NIEUWE No. 1038. Donderdag 9 September 1886. llde Jaargang. Het ongeloof van onzen tijd. ÜUITENLAND. Per 3 maanden voor Haarlem1 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,— Voor het Buitenland 1,50 Afzonderlijke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BïïEE Aïï: St. Jansstraat Haarlem. AG-ITE MA NOW AGITATE. PBIJS DEB ADVEBTENTIÉlï Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers-, K UPPERS LAUREY. Het ongeloof, dat in den nieuweren tijd in bijna alle landen zich meer en meer heeft verspreid, is de volmaakte ontkenning van eiken bovennatuurlijken en geopen- baarden Godsdienst, ja zelfs van elke na tuurlijke bovenzinnelijke waarheid. Het materialisme heeft algemeene heerschappij verkregen, d. w. z. de leer, dat er buiten de stof niets aanwezig is, dat or geen scheppenden en regeerenden God bestaat, geen van de materie onderscheiden Geest, geen onsterfelijke ziel, geen Oordeel en geen eeuwig leven, maar dat de wereld, onze gedachten en wil, ons gansche ziele- leven niets anders is, dan natuurlijke wer kingen van de materie en hare krachten. Deze dood en verderf aanbrengende leer wordt door tallooze natuuronderzoekers en philosofen, door professors, leeraren en andere onderwijzers verkondigd; zij wordt in tijdschriften, boeken en vlugschriften niet alleen onder de ontwikkelden, maar ook onder de jeugd verspreid, als het heil der wereld en als de Godsdienst der toe komst geprezen. Deze materialistische god loochening is verspreid onder het volk in de steden en fabrieken en vindt bare aan hangers in groeten getale zelfs op het platteland. Eu al zijn vele menschen ook geen volkomen godloochenaars, toch schijnt elk hooger leven bij hen uitgedoofd, elke religieuze aspiratie verstikt. Uitsluitend zich met het aardsche bezig houdende, leven zij in eene onzalige onverschilligheid voort. Eindelijk zijn er onder hen, die nog aan God en aan de onsterfelijkheid der ziel gelooven, een groot aantal, die toch tot het rijk des ongeloofs behooren; want zij loochenen de Godheid van Christus en de verlossende kracht van zijn kruisdood, den Heiligen Geest en Zjjne genade, de Heilige Drievuldigheid enz. Zeker, velen van deze verlichteChristenen spreken nog van Christus en prijzen Hem. Velen meenen zelfs aan Christus te gelooven, maar het is slechts verbeelding, want iedereen, die loochent, dat Christus waarlijk God is, ieder, die de Verlossing door het Kruis, ieder, die de noodzakelijkheid der genade van den Heiligen Geest ontkent, is onge- loovig, is een tegenstander van den Zalig maker. Christus, de wereldverlosser, is het eenige heil zoowel voor den individueelen mensch als voor de gansche menschelijke maatschappij. Voor hen, die niet in Chris tus gelooven, is derhalve geene redding, geene zaligheid; hun eeuwig verderf staat onherroepelijk vast. Diensvolgens is de wijd en zijd verbreide FEUILLETON. Loon naar werk. Vervolg) 10) „En als de rechters nog vóór den avond komen, om hem te zoeken, wat dan?" vroeg de oude man. „Dan zegt gij, dat gij hem niet hebt gezien." „Vrouw," riep hij, „hoe kan ik neen zeggen, als het ja is?" „Eenmaal, maar eenmaal," smeekte zij. „Doe ééns in uw leven, wat honderden dagelijks doen. Doe het om uw kind, Abraham; zoudt gij zelf uw kind willen verraden, en mij den laatsten ontrukken, dien ik heb!" Uit al hare woorden sprak de bange wanhoop van de moeder; hem trof dien toon nog meer dan de woorden zeiven; hij begon te wankelen en de liefde van den vader schoen de zege te heerschappij van het ongeloof onze grootste ramp en ons grootste gevaar. De heerschappij van het ongeloof leidt tot verwoesting van het Geloof, ook bij hen, die nog geloovig zijn. Het ongeloof bezit een vurigen ijver, om alle Geloof van de aarde te doen verdwijnen. Uit den hoog moed ontstaan en geplaagd door inwendige onrust en hartstochten, is het ongeloof vol heerschzucht en onverdraagzaamheid. Slechts lettende op aardsche zaken, wil het ziju onbegrensd rijk zoo spoedig mogelijk oprichten. De geschiedenis, de ondervin ding bevestigen zulks. Ieder ongeloovige in het huisgezin, in de gemeente is een apostel van het materialisme De revolu- tiën van vroegeren tijd hebben in alle lan den geleerd met welk een fanatisme bet ongeloof, als het tot volle heerschappij van een volk gekomen is, het Christendom, ja het Geloof aan God tracht te verdelgen. Het opnieuw ontwaken van den geest dier heerschappij wordt ons door zoo menig ontzettend verschijnsel in