N I E W E Donderdag 3 Juni 1886. 11de Jaargang. i/Moeder." *0. 1010. Gesteven linnengoed. HiiHlElSCHE 101 HUL ABONNEMBNTSPBIJ8 Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het Buitenland Afzjnderljjke Nummers Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG BtJBEAÏÏ: St. Jansstraat Haarlem. 0.8c 1,- 1,50 0,06 rjFNDSif AGUTE MA NOW AGUTATE. PBIJS DBB ADVERTENTIE» Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KUPPERS LAUREY. Welk een overvloed van gedachten, ge waarwordingen en herinneringen wekt de zoete naam Moederin ons hart. Wij juichen bij den klank van dien naam en prijzen degenen gelukkig, die hem nog kun nen uitspreken. Moeder!Onbaatzuchtige liefde, toewijding, opofferiug en teeder- heid omvat dit eeue woord. Welk eene poëzie, welk eene muziek ligt er in zijn klank! 't Is het eerste woord, dat onze lippen stamelen, en dat wij, zoo lang wij leven, al worden onze haren sneeuwwit, met heilige vreugde uitspreken, als ware het een gebed. Met een zalig gevoel en innig genot denkt, ieder mensch aan zijne moeder en zijne oogen worden met tranen van weemoed en dankbaarheid gevuld, als bij aan haar denkt, die hem zoo innig, zoo vurig heeft liefgehad. De moederliefde is boven elk ander gevoel verheven, er be staat geene liefde, die zoo waar, zoo op recht, zoo onbaatzuchtig, zoo belangeloos is, als de liefde der moeder voor het kind. Alle smarten, zorgen en angsten, die eeDe moeder om haar kind lijdt, kan de mensch dan eerst volkomen waardeeren, als hij zelf kinderen heeft; maar gevoelen als eene moeder, kan slechts eene moeder alleen. Haar gansche leven is aan een martelaar schap, aan eene eeuwige opoffering ge- lijk. Als wij den naam moeder* hooren, dan juicht het hart, dan schittert ons oog, dan verplaatst d6 phantasie ons in het land der droomen, dan worden wij aan de ruwe werkelijkheid onttrokken, dan wanen we ons op den schoot dier edele vrouw, die ons zoo ouuit prekelijk heeft bemind, die ons heeft gezegeud en geliefkoosd en onze handen heeft gevouwen tot ons eerste gebed. Het woord moeder* maakt ons weder tot een kind, het verjougt ons gan sche wezen, doet ons de grijze haren ver geten eu verplaatst ous iu den tijd, toen wij, door het moederoog bewaakt, zorgeloos speelden, huppelden en sprongen. De wereld richt geen gedenkteekens op voor de smarten en de zorgen der moeder, zij schenkt geen lauwerkransen aan de moederliefde, zooals aan de belden van het slagveld eu aan de geestesheroëu, maar in elk rechtgeaard kinderhart staat een ge- deukteeken, een onverdelgbaar monument, FEUILLETON. Een benauwde toestand. Toen er nog inkomende rechten van horloges betaald moesten worden, was er eens een passa gier op de boot van Holland naar Harwich, die eene zonderlinge onderkleeding drotg, vol zakjes, waarin niet minder dan 146 horloges waren ver- stopt.Dit hemd van horloges maakte het hem onmo gelijk te gaan zitten, maar dewijl de reis ge woonlijk niet lang duurde, hoogstens misschien vier-en-twintig uur op het dek, scheen hij dit bezwaar wel te zullen bovenkomen. De boot voer af, en de man begon het dek op eii neer te loopen, zonder dat iemand het minste vermoeden had, in welk eene zonderlinge wapenrusting hij stak. Ongelukkig voor hem kwam er een dikke mist opzetten, die den voortgang van het schip belette. De mist wilde maar niet optrekken en „de man, die niet zitten kon", stapte wanhopig heen en weer, en werd hoe langer hoe vermoeider. Dertig uren waren verloopen sedert hij de Hollandsche kust ver laten had en al dien tijd was hij op de been