NIEUWE
No. 1033.
Zondag 22 Augustus 1886.
11 de Jaargang.
1 September 1886,
Per 3 maanden voor Haarlem1 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,—
Voor het Buitenland 1,50
Afsonderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
B TT BE AU: St. Jansstraat Haarlem.
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrgdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPERS LAUR1T.
Er komen in het leven der volken
even belangrijke oogenblikken voor als
in dat der bizondere personen, momenten
die beslissen over heden en toekomst.
Zulk een tijdstip zal Nederland den eersten
September 1886 beleven. Dan toch zal
het Nederlandsch strafwetboek worden in
gevoerd. Wij cursiveeren het woord Ne
derlandsch, omdat daarin de beteekenis der
wetten moet gezocht worden.
De Fransche overheersching had ons,
onder meer, een treurig aandenken ach
tergelaten in den Code pénal. Het is geens
zins onze bedoeling om het vele goede
voorbij te zien, dat bedoeld wetboek be
vat. In menig opzicht toonde het voor-
uitgaug bij onze vroegere strafwetgeving-
De waarheid gebiedt te erkennen, dat de
Code Napoleon niet weinig inhield, wat
metterdaad uit een jurïdiek oogpunt, toe
juiching verdiende en ons verloste van eeno
gebrekkige opvatting van den eisch des
rechts.
Met dat al ontbrak natuurlijk aan dien
Code het Nedorlandsch karakter. En nu
mag ook aan eene strafwetgeving, zal ze
heilzaam kunnen werken, dat nationaal
element niet ontbreken. Zeker bestaan er
objectieve begrippen, theorieën, eischen
zelfs op het gebied van het strafrecht-
Doch dat neemt niet weg, dat aan die
universeele denkbeelden en voorstellingen,
zal het goed wpzen, in elk land eene an
dere toepassing zal belmoren te worden
gegeven. Dat wordt gevorderd ook door
den gewijzigden vorm, waarin de alge-
meene menschelijke verdorvenheid zich in de
onderscheiden landen openbaart. Bovendien
heeft elke Staat zijne speciale ongerech
tigheden, waaronder wij verstaandat
aan elke natie zekere gebreken en af
dwalingen meer speciaal eigen zin.
De strafwetgever heeft met die natio
nale ondeugden rekening te houden. Men
riep dus om het terzijde stellen van den
Code pénal en zijne vervanging door een
Nederlandsch strafwetboek.
Toch moest het einde dezer eeuw reeds
in 't gezicht komen, voor de wetgeving
aan 't begin dezer eeuw ons volk opgelegd,
verviel. Voor dat samenstellen van ons
nationaal strafwetboek komt hulde toe
aan de Commissie, die benoemd werd om
de strafwetgeving te nationaliseeren.
Deze commissie vervulde hare roeping
F E U ILL ETON.
Loon naar werk.
6) {Vervolg.)
En het was kermis in ***weiler; de klok
ken hadden haar ingeluid, in de Kroon, het
Hert en don Adelaar stemden de muzikanten
hunne instrumentende kinderen op straat, die
het zoo nauw niet namen, dansten al, als
de klarinettist even blies, om te weten, of er
ook een spin of vlieg in zijn instrument was ge
kropen als de vioolspeler een paar streken
over de snaren deed, om ze dan weêr strakker
op te winden, of als een der muzikanten tegen
de in den weg staande Turksehe trom liep,
zoo dat die zijn donderend geluid liet hooren
de kinderen dansten maar, want kinderen zijn
met weinig tevreden.
Op de hofstee van den baptist werd ook ker
mis gehouden, maar zeer bedaard en gematigd
daar waren koeken gebakken, en menige arme
vrouw, die al blij was, als zij bare aardappelen
koken kon, had haar deel in die kermisgift
uit de de handen van vrouw Lustig ontvangen.
