NIEUWE
No. 1047.
Zondag 10 October 1886.
11de Jaargang.
Eene nationale ondeugd.
BUITENLAND.
Een gezondheidsreisje.
HAARMMHÏ
ABONNEMENTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlem r 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,
Voor het Buitenland 1,50
Afz ouderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
MM!
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTENTIÉN
Van 16 regels30 Cent».
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K UP PERS LAUE1Ï.
Er bestaat geen grootere volksvijand,
geen ellendiger en verderflijker epidemie,
geen gevaarlijker vloed in het volksleven,
dan de jenevervloed, die ook bij ons Ne-
derlaudsch volk een ontzettend aantal slacht
offers maakt. In dezen onzaligen vloed
verdrinken jaarlijks duizenden menschen en
gaan duizenden zielen verloren; in dezen
vloed gaat jaarlijks het huiselijk geluk, de
vrede, de vreugde, het heil en de hoop te
gronde; uit dien vloed stijgen de slechte dam
pen van outevredenheid, van haat en nijd,
van ruwheid en laagheid naar bovon. 't Is
de sterke drank, die de doodkisten vervaar
digt,die de gevangenissen, de krankzinnigen
gestichten, de inrichtingen voor idioten en
voor epileptische kinderen vult, die den
zelfmoordenaar de wapens in de hand
geeft en zoo lichaam en ziel aan eene red-
del ooze verdoemenis overlevert.
Tegen dien ontzettend gevaarvolien vij
and kan niet genoeg worden geageerd.
Daarom dan ook dat Kardinaal Manning
onlangs zijne stem verhief tegen de dron
kenschap, welke eene hoofdzonde is van de
Britsche natie niet alleen, maar ook van
het Fransche, Belgische, Duitsche en Ne-
derlandsche volk, ja men zou haar bijna
de universeele ondeugd der Europeesche
natiën aan het einde der negentiende eeuw
mogen noemen, zoodat men hetgeen Kar
dinaal Manning in een artikel geschreven
heeft over de dronkenschap, welke de
hooggeëerde Prelaat de nationale ondeugd*
van Engeland noemt, even goed op Neder
land en vele andere landen van Europa
kan toepassen.
Dat heerlijke artikel verscheen in de
Fortnightly Review en luidt als volgt:
Onze natie,zegt de Kardinaal,heeft in haar
midden moordenaars, bandieten, bedriegers,
politieke muiters, atheïsten, doch men kan
niet zeggen, dat eene der misdaden, waar
aan deze lieden zich schuldig maken, bi
zonder eigen zijn aan ons volk. Maar als
men let op het misbruik van sterken drank
en een bevestigend antwoord geven moet
op de volgende 13 vragen, die ik gastel
len, dan zal men, met mjj, de dronken
schap eene nationale ondeugd noemen:
1. Is zij niet eene ondeugd, die in Eu-
geland, Schotland en Ierland jaarlijks min
stens 60,000, of gelijk anderen beweren en
gelooven 120,000 menschen ten grave
sleept
2. Eene ondeugd, die de kiem legt van
een aantal ziekten met noodlottigen afloop
en de lichte kwalen verergert en op den
duur doodelijk maakt?
FEUILLETON.
Vervolg slot.)
Zeg, vrouw, zeide de heer Panard, toen de
hotelhouder vertrokken was, die man, dacht me te
verschalken. Zag je niet hoe hij aarzelde
pijnen pijnen aan de lever Ik dank je,
ik moet niets van die leverkwaal hebben.
Mijnheer en mevrouw Panard kwamen 's nachts
te Cannes aan, soupeerden en legden zich dade
lijk te rusten.
Doch nauwelijks zijn zij te bed of mjjnheer
Panard roept uit:
Zeg, vrouw, ruik je het weer Maar dat
is de lucht van phenoolzuur die kamer is
ontsmet
Hij springt uit zijn bed, kleedt zich weer
aan en daar het te laat was om nog iemand
te roepen, besluit hij maar den nacht op een
3. Die de oorzaak is der krankzinnig
heid van minstens 1/s dergenen, welke in
de gestichten worden verpleegd?
4. Die direct of indirect de schuld is,
van 75 percent van alle bedrevene mis
daden?
5. Die den mensch demoraliseert, ver
laagt en ellendig maakt, ook al valt hij
niet in de handen der justitie?
6. Die te midden van onzen onmetelijken
en toenemenden rijkdom geen eerlijke 6n
eervolle armoede, maar het pauperisme, dat
eene schande voor een beschaafd volk is,
laat voortbestaan?
7. Die menschen van eiken stand en van
elke betrekking, van de hoogste, tot de
laagste kringen, lieden van beschaving
en ontwikkeling, personen, die hooge be
dieningen waarnemen, officieren en man
schappen van het leger en de zeemacht,
spoorwegbeambten en ambachtslieden ruï
neert; die, wat het ergste van alles is,
vrouwen uit de hoogste standen en de
volksklasse bederft en ongelukkig maakt?
8. Eene ondeugd, welke meer dan elk
ander kwaad het huiselijk geluk in alle
standen d.r maatschappij verwoest?
9. Die het welvarend bestaan vau onze
pachters en fabrieksarbeiders heeft ge
sloopt en nog sloopt?
10. Die reeds de productieve kracht
onzer nijverheid, vergeleken met de in
dustrie vau andere landen, vooral van de
Vereeuigde Staten, heeft verlamd?
11. Die, zooals wij uit officiëele bronnen
weten, onze matrozen op de koopvaar
dijschepen minder vertrouwbaar maakt?
12. Die niet alleen eene massa onheilen
bewerkt in het moederland, maar ook onze
schoonste koloniën gaat bederven?
13. Die eindelijk de oorspronkelijke volks
rassen in onze overzeesche gewesten uit
geroeid heeft en nog uitroeit, zoodat van
het Britsche Rijk niet langer de kracht der
beschaving en des Christendoms, maar
o
een bedorven adem, verval en dood uit
gaan?
Geen van deze vragen, zoo schrijft de
Kardinaal verder, of zij kan, onder aan
voering van menigvuldige bewijzen beves
tigend worden beantwoord. Het is geen
rethorica, geeue overdrijving, geeue opge
wondenheid, wanneer iemand beweert, dat
deze ondeugd met hoofd en schouders uit
steekt boven de andere rampen, die ons
volk zich op den hals haalt. Het vereenigd
Koninkrijk staat niet alleen, vergeleken
met de zuidelijke landen, waar de wijn
groeit, maar ook met de Noordsche Rijken:
Duitschland en Scandinavië, inde geschie-
leuningstoel door te brengen. Mevrouw echter
weigerde nietteg enstaande al zijne vermaningen
om hem hierin na te volgen en sliep als
eene roos, terwij! hij met verstijfde lendenen lag
te morren
Wat een land, wat een afschuwelijk land,
daar zijn niets dan zieken in de hotels.
Bij het aanbreken van den dag werd de
patroon geroepen.
Wie was de laatste reiziger, dio hier ge-
geslapen heeft?
De Groothertog van Baden, mijnheer, een
neef van den Keizer van Rusland.
En mankeerde hij niets?
Niets mijnheer, hij was zeer welvarend.
Zeer welvarend zegt ge
Ze«r welvarend.
Dank U, dat is mij voldoende mijnheer,
Mevrouw en ik vertrekken van middag om 12
uur naar Nizza.
Zoo als u verkiest mijnheer. En de woe
dende hotelhouder vertrok, terwijl mijnheel
Panard aan Mevrouw zeide
Ook al zoo'n grappenmaker. Die wil niet
denis als het land van zware drinkers be
kend, 't is het voorste, helaas! in de er
gernis en de schande der dronkenschap.
Onmatigheid in het gebruik van bedwel
menden drank mag, 't is treurig maar
toch waar, ouze nationale ondeugd worden
genoemd. Dit kwaad dagteekent van ouden
datum.Als natie waren deBritten altoos ste
vige bierdrinkers «en in den laatsten tijd heeft
de sterke drank het bier vervangen. De
ondeugd van onmatigheid is voor ons als
het erfstuk van Neseus, het kleed, dat ont
brandde, als Hercules het aantrok, en hem
in vuur en vlam zette.
Wat ook de statistiek leert, de dron
kenschap neemt hand over hand toe.
De statistiek der politie in steden en
dorpen en over het geheele land, wordt
dikwerf aangehaald om te bewijzen, dat de
onmatigheid niet toeneemt, doch zulke
statistieken zjjn niet steekhoudend. Zij be
handelen alleen wat men crimineele dron
kenschap zou kunnen noemen, met andere
woorden, een zoodanig misbruik van ster
ken drank, dat de wet is overtreden. De
politie heeft bevel om mannen en vrou
wen, hoe dronken ook, niet te arresteeren
wanneer zij rustig naar huis gaan en hunne
voeten hen nog kunnen dragen. Zij heeft
alleen diegenen aan te houden, die »ge-
vaarlijk« of x>hulpeloosdronkeu zijn. Soort
gelijke statistieke opgaven zijn waardeloos,
wanneer wij willen nagaan hoever deze
nationale misdaad is doorgedrongen en
welke omheilen ze aanricht. Wij hebben
slechts te letten op het feit van de toe
neming der drankhuizen ver boven de
schaal van de vermeerdering der bevolking
en op het geld, het kapitaal, dat aan ster
keu drank wordt besteed.
In 1829 waren er ongeveer 50,000 her
bergen en koffiehuizen, in een woord, plaat
sen waar sterke drank te verkrijgen was;
thans zijn er bijna 200,000 het vier
voud derhalve, terwijl het zielental nog
niet eens het tweevoud van destijds heeft
bereikt. Achttien jaren geleden, omstreeks
1868, werd het kapitaal geschat op 138
millioen. Een paar jaar geleden, toen er
iu den handel meer verdiend werd en de
werklooneu hooger waren, gaf men, vol
gens berekening, jaarlijks 140 a 150 mil
lioen aan sterkeu di-auk uit. Van al de
bedrijven en handelsvakken in dit land is
er slechts een, dat altoos bloeit; elke ne
ring is thans gedrukt, behalve die van
sterken drank, welke steeds vooruit gaat;
voor bedwelmend vocht ligt steeds kapitaal
Yau den een en kant staan de belangen
T
eens bekennen, dat zijn gaat ziek was ja ziek en
wel zoo, dat ik je verzeker, dat hij hier gestor
ven is. Zeg je ruikt toch de phenool hoop ik,
doe je niet?
Ja mijn vriend, ik ruik het.
Wat snaken die hotelhouders! Niet ziek,
hij was niet ziek zijn logé. Dan moesten we
geen reuk meer hebben.
Zij namen nu den trein van 1,30. De lucht
volgde hen in den waggon.
Zeer ongerust, zeide hij voortdurend: M aar
ik ruik het nog altijd, dat moet een algemeene
gezondheids-maatregel zijn in dit land.
Het is waarschijnlijk dat men de straten, de
vloeren tot zelfs de waggons, op bevel der ge-
neesheeren en stadsbesturen, met pheuoolwater
besproeit.
Toen men in het hotel te Nizza kwam, wa*
de stank onuitstaanbaar geworden.
Panard was geheel verslagen, liep als een
bezetene door zijn kamer, deed al de laden open,
doorzocht alle hoeken en meubelen. In een der
kasten vond hij eene oude courant, wierp er bij
toeval zijn oog op en las: «De „onrustbarende
van den drankhandel, welks kapitaal de
sommen in de groote ijzer-, katoen- en
mauufactuur-industrieën gestoken, ver over
treft; daartegenover staan van de andere
zijde de welvaart van een geheel volk, de
gezondheid van ouze natie, de orde en re
gelmaat dei huisgezinnen, zonder welke
een Rijk niet lang kan bestaan. Want
staatkundige orde steunt op maatschap
pelijke orde en deze steunt op het gedrag
der huisgezinnen. Een groot pleit moet
beslecht worden; het is eene levensquaes-
tie voor eene natie. Dat pleit is thans ge
bracht voor de rechtbank der openbare
meening. Steeds wordt de aandrang groo-
ter om partij te trekken tegen den handel
iu drank en voor het welzijn en het geluk
des volks.
Terwijl de Kardinaal de enkel» heilzame
gevolgen, voortgevloeid uit de burgerlijke
wet op het misbruik van steiken drank, op
prijs stelt,betoogt hij nader, dat de nationale
ondeugd, de dronkenschap, slechts kan uitge
roeid wordendoor eene vrijwillige, nationale,
zedelijke verheffing, eene volksbeweging
tegen het misbruik van bedwelmende dran
ken; hij verwacht derhalve veel vau den
invloed en de werkzaamheid der matig
heidsgenootschappen
Alleen, zegt Mgr. Manning ten slotte, bij
het volk zelfs, dat zoo lang door de zich
steeds vermenigvuldigende gelegenheden
tot onmatigheid, door de alom zich uit
breidende bedrijvigheid van den drankhan
del, door de aanlokselen der kroegen,
waaraan bijna geen weerstand te bieden
is, misleid werd, alleen door eene vrijwil
lige, van de volksmassa uitgaande bewe
ging, welke met hoog zedelijk besef iu
reactie komt tegen een stelsel, dat reeds
lang vele huisgezinnen troosteloos, hun
levensbestaau ondragelijk heeft gemaakt,
kan een werkelijk heilmiddel voor de na
tionale ondeugd, de dronkenschap worden
verschaft.
Tot zoover de Kardinaal. Aan diens
heerlijke woorden zullen wij in een volgend
artikel, eenige onzer beschouwingen vroe
gen over eene ondeugd, welke, helaas! met
recht ook te outzent eene nationale mag
genoemd worden.
De Pruisische Minister van eeredienst
heeft de theologischo school van het geeste
lijk seminarium te Fulda voldoende ver
klaard ter opleiding van Geestelijken, zoo
dat de theologische studie bij dit semina
rium wordt beschouwd als gelijkstaande
„berichten, die men over den gezondheidstoestand
„onzer stad had verspreid, zijn van allen grond
„ontbloot. Geen enkel cholera-geval heeft zich
„te Nizza of in zijne omstreken voorgedaan."
Hij springt op en roept, mevrouw Panard 1
Mevrouw Panard het is de cholera, het is de cho
lera. Ik was er zeker ziek van.
Ontpak de koffers nietwij koeren op staanden
voet naar Parijs terug.
Een uur later zaten zij in den sneltrein altijd
nog omgeven van eene sterke phenoollucht.
Zoodra Panard te huis gekomen was, oordeelde
hij het voorzichtig eenige droppels van een
sterk anti- choleriek middel te nemen en opende
dus zijne reis-apotheek.
Een verstikkende lucht steeg hem in de
keel. De flesch met phenoolzuur was gebroken
en had de valies van binnen geheel verbrand.
Zijne vrouw ziet hem aan, begint te schateren
van 't lachen en roept hem op die gebroken
flesch wijzende toe: A! A! A! dat is nu je
cholera. Goede beste man dat is nu je cholera.