geweest. De man die niet zitten kon, werd een voor werp van opmerkzaamheid voor allen aan boord en terwijl hij ginds en herwaarts liep, vurig met het opschrift: »aan mijne moeder. Moeders hebben geen veldslagen geleverd, zij hebben geen laudeu veroverd, geen Odyssee en Ilias geschreven; zij hebben het zonnestelsel niet uitgedacht, evenmin de stoomkracht uitgevonden; maar al die groote mannen, die dit hebben ge daan, hebben op den moederschoot gezeten en werden door moeders opgevoed. De werkkring eener moeder is klein, nauw beperkt, de vier muren van het huis om vatten hem; maar hoe groot, hoe verheven is de taak in dien eng begrensden kring! Duizenden kleiuigheden houden de moeder bezig van den vroegen morgen tot den laten avond; nimmer heeft zij rust. Is de vader vermoeid, verdrietig, hij kan bui- teushuis verstrooiing vinden, maar de moe der is aan het huis gebonden; zij beweegt zich steeds in dezelfde nauw afgemeten ruimte. Grootsch en verheven is de taak der moeder. De invloed op hare zonen is van groote beteekeuis. Achting voor den Gods dienst, voor de zedelijkheid eu dereiuheid des harten moet door haar worden inge prent. Het eigeu kuische voorbeeld ge paard met mildheid en vromen zin is het eigenlijk werkzame. Als de vader beveelt, dan voelen de kindereu de strengheid der wet, de meerderheid der kracht; maar uit de moeder spreekt die liefde, welke slechts aau het zielsbeminde kind denkt, zorgt, bidt eu waakt. Daardoor kan ook de tee- dere, met hoogachting gepaarde gedachte nis verklaard worden, die zooveel groote mannen tot den laatsten ademtocht voor hunne moeders bewaarden. God beveelt den kindereu, hunne ouders lief te hebben, maai Hij zegt niet, dat de moeder het kind moet beminnen dat spreekt van zelf. Alle liefde van menschen moet men zich verwerven, moet men als 't ware verdienen eu trots alle hinderpalen door strijd trachten te behouden. De moe derliefde alleen bezit men zonder haar te hebben verworven of verdiend. En toch zijn er zoo vele ondankbare, karakterlooze kinderen, die het moederhart door hun wangedrag kreuken en pijnigen. Geene smart is zoo groot, zoo pijnlijk, als de oudankbaarheid van het kind bii zoo onme telijk groote moederliefde. En toch zijn er kin deren, die de hand tegen de moeder dur ven op te heffen, ja er zijn zelfs moedermoor- verlangend, dat de mist toch maar optrok, be speurde hij dat aller oogen op hem waren gevestigd. Hij dacht dat hij ontdekt was; hij werd onge rust, en nog altijd lag de boot onbeweeglijk, en sleepte hij zich op het dek voort. Zes-en-dertig uren waren verloopen, en nog altijd was hij op de been. Twee-en-veertig uren, en de horloge drager, die ieders verbazing wekte, waggelde heen eu weer, niet in staat zich te buigen, niet in staat te rusten, en op het punt van van vermoeidheid neer te zinken. Nog geen teeken van verlichting. Het was twee-en-twintig uren over den tijd, en nog waarde de Wande lende Jood daar in de schemering om. Eindelijk stak er eene koelte op, die den mist verdreef, en toen de boot de haven inliep, kw a- meu de kommiezen aan boord. Toen zij het bleek en uitgeput voorkomen van den man en zijn bizondereu gang zagen, spraken zij hem zoo barsch toe, dat de moed hem begaf, en op ver schrikten toon zijne goederen aangevende, be zwijmde hij en viel stokstijf in de armen van een der kommiezen. Hij werd behoorlijk gevi siteerd en liet zijn zonderling kleedingstuk als eene curiositeit iu het kantoor van in- en uitgaande rechten achter. In de eerste helft der 16e eeuw is de stijfsel in Engeland