onze dagen ge leerd. Ook de tegenwoordige rampen, die de Katholieke Kerk in verschillende lauden heeft te doorstaan, zijn een gevolg van de heerschappij des ongeloofs. In alle landen is het ongeloof de drijvende kracht van alle vervolgingen en verdrukkingen der Kerk en van het Christendom. Het onge loof verkeert in den waan, dat de eeuw zijner heerschappij is aangebroken. Nu of nimmer moet het rijk van het bijgeloof aldus noemt het ongeloof het rijk der waarheid en der genade, 't welk Christus op aarde heeft gesticht worden verdelgd en het rijk der rede, van het verstand zoo noemt het ongeloof zijne heerschap pij voor altijd worden opgoricht. Uit goedheid wil men dan den Godsdienst, voor het individu, den tijd laten tot een lang zaam afsterven, doch in school en kerk moet het ongeloof onvoorwaardelijk wor den ingevoerd. Maar de ijver en de vervolgingszucht van het ongeloof is niet het eenige gevaar; een auder gevaar ligt in de geloovigeu zelveu. Het hart van den mensch, dat sinds het bedrijven der eerste zonde meer tot het booze dan tot het goede is geneigd, is, he laas! maar al te ontvankelijk voor den geest van het ongeloof. Als nu het ongeloof heerscht, dan werkt de koude, die er van uitgaat, doodend ook op de geloovigen en wordt het volk, de jeugd vooral, meer en meer van den geest der twijfelzucht en van de ontkenning besmet. Hoe langer en algemeener het ongeloof de scholen, de literatuur, het openbar# leven beheerscht, hoe meer zullen de geloovigen onder zijn invloed bezwijken. Zoo kunnen de kiude- behalen op de strenge leer van den rechlgeloovi- gen belijder. Daar werd aan do deur geklopt, de moeder droogde haar oogen af, en ging bij het spinnewiel zitten; zij voelde zich terwiile van haar kind sterk genoeg om te veinzen. Op doffen toon riep Abraham „binnen!" De deur ging open en de schout kwam er met eenige gerechts dienaars in. De oude baptist verhief zich iu zijne geheele lengte; zijn oog trof dat van den schout, en hij dacht aan de vermetele woorden, die hij wei nige dagen geleden had gezegd: „al geldt het mijn kind, ik zou geen haarbreed willen afwij ken van de waarheid I" Die herinnering gaf hem al ziju kracht terug, en iu zijn binnenste sprak eene stem//Heer, gij zult uwen knecht niet zwak vinden in de ure der beproevingen 1" En daarnaast de bede „Vader, verleen kracht aan mijne vrouw en aan mijn kind „Dat zijn slechte dingen, buurman!" sprak de schout, terwijl hij onder een treurig hoofdschud den nauwelijks zijn leedvermaak verbergen kon. reu eu kleinkinderen vau christelijke ouders eu grootouders, zoo kunnen gansche vol ken meer en meer ongeloovig worden, zoo niet te rechter tijd aan de heerschappij van het ongeloof paal en perk wordt ge steld. Het tweede onheil, dat de heerschappij van het ongeloof sticht, bestaat in de ver. woesting van het zedelijke leven. Zelfs het fundament van alle zedelijkheid, de eeuwige zedewetten, welke in de tien geboden ver vat zijn, worden door het ongeloof onder mijnd en verdelgd. Al zou het ongeloof zelf deze wetten niet loochenen, de nale ving ervan maakt het toch onmogelijk, omdat het den mensch de groote beweeg reden, de vrees en de liefde Gods, het ge loof aan eene eeuwig# vergelding en, wat het voornaamste is, de genaden en gun sten van het Christendom ontrooft, welke de kracht geven tot de behoorlijke ver vulling der Goddelijke geboden. Hoofdza kelijk verwoest het ongeloof juist die chris telijke deugden, de nederigheid, de gehoor zaamheid, de zelfverloochening, welke het fundament en de ziel van het zedelijke leven uitmaken; daarentegen ontboeit het alle verderfelijke hartstochten van het men- schelijk gemoed. Uit de verwoesting van den Godsdienst en zedelijkheid volgt dan ten slotte eene ondermijning en verdelging der mensche- ljjke maatschappij, welker bestaan rust op den eerbied voor God, voor Zijne heilige wetten voor het door God gestelde gezag. De heerschappij van het ongeloof leidt derhalve onophoudelijk tot de revolutie. De bestaande orde is met het Christendom inuig verbonden. Derhalve is dezelfde haat, die het Christendom en de Kerk wil ver nietigen, ook gericht op de verwoesting der Christelijke orde in het huisgezin, in het burgerlijke en maatschappelijke leven. Een langdurige heerschappij van het on geloof kan derhalve niet dan met ontzet tende omwentelingen eindigen. Al moeten we, helaas! constateeren, dat het ongeloof eene uitgebreide heerschappij heeft verkregen, toch kunnen we, het