Zooals gewoonlijk ging het er stil toe, want de
beide oude lieden waren niet bizonder spraak-
op uitstekende wijze. Haar medelid, de
overledene Minister Modderman, diende
het door hem gewijzigde ontwerp der
Commissie bij de Staten-Generaal in. Hij
genoot het geluk van het strafwetboek te
zien aangenomen. Die uitkomst werd ver
kregen ook door de krachtige medewerking
der Commissie uit de Tweede Kamer,
welke het gevoelen, in de afdeelingen ge
uit, vertolkte en tevens overleg pleegde met
de Regeering. Tot de leden dier Commissie
behoorde het vroegere kamerlid Des Amo-
rie Van der Hoeve.
Verder mag hier een woord van warme
hulde niet achterwege blijven aan den
tegen woordigen Minister van Justitie,
Baron Du Tour Van Bellinckhaven, die
de wetten ontwierp en verdedigde noo-
dig voor de invoering van het strafwet
boek. Aan zijne energie is de Natie ook
veel verplicht.
Of wij nu het nieuwe strafwetboek als
een ideaal beschouwen? Volstrekt niet; wij
hebben reeds op vele leemten zien wpzen,
welke ook door ons worden betreurd.
Maar is niet alle meuschenwerk, omdat
het van menschea is, onvolkomen? Die
overtuiging beware ons van overmoed en
stemme ons ook in verband tot onze wet
geving en hare vruchten tot ootmoed.
De schaduw, welke wij niet loochenen,
make ons echter niet blind voor het licht
dat het nationaal strafwetboek verspreidt.
Mannen van onderscheiden richtingop
politiek en godsdienstig gebied, hebben ver
zekerd, dat het wetboek, 't welk op 1 Sep
tember zal ingevoerd worden, eene weldaad
voor het volk zal blijken.
Wij willen dat hopen; wjj verlangen
niets liever dan dat de enkele getuigenis
sen, tegen het nieuwe wetboek gehoord,
zullen blijken ongegrond te zijn geweest.
Aangenomen dus, dat de strafwetgeving,
waaronder wij den lsten September e. k.
zullen leven, beter is, dan velen meenen,
dat zij zich zelfs voortreffelijk in de prae-
tijk zal bewijzen, dan nog gelooven wij te
moeten waarschuwen tegen overdreven
verwachtingen van hare werking ge
koesterd.
Tot de vele bedenkelijke afdwalingen
van onzeu tijd rekenen wij ook die der
wetsvergoding. Hoe meer het Evangelie
wordt verdrongen, hoe meer men heil zoekt
in aardsche wetten. De wetten volgen el
kaar met onrustwekkende snelheid op. Men
regelt alles, ook wat volstrekt niet onge-
zaam, en hun zoon, de eenige overgeblevene van
zeven kinderen, praatte ook niet druk. Abraham
was juist van tafel opgestaan, en had, zooals
hij alle jaren deed, tot zijne huisgenooten gezegd:
„Wie van u lust heeft om te dansen, die kan
het doen, ik verbied het hem niet," en zooals
ook alle jaren had de zeventigjarige Griet ge
antwoord: „Dat het wel een gek was, die daar
zijn schoenen meê wilde slijten." En ook alweer
als alle jaren had de knecht gezegd „Dat hij
voor zich er zoo veel niet om gaf, maar dat hij
toch benieuwd was, om eens te gaan zien, wie
er alzoo kermis hielden," en als naar ge
woonte kwam Hannes, den volgenden morgen
heel vroeg, met een roes weer van de kermis
terug. Wat de andere huisgenooten, die jonger
waren en telkens verwisselden, zeiden, kwam
vrij wel hierop neer, dat de meesten grooten
lust hadden, om een dansje meê te doen.
Maar wat nog nooit op de hofstee was gebeurd,
dat gebeurde nu, en het was zoo vreemd, zoo
onverwacht, dat de oude Abraham er van ver
stomde, en dat vrouw Lustig de handen ineen
slaande op haren stoel viel, met den uitroep
„Gij, David, gij?"