ingevoerd, maar eerst in den tijd van denaars!De uatuur komt iuderdaad op te gen zulke onbegrijpelijke misdaden. De oude heidenen hadden dan ook voor zulke schand daden geene straffen; men hield ze voor on mogelijk. Maar wat een moederhart wellicht nog meer grieft, dan een slag, haar door 't ontaarde kind gegeven, is het slechte gedrag vau het kind, dat zij zoo innig lief heeft- Niet door woorden alleen moeten wij onze moeder danken, maar ook door de daad, d. w. z. door een braaf leven; de eer, die daardoor het kind ten deel wordt, is eeu lauwerkrans voor het minnende moederhart. Toen onlaugs aan eeue moeder werd gevraagd, welke de gelukkigste dag van haar leven is geweest, antwoordde zij niet, toen ik den man mijns harten heb gehuwd, maar: »toeu ik mijn zoon als Dienaar des Heereu voor de eerste maal aan het altaar zag.Eu toen zij dit zeide, vloeiden er tranen van vreugde over hare rimpelige wangen. Eeue moeder wil slechts het ge luk van haar kind eu kent slechts dit ge luk alleen; haar eigeu welzijn offert zij op voor dat van haar kiud. Bij elke an dere liefde speelt de zelfzucht eene rol, bij de moederliefde niet; deze zoekt niet zicli zelve, baar doel, hoop eu verlangen is steeds op bet geluk van bet kiud gericht. Hij alzoo, die zich van zijne moeder afwendt, is eeu mo reel diep gevallen mensch, al staat hij iu iu 't sociale leven nog zoo hoog aange schreven en al bezit bij de grootste geestes gaven. De toetssteen van 's menschen ka rakter en hart is de achting, waar mede hij vau zijne moeder, van zijn vader spreekt. Volg ons, waarde lezer of lezeres, volg ons in de kamer, waar een kleine Engel onrustig, met een braudeud hoofdje en blauwe lippen in het wiegje ligt. 't Ts middernacht. Het vertrek is slechts ten halve verlicht. De moeder zit voor de wieg en buigt zich in angstige spanning onop houdelijk over den lieveling heen. Zij luis- tsrt uaar eiken ademtocht; elke stuiptrek king van het wicht is een dolksteek in het moederhart. Ach! welk een lijden, welk eeue zielesmart teekeneu de starende oogen, die reeds zoo meuigen nacht hebben ge waakt. Zij bevochtigt de droge lippen van haar lijdend kind; eeu vloed van tranen welt haar uit de oogen en dan valt zij op Koningin Elizabeth is het stijven van linnengoed algemeen mode worden. Eene Hollandsche vrouw, de vrouw van den Koninklijken hofkoetsier, Guilham genaamd, die deze kunst verstond, verwierf de guust der Koningin, die haar tot opzichteres van de Konink lijke wasch beuoemde. Haar roem was weldra wijd eu zijd door het geheele koninkrijk ver spreid, en al de dames van den voornaamsten adel kwamen les nemen bij juffrouw Guilham. Vau nu aau zag men iu de fraaiste vertrekken niels dan schotels met stijfsel, tobben, en derge lijke meer, zooals wij nu nog slechts iu de waschknmer vinden. Hut kloppen, hut uitdruk ken, het ophangen en het strijken geschiedde to -n in tegenwoordigheid van de heeren, evenals tegenwoordig het borduren en pianospelen. Die liefhebberij liep zoo in het overdrevene, dat eene Vlaamsche vrouw, juffrouw Dinghen Van den Plasse genaamd, als leerares in de strijkkunde te Londen werd beroepen. Zij werd door den hoogen adel ontvangen met de onder scheiding, die tegenwoordig een beroemd tenor zanger of piauovirtuoos tebeurt valt, en men betaalde haar voor de les vijf pond Sterling en éen pond als gratificatie. Reeds vroeg was men begonnen blauwsel onder de stijfsel te doen. Toen Koningin Eliza beth echter oud werd en allerlei wonderlijke grillen had, kreeg zij plotseling een afkeer van de knieën, wringt de handen eu verheft ze biddend en smeekend ten hemel. Al machtige, red, red mijn kind!