N I E U W E
1
No. 1020.
Dontedag 8 Juli 1886»
tide Jaargang
Eene kwaal onzer dagen.
BUITENLAND.
30 Cents.
Het spoorweg-verhaal.
mill
ABONNEMEKTSPKUS
Per 3 maanden voor Haarlem0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,
Voor het Buitenlaud 1,50
Afionderljjke Nummers0.06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BÖBEAU: St. Jansstraat Haarlem.
PHXJS HEB ADVEBTENTIÉN
sSÏÏSsMIt-t». f
AGITE MA KON AGITATE.
Van 16 regels
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K UP PERS LAUREY.
Vervolg en Slot.)
De genotzucht gaat ten huidigen dage
zoo ver, dat men op dd meest verschil
lende wijze zich afmartelt, om slechts den
schijn te geven, dat men zich amuseert.
Of zjjn de bals, de partijen, de soirees niet
ware dwangbuizen, waarin men zich vast-
rijgt? Welke groote uitgaven moet een
huisvader zich getroosten alleen voor het
toilet zijner echtgenoote eu dochters! Welk
een dwang in de beweging! Welk eene
zelfverloochening bij het genot! Welk eene
krachtsinspanning des gee3tes bij de con
versatie! Iedereen wil schitteren! Ieder wil
den voorrang hebben! Iedereen wil genie
ten! Ten slotte komt men vernederden ver
ontwaardigd te huis.
Voor iets edels, iets verheveus gevoelt
de zinneljjke wereld geen enthusiasme, als
er niet het een of ander vermaak aan
verbonden is. Het medelijden moet zelfs
bij velen door het genoegen worden op
gewekt. Om weldadigheid te beoefenen wor
den er soirees en bals georganiseerd. Voor
de ongelukkigeu, voor de armen, voor de
ljjdende menschheid moeten de bajaderen
van de Eaentheaters dansen. Toen de aarde
iu Murcia (Spanje) beefde en de bergen
wankelden, werd te Parijs de Mazurka ge
danst. >Je me goinfre pour les pauvres (ik
bedrink mij voor de armen) zeide een bur
ger op een dier weldadigheidsbals.Men
moet zich verlustigen voor de ljjdenden;
dat is de godsdienst van het materialisme,
die zjjn eigen priesters, zijn eigen altaren
heeft- Het materialisme heeft alle onzicht
bare goederen des geestes prjjsgegeven; het
heeft afstaud gedaan van het eerstgeboor
terecht der kinderen Gods; daarom moet
de materialist, als Ezau, met het linzen-
moes van het momenteele vermaak zich
tevreden stellen. Doch daardoor ontstaat
eene leemte in zijne ziel, waarin niet kan
voorzien worden. De vermaken zijn niet
iu staat God te vervangen, naar wien het
hart verlangt. Al zegt hij ook tot het
allesbeheerschende goud: gij zijt mjjn God!
u zal ik dienen, al wendt hij zich ook
tot den wellust, deze zijue goden laten hem
hulpeloos in droeve uren en drijven met
hem hun sarrend spel. Bedelend gaat hij
van het eene vermaak naar het andere en
zoekt er tevergeefs rust, troost en bevre-
FEU1LLETO N.
Vervolg.)
Wanneer de locomotief niet buiten het spoor
geraakte was het blijkbaar dat wij spoedig aan
een station zouden komen, waar wij met een
schok zouden verbrijzeld worden. Opnieuw pakte
de krankzinnige mij aan en keek mij strak in
't gezicht. De akelige gloed in zijne bloedroode
oogen, de doodelijke bleekheid van zijn grijnzend
gelaat vervulden mij met ontzetting. Toen sprak
hij langzaam onverschillig „Zoo snel als wij,
heeft nog niemand gevlogen sedert de wereld
bestaat.'' Hij brak af en wees met den vinger
op de onkenbaar langs ons heenschietende voor
werpen, als om zijn gezegde te bevestigen. „Op
hoeveel schat gij onze snelheid?" vroeg hij, nog
altijd zoo het scheen zeer bedaard. „Op weinig
minder dan 100 mijlen, per uur," stamelde ik.
Juist 100 mijlen, verzekerde hij, zoudt gij denken
dat de geesteu zoo anel kunnen vliegen Nooit
zal ik den toon vergeten waarop hij deze vraag
deed; zonder het antwoord af te wachten, staar
de hij een oogeublik iu 't gloeiende vuur, sprong
toen woedend op, sloeg zich met de vuist voor
het hoofd en haalde een fleschje uit den zak, dat
hij mij met afgewend gelaat toereikte„Lees
het opschrift" zeide hij bevend ik gehoor
zaamde: „Blauwzuur, vergift," luidde het.
diging. Doch ten slotte roept het vermaak
hem toe: »ik beu niet uw hoogste goed!
En het keert den troostelooze trouweloos
den rug. Doelloos dwaalt bij dan heen en
hij gevoelt zich op ontzettende wijs be
drogen.
Genot en vermaak hebben geenszins hun
doel in zich zeiven, zij hebben eene gansch
andere bestemming. Zij zijn geen reëele
goederen, bijgevolg zijn ze ook niet het
doel des menschen. Het vermaak, is de
genieting, die voortkomt uit het bezit van
hetgeen men liefheeft. Het is de vrucht
der liefde en van het verlangen naar het
geliefde goed. Er zijn echter geestelijkeen
zinnelijke goederen, dieusvolgeus ook gees
telijk en zinnelijk genot. De geestelijke
goederen alleen hebben waarde. De tijde
lijke goederen zijn slechts hulpmiddelen
des levens en van voorbijgaande waarde en
beteekenis. Hoe kan men iu de begeerte naar
die goederen zijn hoogste doel zoeken? De
geestelijke goederen zijn het, die den mensch
boven alle schepselen der aarde doen uitste
ken,hem tot Koning, tot Heer der Schepping
verheffen. Slechts het bezit vau het ware,
goede en schoone kan den mensch werke
lijke bevrediging, waar genot, ware zalig
heid verschaffen. Op den diepen bodem des
geestes, in 't gemoed, vindt het ware genot
de bron waaruit het leven kan scheppen.
De mensch mag zich nimmer door den
uiterlijken schijn laten bedriegen, niet door
uiterlijke bekoorlijkheid laten verleideu; hij
zou zich anders beneden het dier vernede
ren, welks zinnelijke drift door een natuur
lijk instinct wordt geregeld. Ook hij moet
zijn verstand en zijn wil bij de vermaken
gebruiken. Deze zijn niet zjjn hoogste goed,
bijgevolg ook geenszins zijn laatste doel.
Het materialisme natuurlijk, dat de hoo-
gere goederen des geestes veracht, moet,
om consequent te zjjn met zijne groote
onwaarheid, de aardsclie gelukzaligheid,
het genot van 't oogenblik, als het hoog
ste goed proclameeren. Als de mensch den
waren God verloochent, dan zal hij zich
een afgod trachten te verschaffen, wien hij
dient voor het loon zijner gelukzaligheid. In
het gevoel zijner afhankelijkheid, in het
vurig verlangen naar het geluk, kan hij
zich daaraan niet onttrekken. De gods
dienst van het materialisme is het hedo
nisme (de leer van het genot). Zijn groote
profeet is Aristippus, die in zijne school
„Ik heb ze niet vergeven," scheeuwde hij, „mijne
kinderen! zij hebben het uit eigen beweging
genomen. Maar voor God ben ik hun moorde
naar 1 Ik heb mijne kinderen vermoord 1zij
hebben mij sedert niet meer verlaten Altijd
zweefden zij aan mijne zijdeAls ik den
worm, die mij aan 't geweten knaagde, in 't drink
gelag poogde te verjagen, waren zij bij mij
Overal, altijd heb ik u gezienAh weer zie
ik u. Gij vervolgt ons, maar zult ons niet be
reiken! Neen! Neen!
De ongelukkige sprong op eu wierp zich met
ijselijk gegil op de machine, waarvan bij de
stangen en hefboomen heen en weer bewoog,
als wilde bij de vaart nog bespoedigen. Op dit
oogenblik vlogen wij een tuunel binnen. Het
licht dar lantaarn, het schijnsel van den haard,
kaatsten zich tegen bet donker gewelf terug en
toonden mij Westerop, boe hij zich stuiptrek
kend en met de wanhoop op het gelaat aan de
machine klemde. Nog eene seconde en weer
bevonden wij ons in 'topen veld.
Het beslissend oogeublik was gekomen, ik
moest handelen of ik was verlorenVoor ons
schitterden de lichten van Derbyzij waren nog
mijlen van ons verwijderd, maar bij zulk eene
vaart waren eeuige minuten toereikend om ons
tegen de stationsmuren te verbrijzelen. Westerop
hurkte schijnbaar wezenloos op den grondik
was met de samenstelling der machine genoeg-
(ongeveer 400 jaar voor Christus) deze leer
als de blijde boodschap desheils verkondigde.
De menschheid heeft in deze school slechts
een gekkenhuis gevonden en haar diens-
volgens gesloten. Iu de vorige eeuw echter
werd zij weder geopend en zij noodigde
alle menschen uit, hare leer te komen ver
nemen. Waarom heeft God u verboden,
het vermaak te gsuieteu? zoo vraagt zij,
evenals de verleidster iu het Paradijs. Of-
froy de la Mettiie, een hoogleeraar dezer
school, onthult hare wijsheid met de vol
gende ontzettende uitspraak: »Het hoog
ste goed des menschen is het genot, het
vermaak, voornamelijk het wellustig ge
noegen. Alle wezens hebben het vermaak
lief, zonder daarover na te denken. De
mensch alleen, het verstaudige wezen, is
in staat, krachtens zijn verstand, zich tot
wellust te verheffen eu het verstand heeft
geen schooner en schitterender voorrecht,
dan juist dit. Zijne neigingen te volgen,
naar wellust te streven, is de hoogste taak
des menschen, welke hem door zijn ver
stand wordt opgelegd. De vrijheid van den
wil is een hersenschim. Een leven hierna
maals bestaat er niet. Het leven moet men
genieteu, zoo lang het duurt; met den dood
is alles gedaan.
Ziedaar de wijsheid dezer school. Doch
zij is niet nieuw. Dezelfde taal voerde de
goddelooze philosoof der oudheid, vau wien
wij zooeveu gewaagden. De wijze man ech
ter zegt: »Zoo denken zij en dwalen, want
hunne slechtheid heeft hen blind gemaakt.
Zij kennen Gods geheimen niet, zij hopen
niet op het loon der gerechtigheid,zij keunen
de eer niet der heilige zielen. Want God
heeft den mensch onsterfelijk geschapen en
naar zijn beeld gemaakt.
Ja, inderdaad, zij dwalen, die dwazen!
want het Evangelie van het materialisme
is onverstandig, is onuitvoerbaar, is ver
derfelijk voor ziel en lichaam. Wij hebben
er de dwaasheid van bewezen. Wellicht
komen wij later op dit onderwerp nog
terug; voor heden willen we slechts
mededeeleu dat het verstaud des menschen
nog zoo veel licht heeft bewaard, dat de
glans der aardsche schijngoederen er iu
verbleekt. De klanken der waarheid, die
uit eene audere, eeue hoogere wereld, tot
ons komen, overkliuken liet luid gejubel
van 't wereldsch genot en de mensch ver
leent haar welwillend gehoor. En te mid-
zaam bekend om den stoom te kunnen uit
laten; ik greep naar de heftioomen en.... het
was mij gelukt. Maar op hetzelfde oogenblik
vloog Westerop brullend op, pakte mij met de
eene baud bij de keel en rukte mij van de ma
chine, terwijl hij met de andere den stoom weer
afsloot. Ik was op het punt om onder zijn ijze
ren vuist te stikken, toen hij mijn keel losliet
en mij hij de schouders tot zich trok. Ik spande
mijne laatste krachten in tot tegenweer, sloeg
miju voet om de zijne en wierp hem achterover.
Doch slechts kort was mijne zege: ik voelde
hoe hij zich met reuzenkracht ouder mij op-
wrorg, met één sprong stond hij op overeind en
hield hij mij weerloos in zijne macht.
„Nu gaat ge denzelfden weg als de andere
kreet hij; onwillekeurig kromp ik in een; ik
weet niet wat ik gevoelde, terwijl hij mij op
hief om mij van den hoogen dijk, waarover wij
juist heenschoten, naar beneden te werpen. Eens
klaps juichte hij: „Ha! daar zijn de lichten
van Derby, de lantaarns van het station, het
groene sein om te stoppen stoppm ha ha
ha! het gaat er midden doorheen, door muren,
huizen, straten, alles onder den voet, ha, ha, ha 1"
Mijn adem stond stil; nog altijd hield hij mij
in zijn ijzeren vuist gekneld. Alles draaide mij
voor de oogen; blauwe en gele vonken schoten
mij door de hersenende mijlpalen schenen op
elkander ta volgen. Het schokken der machine
den der zwelgerij verschijnt nog, geljjk
eertjjds aan Koning Balthazar, de schrjj-
vende hand, die het Mane, Tliekel, Phares,
de vergankelijkheid aller aardsche vermaken
verkondigt.
Er is alweder een Duitsch afgevaardigde
verbannen, en wel Max Jacoby, lid der
vooruitgangs-partjj«. Zjjn misdrijf bestaat
niet iu socialistische gevoelens, maar daar
in, dat hij gedoogd heeft, dat een lokaal
van een koffiehuis, waarin hij aandeelhou
der is, verhuurd werd aan socialisten.
Zoudag-avoud had te Parijs het
feestmaal der journalisten van de monar
chale drukpers in de provinciën plaats. De
heer Lambeit de Sainte-Oroix, de erkende
vertegenwoordiger van den Graaf vau Pa
rijs, verklaarde dat de royalistische partij
ééu en hetzelfde hoofd heeft, ééue eu de
zelfde hoop, ééu en hetzelfde doel. Hij
eindigde met eene aanbeveling van een
bondgenootschap tusscheu alle conserva
tieven voor eeue herziening der constitu
tie door wettige middelen.
De toosteu: »Tot wederssiens!en»Leve
de Koning!werden levendig toegejuicht.
De gemeenteraad van Parjjs heeft bjj
de verdere beraadslaging over het ont
werp betreffende den aanleg van den stads
spoorweg, met 57 stemmen tegen 3 een
amendement van den heer Humbert aan
genomen, waarbij bepaald wordt, dat er
bjj de uitvoering van het werk niet meer
dan 10 pet. vreemdelingen mogen gebezigd
worden en dat het materieel uitsluitend
van Franschen oorsprong moet ziju. Joffriu
stelde zjjuerzijds een amendement voor,
volgens hetwelk de werklieden niet anders
dan om geldige redeuen mogen ontsla
gen worden. Eeue jury, samengesteld uit
werkliedeu, zal te dier zake beslissen. Ook
dit amendement werd met 24 stemmen
tegen 13) goedgekeurd.
Opmerkelijk zjjn bij die stemmingen
weer het aantal onthoudingen.
Het ontwerp in zjjn geheel is in eeue
daarop gevolgde zitting aangenomen met
47 stemmeu tegen 7.
De directeur van de Parijsche Gaulois
Arthur Meyer, die indertijd den heer Dru-
mout, naar aanleiding van het door den
laatsten geschreven boek La France Juive
werd al sterker en sterker, krakend en brie-
schend stoomden wij de helling af, die naar het
station geleidt. Ik zag het flikkeren der lichten
in de stationsgebouwen, ik hoorde het krijschend
gejuich van den krankzinnige, doormengd met
het geschreeuw, gefluit en klokkengelui, dat zich
van alle kanten verhief; ik zag de donkere rijen
der waggons, de helder verlichte wachtkamers
het gewoel der menschen onder de galerijen, ik
zag pilaren, lampen, machines, alles in een ver
warden vormloozen klomp. En luider klonk het
schaterlachen van den krankzinnige en hooger
en hooger hief hij mij op om mij meedoogeuloos
neer te smakken. Ik stiet een vreeselijkeu angst
kreet uit
„Mag ik de heeren om de biljetten verzoeken.
Station Derby, er wordt 10 minuten stilge
houden." Ik sprong mot een diepen zucht over-
eird. „Heidaarwat scheelt u Ge zit reeds
sedert een halfuur in uw slaap te kermen en
te sieunen." „Westerop, Westerop!" kreet ik.
Ik viel weer op mijne plaats neer. „Dus wis
het maar een droom?" fluisterde ik. „Jazeker,
het was de nachtmerrie 1 Heb ik u voor die
vleeschpartij niet gewaarschuwd Maar wat hebt
ge daar gedroomd? Zeker van uwe koeriers-
reizen niet waai?" „Juist! Gode zij dank dat
het maar een droom was, maar nooit zal ik
hem vergeten