,
zich voor de verplichte schoolgeldheffiug
verklaard. Uitstekende paedagogen betreu-
reu het openljjk, dat bedoeld stelsel niet
reeds lang is ingevoerd.
Het niet heffen van schoolgeld van niet-
onvermogenden strijdt bovendien met het
recht. Of is het met de beginselen van
recht overeen te brengen, dat de Staat de
burgerkindereu naar zijne scholen lokt door
van de ouders geen schoolgeld te heffen?
Ons duukt dat geen onpartijdig Nederlan
der, die zich plaatst op het standpunt des
rechts het niet-heffeu van schoolgeld zal
kunnen verdedigen. Elk eerlijk gemoed
moet daarom opkomen tegen den toestand,
zooals hij nu bestaat en dien de liberaleu
willen bestendigen.
De eisch, dat voortaan schoolgeld van
niet-onvermogendeu moest worden geheven,
was alzoo niet overdreven. Toen dus de
rechterzijde vorderde, dat de verplichte
schoolgeldheffiug in de Grondwet zou ge
decreteerd wordeu, eischte zij niets onbil
lijks. Toch stonden do liberalen als eeu
man tegen dien eisch op. Zij wilden nog
minder van verplichte schoolgeldheffiug
dan van subsidie geven weten. En dat
waarom? zal men vragenHet antwoord
ligt voor de baud. Het geven van subsidie
zou enkel als beginsel in de Grondwet zijn
opgenomen; de gewone wetgever had nog
veelaan de toepassing kunnen verandereu.
Met de verplichte schoolgehiheffing was
dat niet het geval. Stond dat beginsel een
maal iu de Grondwet, dan was er niets
meer aan te verauderen. Eene verplichting
is toch eene verplichting. De gewone wet
gever kon daar niet tegeu reageeren.
De Regeering had in haar voorstel ook
het beginsel der verplichte schoolgeldheffiug
ingelascht. Dat hinderde den liberaleu ge
kir, g en onbeweeglijk, nam een treurigen trek
aan en kleurde zich zacht rood. Toen ging bij
op koortsachtigen toon voort
„Ik win eens tweemaal ik deuk
er dadelijk aan om de kleine bedelaarster van
mijne eerste winst te laten genieten door haar
eenige goudstukken te brengen. Maar jawel, als
men de veiue heeft, eene gelukkige veine
Neen, voortgaan zonder ophouden ik zal
dadelijk heengaanEn ik speel voort, en
win altijd, altijd de tijd staat niet stil, drie
uur slaat hetik heb twee honderd duizend
franks gewonnen de andere spelers wenschen
't hierbij te laten.... ik doe een greep in 't
goud en snel met een handvol de trappen
afDe arme kleine 1 wat zal ze gelukkig
wezen. Welk een verheugd ontwaken voor 't
lieve kindEn dan, ik zal ook voor hare
toekomst zorgen, voor hetd haar leven ik
wil dat ze gelukkig wezen zal gelukkig om
mijnentwil, want zij heeft me geredIk
bereik de poort ik loop naar buiten 't
hart klopt me vreeselijk ik haal nauwelijks
ademIk zie niemand.
Wordt vervolgd.)