N I E IJ W E
Donderdag 1 Juli 1886.
11de Jaargang.
Eene kwaal onzer dagen.
1o. 1018
in»
De menschen hebben huu werkelijk
levensdoel uit het oog verloreu eu de God
delijke ordening verlaten. Zij willen deu
Schepper niet meer dienen, eu loochenen
het hoogere doel van hun aanzijn op deze
wereld. Zij hebben daarom slechts den
blik gevestigd op de schijngoederen der aarde
en willen zich daarvan eeu hemel op dit
oudermaansche vormen. Omdat het mate
rialisme, waaruit die afdwaling des gees-
tes voortkomt, geeu hoogere goederen dan
de materie kent, zoo tracht de materialist
uit deze de zucht, het verlangen naar
geluk te bevredigen. Hij laat zich
ook door het genot, dat de materie biedt,
willeloos beheerscheu; hij gaat de ziune-
lust dienen. De zucht naar zinnelijk gp-
uot immers is de natuurlijke vrucht vau
het materialisme eu omgekeerd kan men
zeggen, dat het zingenot tot stof vergoding
leidt. Als dus de zucht naar zinnelijk ge
not zich meer en meer openbaart, dan is
dit een bewijs, welke uitbreiding de mate
rialistische wereldbeschouwing reeds heeft
verkregeu. De materialist wil te allen
tijde het aaugeboden verlangen naar geluk
en zaligheid iu zinnelijk genot bevredigen,
doch juist dit genot verwijdert hem meer
en meer van het ware doel des levens,
het benevelt het verstand voor het hoogere
licht der waarheid en verlamt don wil
van een ernstig streven, het jaagt den
inensch onbewust uaar de materialistische
geestesrichting. Overdreven zingenot ruï
neert des menschen ziel en lichaam. De
hoogere krachten der ziel moeten wij als
dompers vau onze hartstochten gebruiken.
Dan zullen wij in het hooger, in het gees
telijk genot ware bevrediging des harten
vinden eu onze lagere begeerten breidelen
eu tot kalmte brengen. Is de geest ge
sterkt en heeft bjj voldoende inzicht, dan
zal hij ook het doel der zinnelijke verma
ken kennen. De sterke wil zal voor onze
zinnelijke neigingen een dam opwerpen,
opdat die neigingen niet tot een alles ver
nielenden stroom zullen aanwassen.
Wordt vervolgd.)
HAiRLIHSCIE (0(1
ABONNEMEMTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlem r 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,—
Voor liet Buitenlaud 1,50
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
B [JEE Aü: St. Jansstraat Haarlem.
MAIN TIEND iu
AGITE MA NON AGITATE.
PHIJS JDEB ADVEB/TENTIÉN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regei meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitsreve rs; K UPPERS LAURKY.
Vele teekenen wijzen in onzeu tijd op
een ziekelijkeu toestand der menschelijke
maatschappij. Evenals bij het verschijnen
der koorts de orde des levens in het raen-
schelijk lichaam wordt gestoord, zoo wijzen
de koortsachtige verschijningen in het maat
schappelijk lichaam op eene stoornis van
de orde, waarop het gansche sociale leveu
rust. De eeuwige beginselen Gods kunnen
niet geloochend of miskend worden
zonder stoornis of ontroering in het maat
schappelijk lichaam te veroorzaken. Den
meuseh werd door den Almachtige een
hooger, bovenaardsch doel aangewezen. Ver
liest hij dit doel uit het oog, dan moet
er noodzakelijkerwijze wanorde en ver
warring in het leven ontstaan. Een doel,
't welk de inensch zich zeiven stelt, kan
hem onmogelijk den noodwendigen vrede
des harten, evenmin de rust des levens
geven.
Als wij derhalve in onze dagen eene
koortsachtige opgewondenheid in de maat
schappij waarnemen, eene algemeeue onte
vredenheid met de toestanden des levens
bespeuren, dan is zulks een klinkklaar be
wijs, dat de inensch den door God aange
wezen weg heeft veriaten en eeu onnatuurlijk
doel tracht te bereikeu. Er dagen ver
schijnselen te over, die de algemeeue on
tevredenheid kenschetsen. Wij hebben hier
niet eens de sociaal-democraten op het
oog. Deze verdoolden toch verkondigen
hunne ontevredenheid met luider stemme
in het openbaar, noemen daarvan de
gronden, en wijzen naar het belachelijke,
utopistische doel, hetwelk zij najagen. Zij
zijn op en top verklaarde materialisten, die
elke geestelijke ordening loochenen. Van
God en Goddelijke dingen willen zij in hun
materialistisch systeem niets weten. Vol
gens hen moet de Godsdieust van alle
menschelijke dingen verre worden gehou
den. Voor heu is immers de aarde de
schouwplaats van de menschelijke werk-
dadigbeid en van het menschelijk leven,
voor hen is de stof de eenige factor, waar
mede men rekenschap heeft te houden. Hun
FE U 1 L L E T O N.
Het spoorweg-verhaal.
«Is mijn locomotief gereed?" Terstond sir.
De machinist zal dadelijk hier zijn. Hoe snel
wenscht gij te rijden? „Ten minste eene mijl
per minuut." Zeer wel. De baan is geheel vrij
en met een lichte waggon kan dit gemakkelijk.
„Ik heb zelfs geen waggon noodigik heb mijne
depêches in den zak en wil dus op de locomo
tief meerijden." Dat zal u niet bevallen; ik
zou u raden liever een ivaggou der le klasse
te nemen. „Geen nood, ik ben er aan gewoon
in den donkersten tunnel knip ik zelfs niet met
de oogen." Nu zooals gij wiltgij hebt den
extra-trein besteld en kunt dus naar goedvinden
op de locomotief of in een waggon plaats ne
men. „Maak voort, want elke minuut, die wij hier
wachten moeten, is verloren."
Dit gesprek had plaats onder eene galerij van
een stationsgebouw in het Noorden van Enge
land. Ik had voorde redactie van de Times eene
volksvergadering bijgewoond en vermits het ver
slag daarvan reeds den volgenden dag in hel blad
moest worden meêgedeeld, moest ik in iets
meer dan 3 uren 200 mijlen afleggen. Het was
eeu schoone zomeravond en de stralen der on
dergaande zon verlichtten het ijzeren dak van
het stationsgebouw en schitterden op de blanke
spoorstaven, die elkander in alle richtingen door
kruisten. In 't spoor stond mijn extra-locomotief,
de Tartarus, een vuurwagen van blinkend metaal,
die met een snerpend geluid een lang dwar
relende aloomkolom uitspuwde. Eenige toeschou-
eenig doel is de stof te exploiteeren om
op aarde eeu leven te genieten, vrij van
zorg en pijn. De zoogenaamde geestelijke
krachten gelden, volgens hen, als midde
len om (lezen toestaud van aardsche za
ligheid te verkrijgen. Zulk eene leer, die
met de Goddelijke ordening volkomen heelt
gebroken, moet bij haar streveu naar een
nieuwen toestaud, eene totale revolutie iu
de samenleving in 't aanzijn roepen.
Er zijn echter andere verschijnselen van
ontevredenheid, welker doel en streven niet
zoo duidelijk wordt uitgesproken, al drageu
zij ook alleszius de kenmerken van eene
materialistische geestesrichting. Hut over
matige toenemen der bevolking in groote
steden, de zelfmoord-manie en andere din
gen, zijn verschijnselen, die op eene veran
dering wijzen en voortkomen uit eeu
materialistisch verlangen naar zinnelijk
genot.
Bjj elke volkstelling in alle landen wordt
eene gausch onnatuurlijk toeneming van de
bevolking der groote steden geconstateerd.
Dit feit laat zich niet anders verklaren
dan uit het algemeeue streven, zijne ma-
teriëele positie aangenamer te maken en
dichter bij te schuiven aau deu haard der
wereldsche vermaken. De groote steden
immers zijn het brandpuut geworden van
alle aardsche heerlijkheid; zij bieden aÜ9
gemakken des levens, vermaken en ont
spanningen van allerlei slag, de meeste
verstrooiiug en de rijkste hulpbronnen van
nijverheid; voor zieken en ouden van dagen
bovendien de beste toevluchtsoorden. Geen
wonder dat zij door de geuotzuchtigen als
het Eldorado der wereld worden beschouwd.
Een nuttig eu arbeidzaam leven wordt niet
meer begeerd, of mea wil zich tenminste
voor het weinige werk, dat men verricht,
schadeloos stellen door vermaak en genot.
Voor het moeilijke werk van deu land
bouwer vindt men steeds minder gegadig
den. In vele streken is het voor den boer
moeilijk, zelfs tegen hoog loon de noodige
werkkrachten te verkrijgen. De jongelieden
willen in de stad wonen, waar de arbeid
gemakkelijker, het leveu vroolijker schijnt
te zijn. Wij keunen families ten platte
wers, werklieden en courautenjongens stonden
aau het hek om ons te zien vertrekken en de
stoker, een man met eeu door roet en kooRtof
onkenbaar gelaat en met oogen door den vuur
gloed rood ontstoken, klauterde iu zij'n smerige
boezeroen op de locomotief rond en wreef haar
met een wollen lap nog blanker. Langzamerhand
werd ik ongeduldig. Ik keek omhoog en zag
dat de zon niet meer door de verheven ven
sters scheen; de avond begon te vallen en op
het stationsplein werd het al donker en donkerder.
„Waar blijft Westerop toch?" riep de sta
tionschef eindelijk uit: „als hij niet beter op zij'n
tijd past, zullen wij hem maar weer gedaan ge
ven." Ik heb reeds tweemalen om hem gezon
den, antwoordde de bediende, hij heeft dezen
morgen doen weten, dat hij zijn dienst weer
kon waarnemen. „Hoe zoo, is hij dan ziek ge
weest? vroeg ik. Waarom geeft gij mij dan geen
anderen dan Westerop? Gij hebt toch menschen
genoeg." Dat wel, antwoordde de chef, maar
ons personeel heeft hot in deze 'bigeu ongemeen
druk gehad en daar Westerop zich dezen mor
gen heeft aangediend, hebben wij het zoo ge
schikt. „'tls nu 7 uren, hernam ik, op de klok
ziende, zoo gij niet^.zorgt, dat ik binnen 5 mi
nuten weg ben, dan zeg ik de locomotief af
en doe uwe maatschappij eene actie van sclia-
vergoeding aau."
Nog eer de 5 minuten verstreken waren, ver
scheen onze machinist. Hij had een dikke dufl'el-
sche jas aan, een omgeknoopte doek verborg het
onderste van zijn gelaat en de klep zijner pet
was diep over 't voorhoofd getrokken, maar
toch kou ik zijn strak'ceu blik en zijn walche-
lande, die aau dienstboden eeu hoog salaris
boden, doch 't was vergeefsche moeite; inen
bleef liever, voor de helft minder loon, in
de stad. De arbeid wordt geschuwd als eene
epidemische ziekte Velen loopen liever als
vagebonden het land af, dan zich aan het
werk te zetten. Zij geven aan eeu vrij eu
lustig leven de voorkeur boven de werk
plaats of den arbeid op het laud. Zij willen
niet werken; zij verlangen vrij te zijn en
te genieten. Waarom zullen wij voor ande
ren werken Waarom mogen wij niet, als
anderen, de vreugden des levens genieten?
zoo vragen zij zeer naïef, als of zij nooit
iets van eene hoogere bestemming des meu-
sclieu hadden gehoord, alsof de aarde eeu
paradijs is, waar de vruchten ons zonder
arbeid in den mond vallen.
Zooals dezen, denken en haudelen er
velen. De ontgoocheling ecliter kan bij zulk
eene verkeerde opvatting des levens niet
uitblijven. Te vergeefs zal de meuseh op
aarde trachten zich te onttrekken aau den
arbeid, aau de zorgen en het lijden, te
vergeefs zal hij pogingen in het werk stel
len om de aarde weder in een lusthof, iu
eeu Eden te veianderen. Vroeg of laat
zullen de stormen komen om het droombeeld
der fantasie te doen verdwijnen. Wat zal
het gevolg zijn van eeu menscb, die geen
zedelijkeu steun heeft, die niet buiten deze
door storm bewogen aarde iu de eeuwig
heldere hemelstreken zijn geestelijken haard
heeft opgeslagen? Hij komt tot wanhoop
en zal trackteu zich van het leven, als van
een onnuttigeu last te outdoeu. Meu wil
slechts genot en vermaak op deze wereld.
Maar wat is het leven nog waard als deze
dingen ons deu rug keeren. Levenswalging
moet er dan voor in de plaats treden. De
hedendaagsche zelfmoordmanie is een na
tuurlijk gevolg der verkeerde levensrichting,
die eene onnatuurlijke leveuswalging te
voorschijn roept. Hoe ver ecliter moet reeds
de geestverwarring gekomen zijn, nu ons
dag aan dag aanslagen op 't eigen leveu
worden gemeld, nu zelfs kinderen en grijs
aarde, leveuszat, zouder hoop op eeu beter
leven, zonder schroom de hand aan zich
zel/eu slaan.
lijke gelaatskleur bemerken; ook zag ik dat zijne
hand beefde, terwijl hij als wezenloos eenige
malen zijn jas open en dicht knoopte. Deze ver
schijnselen zouden mij anders verontrust hebben,
mair nu had ik te veel met mijn vertrek te
doen, om er bizonder acht op te slaan. «Hoor
eens, WYsterop, sprak de chef, als ge zoo met
ons handelen wilt, zullen wij u sjyiedig den
dienst op moeten zeggen." De machinist prevelde
eonige onverstaanbare woorden en klom werk
tuigelijk op de locomotief. „Op het station van
Bransby passeert de passagierstrein, ging de chef
voort en bij Torrely de goederentrein Ver
staat ge, Westerop? Wees voorzichtig, ver
geet niet te fluiten en rijd langzaam door
de stations." O, daar zal ik zelf wel voor zor-
geu, riep ik, op den trein springende, ge weet
dat ik een oude spoorwegvogel ben. Goeden
nacht, wij zullen geen gras onder de raderen
laten groeien, dat verzeker ik u. De machi
nist bracht de hand aan zijn mots, drukte een
hefboom neer, draaide aan eene kruk, de raderen
geraakten in beweging en wentelden zich eenige
malen rond, zonder dat wij vorderdendaarop
gleden wij zacht langs de galerij voort, terwijl
de chef volgde en den machinist nogmaals zij ne
aanbevelingen toeriep. Het luide, hijgende tschi,
tschi, tschi, volgde al sneller en sneller op en
wij kwamen buiten het stationshek, terwijl wij
eene reeks van rookende kookovens en stoomende
en sissende locomotieven achter ons lieten, die
zich altoos heen en weer bewogen, als hadden
zij iets op het geweten, dat hun geen rust liet.
Daarop kwamen de hard krakende schokken,
waarmee wij over eeu houten brug redeu, het
(Wordt vervolgd).
schel gefluit, de verstikkende rook en de be
nauwde, muffo lucht, toen wij door een tunnel
gleden en dra hadden wij liet open veld bereikt.
Achter ons vonkelden (le lichten en verhieven
zich de sclioorstcenen der groote fabriekstad
voor ons breidde zich aan weerskanten van den
spoorweg de vlakte uit, waarop de schaduwen
van den nacht reeds begonnen neer te dalen.
„Maak zooveel spoed als gij kunt, zeide ik tot
den machinist, ik beloof u een souper en eene nog
betere flescli als wij te Lorden komen." Ik dank
u, antwoordde de machinist, zonder mij aan te
zienhij keerde zich veeleer van mij af, terwijl
hij rle oogen neersloeg en binnen 'a mouds iets
prevelde, wat ik niet verstond.
Er was iets zonderlings, iets benauwds in het
gedrag van dien man en ik bespeurde, dat de
stoker hem met zichtbare ougerusthoid gade
sloeg en geen enkel woord tot hem Sprak. In-
tusschen werd de vaart der locomotief steeds
sneller en sneller, het klapperen der rentilen
die zich openden of sloten, om deu stoom uit
te laten of op te houden, werd elk oogen blik
steiker. De heggen aan beide zijden van den
weg vlogen ons voorbij als een large zwarte
streep, waarin wij heiningen noch muren konden
onderscheiden. De wankelende beweging der
machine veranderde weldra in een hevig stoo-
tend schommelen de houten palen waaraan de
draden der telegraaf bevestigd waren, defileerden
ons in stormmarsch voorbijgedurende een en
kel oogenblik verhieven zieli bruggen voor one,
als een donkere streep aan don horizondaarna
zagen wij ze achter ons.