* is al wat zij uiten kan. Zij denkt slechts aan haar kind, zij acht hare zwakheid niet, zij is sterk, sterk als eene heldin, door hare liefde. En als de doodsengel komt en zijne zwarte vleugels om den kleinen lieveling slaat, als het oog breekt en geen lachje de wan gen plooit, als het mondje den zoeten naam moeder* niet meer spreekt eu de mollige armpjes niet verlangend uaar de moeder worden uitgestrekt, dan zakt de heldin ineen, de martelares bezwijmt, de smart heeft haar overweldigd. Het moeder hart heeft het toppunt van smart bereikt. Ginds iu die sombere kamer, waar ge wijde kaarsen branden, ligt eene bleeke gestalte, de handen saamgevouwen eu voor zien van kruis en rozenkrans, 't Is de moeder. Heilige vrede staat op haar gelaat te lezen. De oogen, die zoo vaak vol liefde op 't kind gevestigd waren, zijn ter eeuwige rust gesloten; do mond, die den kleine kuste, vermaande, berispte en prees, is voor altijd verstomd en de handen, welker laat ste werk een zegen was, zijn koud en stijf. Om het doodsbed staan de kinderen en wringen de kaudeu eu weeuen heete tra nen. Moeder is dood, het trouwste aller harten slaat uiet meer. O, gelukkig dan het kind, dat zonder zelfverwijt, het dierbare gelaat der overledene kan aauschouweu eu met de hand op het hart kan getuigen: ik heb haar liefgehad, ik heb haar geacht en geëerd, gelijk eene moeder zulks wer kelijk verdient. Onze moeder, o, zij is wellicht eene gansch eeuvoudige vrouw, zonder hooge ontwikke ling,zij bezit waarschijnlijk geen enkelen trek van die ziekelijke karakters welke in de ro mans voorkomen, maar zij heeft een hart, dat warm klopt voor hare kindereu. Wij heb ben haar zooveel smarten gekost, zooveel leed veroorzaakt, wij hebben haar geduld zoo vaak op de uiterste proef gesteld en haar zooveel nachten slapeloos doen door brengen. Ouze vreugde was de vreugd der moeder, ouze smarten heeft zij dieper ge voeld dan wij zeiven. O, eeren wij deze moeder, die slechts ademt voor ons. Eeren wij haar zoo lang zij hier op aarde ver blijft en bidden wij voor haar als een zerk of het groen tapijt der aarde haar zielloos lichaam dekt. «He linnengoed met blauwsel eu vaardigde een bevel uit, dat niemand het mocht dragen. De ongehoorzaamheid der groote wereld tegen dit bevel deed Hare Majesteit besluiten het volgende manifest uit te vaardigen, dat den 27en Juni 1696 werd afgekondigd: „Het heeft onze geëerbiedigde Koningin on langs behaagd bij openlijke verordening te be velen en te bepalen dat niemand, vrouw noch man, van welken stand ook, van den dag der uitvaardiging van het bevel af, met blauwsel ge steven linnengoed mag dragen. Iu weerwil van dit koninklijke bevel hebben vele inwoners der stad zich toch verstout, met de grootste weer spannigheid eu trotseering van Hare Majesteit, zich in het opeubaar met blauw gesteven klee- ding9tukken te vertoonen. Derhalve is het Harer Majesteits ernstige wil en bevel, waarvan ik hier allen leden der gemeente kennis heb te geven dat van nu aan niemand, om 't even van welken stand of geslacht, zich op de openbare straat met eeu blauwgesteven kleedingstuk late betrap pen, indien hij niet bij (le Konignin in ongenade vallen en zijn misdrijf met gevangenisstraf boe ten wil, welker duur geheel en alleen van den wil der Koniugiu zal afhangen. Ieder wachte zich dus in die straf te vervallen. Gegeven op Guildhall, 23 Juni 1596."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1886 | | pagina 1