hart vervuld met dankbaarheid jegens God, er kennen dat er nog veel Geloof heerscht onder de Katholieken. Dit Geloof heeft on getwijfeld in de stormen der laatste jar#n eene zware proef doorstaan. Yooral in Zwitserland, Frankrijk en Duitschlafud werd en wordt de Kerk op verschrikkelijke wjjze belaagd eu vervolgd. Een einde aan dien toestand is nog niet te zien. Een samen loop van noodlottige gebeurtenissen, van beklagenswaardige vooroordeolen en mis leidingen, hebben den toestand zeer beden kelijk gemaakt. Men wil de Kerk onder „Wie had dat ooit kunnen denken van dien stillen, bedaarden David? Ja, ja, zoo gaat het, en wie staat, zie toe dat hij niet valle. Zoo luidt de spreuk, is het niet?" „Wat hebt gij hier te doen?" vroeg de oude man, terwijl de vrouw was opgestaan en zich tusschen Abraham en den schout had ge plaatst. „Was uw zoon van morgen niet in den Rie- dener wijngaard?" vroeg de schout. „Ja," antwoordde Abraham. „En in den hollen weg is Jakob Erosch gevonden, met een messteek in de borst. Gis teren heeft uw zoou met hem gevochten, eu hem bij zijn heengaan uit de herberg gedreigd. Dit mes is gevonden op de plaats van de mis daad. Is dat van uw zoon?" De moeder wilde er haastig naar grijpen, terwijl zij een smeekenden blik wierp op haar man. „Is dat mes van uw zoon?" herhaalde de schout. het gezag der Staatswetten brengen. Zij nu, die meenen, dat de Kerk zich aan wet ten kan onderwerpen, welke zij tot dusver om des gewetens wille niet kon gehoor zamen, begrijpen niet, dat zij iets onmoge lijks eischeu. Slechts langs den weg van wederzijdsche overeenkomst kan die een dracht tusschen de beide machten, worden hersteld, zonder welke Kerk noch Staat kan gedijen. Daarvoor is echter veel wijs heid, veel goede wil en eene bizondere hulp en leiding der Goddelijke Voorzienigheid noodig. Daarvoor moet veel en vurig wor den gebeden, opdat, gelijk deH. Vader in zijn schrijven van deD 24 December 1878 zegt, God zijn plaatsvervanger op aarde en de Bisschoppen der Kerk verlichte en de harten der wereldlijke machthebbers en hunne raadgevers tot welwillendheid en vrede stemme. Al mocht er in dié landen, waar de Katholieke Kerk nog wordt vervolgd en verdrukt, een vreedzame toestand komen, die het bestaan en het werken der Kerk eeuigszins mogeljjk en aan het lijden van het Katholieke volk een einde maakt toch zal de Kerk het gebed dubbel behoe ven, opdat hare Dienaren en het geloo- vige volk de moeilijkheden en gevaren zullen overwinnen en door deugd, vroom heid en ijver vergoeden, wat de Kerk aan vrijheid, aan intellectueels en materiëele hulp zal ontbreken. Bidden we derhalve, dat de Heer van dood en leven te allen tijde Ziju bijstand schenke aan de Kerk, door Hem gesticht, opdat door hare heilige en verheven werk- dadigheid het ongeloof worde uitgeroeid en de eeuwige waarheden des lieils door allen zonder onderscheid worden beleden. De Rijksdag is tegen 16 dezer bijeen geroepen. De echtgenoot van den Burgemeeste r van Dublin heeft een vrouwen-petitionne ment ten guusie van Home Rule op het getouw gezet. Zij heeft niet minder dan 500,000 handteekeniugen daarvoor ver zameld. Prins Alexander van Bulgarije heeft in den raad zijner Ministers officieel medege deeld dat hij afstand doen zal van den troon. De Ministers en officieren protesteerden maar de Prins zette de onmogelijkheid uiteen, om tegen den uitdrukkelijken wil van den Czaar en zonder den steun der andere mogendheden te blijven regeeren, Zijn heengaan was het eenige middel om eene bezetting door Rusland te voorkomen. De Russische consul heeft aan den Jal" antwoordde Abraham, eu hij moest zich vasthouden aan een stoel, om niet te vallen. Een zegevierend lachje speelde om de lippen van den schout. „Ik had het wel gedacht," zei hij. „Ja, ja, stille wateren hebben diepe gronden. En nu nog de vraagwaar is uw zoon Is hij hier in huis Ik wil u de onaangenaamheid van eene huiszoeking besparen, wat gij zegt, geloof ik." „Hij is in huis," antwoordde Abraham, terwijl hem het klamme zweet op het voorhoofd stond het viel hem zwaar om nu de waarheid te spreken. De moeder zonk ineen met den kreet: „mijn zoon, mijn zoon Abraham bracht zelf den doodelijk bleek en jongeling binnen. Hij gaf hem de hand tot af scheid, „God zij ons genadig," stennde hij en bedekte het gelaat met beide handen. Wordt vervolgd.) HMRLM ABOHNEMENTSPB IJS NXIINDXa j IIIIR14 T.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1886 | | pagina 1