„•Ja, ik," antwoordde David bedaard, //ik ga
danseu, vader."
regeld kan genoemd worden. Zoo tracht de
mensch, die buiten God leeft, altijd naar
den steun, waarop hij rusteu kan, nu hem
de staf Gods ontviel.
De menschkeid moet door wetten wor
den gelukkig gemaakt. Dit is de leer der
mensehheid, die ontgroeid is aan de ge
boden Gods.
Als men al de wetten en verordeningen
voor een oogenblik voor zich zag, welke
in den modernen tijd alleen in ons kleine
land werden uitgevaardigd, dan zou men
een berg voor zich zien, die niette beklim
men is. Op den top van dien berg zou
men evenmin den geopenden hemel voor zich
zien. De wetsberg is allesbehalve een
Nebo.
Welke gezindheid moet nu tegen 1 Septem
ber in ons worden gewekt of versterkt?
In de eerste plaats zal eerbied voor de
wet ons moeten bezielen. Wij zullen het
kwaad behooren te vermijden, waartegen
zij straf bedreigt.
Tot onze smart moeten wij erkennen,
dat het in ons land maar al te veel aan
den noodigen eerbied voor de wet ontbreekt!
Velen onder onze Natie vinden er geen
zedelijke misdaad in om de wet te ont
duiken, om te trachten, zooals men het
noemt, door hare mazen, dat wil zeggen
hare leemten, te ontkomeu. Dat streven
nu moet zeer sterk worden gewraakt; het
is in strijd met den heiligeu eisch van
den Godsdienst, die van ons vordert, dat
wij de overheid, ook in hare wetgeving
zullen gehoorzamen.
Het nieuwe strafwetboek straft wel als
overtreding, hetgeen tot heden of niet,
öf niet in alle plaatsen, wegers het ont
breken eener Rijkswet, straffeloos kon
geschieden. De strafbare daden zijn alzoo
toegenomen. Dat daaraan behoefte bestond,
bewijst wel, dat de verdorvenheid van het
menschelijke gemoed in onzen tijd nog
droevig toenam. De straffende hand der
gerechtigheid moet zich telkens verder
uitstrekken. De miskenning van het recht
van den Godsdienst, aan welke onze eeuw
zich schuldig maakt, draagt dus wel zeer
rampzalige vruchten.
Van de straffende hand der gerechtig
heid gewagende, die zich in de nieuwe
strafwet over Nederland uitstrekt, kunnen
wij niet nalaten er op te wijzen, hoe be
treurenswaardig het moet gerekend worden,
dat de doodstraf niet weder bij het natio
naal strafwetboek werd ingevoerd.
„Gij, ongelukskind," riep de moeder. „En
waarom wil je gaan dansen?"
„Omdat ik er het land aan begin te krijgen,
altijd uitgelachen te worden: omdat fk leven
wil net als andere jongens van mijne jaren. Vader,
gij staat streng op de wetten van onze gemeente,
en ik zal niet zeggen, dat die niet goed zijn,
maar zij zijn hard en moeilijk te houden, als
men alleen staal midden in eene wereld, die heel
anders leeft. Op school hebben zij mij bespot,
omdat ik op mijn veertiende jaar nog niet ge
doopt was, en nu blijf ik altijd de spot van het
dorp, omdat ik leven moet als een monnik in
het klooster, omdat ik moet, vader, niet
omdat ik will"
Zoolang had David nog nooit achter elkandor
gesproken, ziju heele leven niet, en zijn vader
hoorde naar hem, zonder hem in de rede te
vallen. Toen hij ophield en met de hand langs
het gloeiende voorhoofd streek, begon de oude.
Sterk stak zijne uitwendige kalmte at bij de op
gewondenheid, waarmee David had gesproken.
Maar die kalmte was alleen uitwendig, want
zijn kind had hem zeer gedaan, met dat woord:
„omdat ik moet niet omdat ik wil."
„Ik wil u niet dwingen," begon hij zeer
ernstig en langzaam. „Gij kunt doen, wat ge
De meerderheid der Tweede Kamer wilde
vau de weder-invoering niet hooren; zij
liet zich beheerscheu door de valsche be
grippen omtrent de misdaden en de straf
fen, welke als gevolg van het ongeloof
worden gekoesterd. Tevergeefs ontwikkel
den enkele leden der Kamer, die aan de
ware opvatting vasthouden, betere denk
beelden. Met dankbaarheid denken wij aan
de uitnemende adviezen van het vroegere
Kamerlid, den heer Ileydenrijckdie het
bedenkelijke der afschaffing van de dood
straf in het treffendst licht stelde en dat
deed op zoo overtuigende wijze, dat hij op
de meerderheid der Kamer indruk had moe
ten maken, als zij niet door dwaze denk
beelden was beneveld geweest. Dat een
landgenoot als die waardige Staatsman niet
langer op wetgevend gebied directen invloed
kan oefenen, doch zich terugtrok in den
Raad van State, moet, nu aan degelijke en
praktischebovenal christelijk gezinde Af
gevaardigden zoo groote behoefte bestaat,
wel diep worden betreurd.
Het nieuwe strafwetboek is dus, het mag
niet worden geloochend, helaas! niet geheel
vrij gebleven van de inwerking van den
eeuwgeest. De noodlottige gevolgen daar
van kunnen alleen worden bezworen als de
Natie zelve, onder de werking van de
nieuwe strafwetgeving zich steeds onder
scheidt door eerlied voor den Hoogsten Wet
gever. Door God te vreezen worden wan
bedrijven en misdaden voorkomen. De straf
wet behoeft dan niet te worden toegepast;
hare leemten en gebreken stichten dan ook
geen kwaad.
Als een volk voor de Hoogste Macht
eerbiedig en ootmoedig zich buigt, bezit
het daarin een waarborg van toenemende
volmaking. De wet, ook de beste, kan, op
zich zelf genomen, dus buiten verband tot
het religieus beginsel, die volmaking niet
uitwerken. Door de wet wordt wel het
kwaad gestraft, maar niet de wortel aan
getast, waaruit de booze daad zich ont
wikkelde. Alleen door den invloed van den
Godsdienst, van welke de Kerk de draagster
is, kan het hart van den mensch worden
vernieuwd en verbeterd.
De nieuwe strafwetgeving zal het Ne-
derlandsche volk niet tot hooger peil van
zedelijkheid kunnen opvoeren, al stelt zij
in menig opzicht hoogere zedelijke eischen.
Eene moraal zonder Godsdienst, de dusge
naamde onafhankelijke zedekunde, is on
machtig den mensch te redden.
wilt. Maar dat zeg ik uschiet op den akker
van uwen wil het onkruid op, gij moet dat
zelf dan ook plukken. Onze opzieners en oudsten
wisten zeer goed, wat zij deden, toen zij den
dans verboden. Wijl u echter de verzoeking te
sterk is, zoo ga!"
Hij keerde zich om, ging naar eene andere
kamer, en sloot de deur achter zich toe.
David had op heel wat anders gerekend, hij
had een heftigen tegenstand verwacht, en zich al
voorbereid op alles, wat hij tegen het strenge
verbod van zijn vader iu zou brengen.
Nu speet het hem bijna, dat ziju vader hem
de toestemming gaf, want hij voelde diep, wat
het den ouden man, den strengen baptist, kosten
moest, als hij zich zijn zoon in de danszaal
voorstelde. Gaarne had hij zijn plan laten v a ren
als maar iemand hem dat had gevraagd, maar
dan zei hij weêr tot zich zeivenAls ik nu niet
doe, wat ik gezegd heb, dan verdien ik, dat,
ik uitgelachen word, dat ik voor een kind
wordt uitgescholden, dat ik aan den leiband
loopt."
Wordt vervolgd.)
HAiRIMüCBE C0IR1IÏÏ.
ABONNEME1ÏTSFB IJS
maEWHUT
AGITE MA HON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTEHTIÉH