N I E U W E
1055.
Zondag 7 November 1886.
11de Jaargang.
ï)e arbeidersquaestie.
Èm
Zijn er zoo?
HllRLEfflSCHÏ MOUT.
ABOJSTSTEMEHTSPBIJS
Per 3 maanden yoor Haarlem
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het Buitenland
Afz3nderljjke Nummers
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG
BÜREAÏÏ: St. Jansstraat Haarlem.
f 0,8ó
1,-
1,50
0,06
SB f N3
AÖITE MA WOW AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTENTlSW
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K UPPERS Sc LAUREY.
Het verval van den eerzamen handwerks-
staud dateert sinds den tijd, waarin men
afweek van den historischen bodem. Wil
men derhalve de arbeidersquaestie in chris-
telijken zin oplossen, dan moet men met
het verledeue rekening houden. Slaan we een
blik in vroegere tijdperken, dan komt ons
de periode van de Gilden in de gedachte
•n met genoegen denken we dan aan de
zegeningen, welke deze instelling alom heeft
verspreid. De Gilden hadden ongetwijfeld
gebreken, maar toch ook zeer vele voor
treffelijke eigenschappen, 't Is daarom leer
rijk om de oude oorkouden van het Gilde-
wezen eens na te gaan eti het goede goud
van practische wijsheid onzer voorvaderen
te zoeken en dit tot ons nut eu voordeel
te gelde te maken.
Wij zullen ons tot algeuieene gezichts
punten eu beschouwingen bepalen en
slechts eenige pregnante betoogen hier
doeu volgen.
In hooge mate lofwaardig is het feit,
dat ten tijde van het bestaan der Gilden
arbeid en Godsdienst innig met elkander
waren verbonden; de arbeidersverenigingen
waren niet slechts Gilden, maar werkelijk
godsdienstige corporatiën. Zoo had elk
Gilde zijn bizonderen beschermheilige, wiens
feest met kerkelijke plechtigheid werd ge
vierd. Op de heiliging van de Zon- en
feestdagen werd streng gelet; de ontheili
ging van den Zondag werd met zware
boete gestraft. De Gilden zorgden ijverig
voor de zedelijke reputatie hunner leden;
er mocht geeu leerling worden aangeno
men tenzij hjj vroom en braaf was en
aan de gezellen werd voorgehouden, dat
zij gedurende den tijd hunner reisjaren zich
hoogst eerbiedig tegenover hunne meesters
moesten gedragen. Lediggang, spel, drank
en liederlijkheid werden ten streugste ver
boden.
Ook voor de meesters bestonden er voor
schriften. Hun werd voorgehouden een
voorbeeldig leven te leiden. Het vloeken
en lasteren was op straf van boete verboden.
Zoo behelst b. v. het reglement der smeden
en slotenmakers (anno 1701) de volgende
FEUILLETON.
Vervolg en slot.)
„Ongelukkige, diep ongelukkige vrouwriep
Mevrouw Handspaak.
Pieter Handspaak antwoordde niet op dezen
uitroep, maar zag naar den verbrijzelden theepot,
en mompelde nog zoo iets van „Jan Mungool
uit visschen gaan."
„Gij wilt mij het hart breken mij den
dood aandoen," snikte eu hikte de dame.
„Bij mijne ziel, dat wil ik niet ik wil
alleen uit visschen gaan."
„Ik zal zeker krankzinnig worden!" gilde
Mevrouw Handspaak, en daar was wel eenige
schijn van, want zij sprong zoo woest op de
been, dal zij de geheele theetafel om en die
haren echtgenoot over het lijf wierp, terwijl zij
daarop door de kamer stapte met groote schre
den en een verbijsterde houding.
„Gij bemint mij niet meer, Handspaak, en wat,
is het leven zonder uwe liefde. Wat ia dit, of
dat" vervolgde zij, terwijl zij eeue spoelkom op
nam en die aan stukkeu wierp, om hare woorden
meer klem bij te zetten. „Wat is dat zonder uwe
liefde? Uit visschen gaan!"
„Misschien komt er niets van," zeide Hand
spaak zacht. „Het kan morgen wel regeuen."
Nu was er nergens een wolkje zichtbaar dan aan
den huiselijken gezichteinder; maar van hetregenen
werd hier gesproken als van eeno witte vlag, op-
bepaling: »Zoo een meester ongepaste taal
uitslaat of zijne gezellen op toornige wijze
met scheldwoorden toespreekt, zal hij met
eene geldboete van 1 tot 4 lb. worden
gestraft.Wie eene godslastering uitsprak
werd gestraft met eeue boete van 2 lb.
Elk Gilde beschouwde zich als eeue groote
familie, zorgde voor arme, zieke leden en
ondersteunde hen in geval van nood. Daar
voor moesten dan ook alle Gildebroeders
eeue bijdrage storteu in de kas van het
Gilde, waartoe zij behoorden. De Gilden
waren dus tevens crediet- eu voorschot
banken.
Iu het reglement der linnenwevers (van
het jaar 1569) wordt bepaald, dat ieder,
die tot meester werd bevorderd, 1 gulden
iu de kas moest storten; ging een meester
zich zelfstandig vestigen, dan moest hij 2
gulden in de kas offeren eu een halve gulden
storten voor bier. Een zieke gezel ontving
een halven gulden uit de kas en zoo de
ziekte van laugen duur was, kou hij, op
paud, eeu reuteloos voorschot krjjgeu.
Ieder gezel eu leerling moest wekelijks een
nieuwen penning in de kas storteu.
De gezellen eu leerlingen behoorden bij
het huisgezin vau den meester. Zij aten
met hem aan dezelfde tafel, woonden
onder hetzelfde dak en werden door de
meesteres, de vrouw des huizes, als huisbe
dienden behandeld en verzorgd. Vertrokken
zij naar andere landen, hetgeen stond
voorgeschreven, dan werden zij op hunne
tochten in de gildeherbergeu verpleegd.
Zij vonden daar steeds een nachtverblijf
beuevens voeding en ontvingen bovendien
nog eenig geld om hunne reis te kunnen
voortzetten. Een linnenwever moest volgens
de bepalingen van 1569 twee jaren in het
Gilde geleerd hebben eu twee jaren in d«u
vreemde hebben doorgebracht; een kleer
maker daarentegen moest 3 leer- 3 reis
jaren hebben; een schoenmaker moest 3
jaren met, 4 jaren zonder leergeld leeren
eu minstens 2 jaar gezel zijn. Eeu metse
laar of steenhouwer had 3 leer- eu 3
reisjaren, een ineesterszoou slechts 2 reis
jaren, evenzoo de kousenwevers, de timmer
lieden, de schrijnwerkers enz.
Wie de dochter cf de weduwe van een
geheschen, ter kennisgeving, (lat men tot eeue
onderkaudeling gekomen en wel een verdrag
wilde sluiten. Maar Mevrouw Handspaak ver
stond de krijgskunst beter, dan dat zij niet
rebellen zou ouderkandelen, zoolang zij de wapens
nog in de band hadden. Haar militair genie
fluisterde haar te volharden, totdat de bedongen
partij zich op genade of ongenade zou overgeven.
„Och, Handspaak dat zegt gij maar, om uwe
ongelukkige vrouw te misleiden. Gij zijt voor
nemens weg te sluipen met uwe losbandige
vrienden om eenigen tijd in woestheid en
zwelgerij door te brengen, in plaats van huise
lijke rust te genieten. Dit is te laf, te flauw
voor eeu verwilderden smaak. Helaas! moest ik
dien dag beleven eu de handen ineen slaande,
staarde zij peinzend voor zich heen.
Mijnheer en Mevrouw Handspaak gingen dien
avond vroeg ter ruste; doch tot de dag aanbrak,
hield het klagen en jammeren nu wanhopig,
dau droevig, niet op eu met het krieken van
den dag slapte Mevrouw naar beneden, terwijl
zij op de trappen nog eene zee vau uitroepen tegen,
het visclipartijtje hooren liet. Wat er beueden
gebeurde, is onbekend, doch er was een ver
schrikkelijk rumoer in de keuken, zoodat Hand
spaak mompelde, dat ook daar „een potje te
vuur stond." Deze laatste uitdrukking bleek
echter later, dat alleen in een oneigenlijkeu zin,
moest verstaan worden.
Hij bleef op den rand der bedstede zitten,
als Marius op de bouwvallen vau Carthago
meester huwde, verkreeg gunstigere bepa
lingen; bij de smeden en slotenmakers
b. v. behoefde hij slechts de helft van het
gebruikelijke bedrag iu de kas te storten.
Bij sommige Gilden was hij vrijgesteld van
het meesterstuk, ofschoon hij gehouden
was te bewijzen, dat hij zijn vak goed
verstond.
Voor de eer van het Gilde werd iu
hooge mate zorg gedragen. De leerlooiers
mochten geen hard of vochtig leer aan
de schoenmakers afleveren, de slagers
mochten geen onrein vleesch verkoopen.
De braadworst (aldus luidt een reglement
van het jaar 1568) moet enkel van var-
keusvleesch wordeu gemaakt en tegen de
gewone vleeschprijzen worden verkocht.
Wie zich aan overtreding der wet schuldig
maakte, moest een maand lang zijn win
kel sluiten en bovendien nog 5 gulden
boete betalen. Even strenge wetten vindt
men bij de Gilden der bakkers en mole
naars. Den meesters was het verder ten
strengste verboden aan anderen klanten
te ontnemen of leerlingen eu gezellen te
onderhuren. Zware straffen werden op der
gelijke misbruiken toegepast. Ook werd er
bepaald hoeveel gezellen en leerlingen eeu
meester mocht aannemen. De Gilden wer
den uitmuntend bestuurd. Aau hot hoofd
van elk genootschap stond de Gildemeester,
die de kas hield, de vergaderingen moest
leiden en te zorgen had, dat de bepalingen
op de meest stipte wijze werden gehand
haafd. Het aannemen en ontslaan van
leerlingen, maar nog meer het verleeuen
van bet meesterrecht, geschiedde met bizou-
dere plechtigheid. De eischen voor het
meesterstuk,wareu soms zeer hoog ge
steld. Zoo moest b. v. eeu kleermaker
(volgens de bepalingen van het Gilde in
1607) indienen: eeu jas, een misgewaad
met toebehooren, een ruitersmantel, een
vrouwenmantel en een voermanskiel. Nog
moeilijker waren de meesterstukken der
smeden, slotenmakers en timmerlieden,
zoodat iu onzen tijd een gezel /.e niet zou
kunnen maken, zeker niet als hij zich
moest bedienen vau het eenvoudige ge
reedschap van den ouden tijd.
Ook voor de verueeling van den arbeid,
peinzend over de gang der zaken, been en weder
geslingerd tusscke» eene volkomen overgave aan
de pantoffel, eu zijne vree3 voor Jan Mucgool's
liedjes.
Eindelijk sloop bij naar beneden. Mevrouw
zit met een betrokken gelaat in de ontbijtkamer.
Mijnbeer trachtte het nieuws uit de onderstboven
voor hem liggende courant te lezen.
„Goeden morgen, Mijnheer Handspaak. UEd.
gaat zeker uit visschen? Jan Mungool en al de
vroolijke jongens wachten u immers?" vervolgde
zij mei een schamperen glimlach.
Handspaak was afgetreden. De volhardings-
methode van de weduwe had verre do overhand
boven de krijgskunde van Mits.
„Neen, lieve Sevaphine ik zal uiet uit visschen
gaan, als gij hot niet gaarne hebt, en ik zie,
dat dit het geval is."
Geen woord er over, dat het wel kon regenen,
gelijk men ziet het was eeue overgave op
genade of ongenade.
„Maar," vervolgde Handspaak, „ik zon gaarne
willen ontbijten."
„Er is geen ontbijt gereed, Mijnheer. Ik heb
mot Betsy twist gehad in de keuken. Ik geloof
waarlijk, dat de geheele wereld tegen mij heeft
samengezworen. Zij is heengegaan, Mijnheer
Handspaak misschien uit visschen."
De veldslag was voorbij de overwinning
was bevochten de laatste spijker geslagen.
Hij had geen trauen gezien geen slaap ge
noten hij zou geeu ontbijt hebben wat
kon Pieter Handspaak doen, dan om genade
smeeken, en een zoo hopeloozen strijd opgeven
zoodat men slechts in «en vak meester
kon worden, was zorg gedragen; de sch oen
makers moesten bij hunne leest blijven;
zij mochten geen huiden koopen om deze
tot leer te bereiden; slechts van het vee, dat
zij voor hun huishouden slachtten, mochten
zij de huiden laten bereiden. Iu de Gilde-
wet der timmerlieden van het jaar 1728
werd bepaald, dat, bij aldien een glazen
maker of schrijnwerker zich met timmer-
manswerk inliet, de schuldige met eene
boete van 2 gulden zou gestraft wordeu.
De timmerlieden daarentegen mochten
slechts maken, wat met de bjjl werd ver
vaardigd.
Overigens leed de gemoedelijkheid en de
humor uiet, al waren de bepalingen bizonder
streng. Er hadden dikwijls zeer gezellige
vergaderingen plaats, waar allerlei kluchten
werden vertoond. Karakteriseerend is het
gebruik om het zoo bitter strenge meester-
exameu toch ook met humor te kruiden.
Zoo werd den caudidaat, die het meester
schap iu de schoemnakersküust wilde er
langen, schertsend gevraagd: Waarom
kijkt een schoemnaker, nog eenmaal in de
laarzen, als hij ze gei eed heeft?Het ant
woordde luidde: Omdat hij niet in de
laarzen zit, auders zou hij er niet in- maar
uitkijken.
Kort eu goed. Wie in onze verlichte
dagen zoo vele solide, kunstrijke voortbreng
selen der oude werklieden beschouwt en
bewoudert, dien zal het duidelijk zijn, dat
de oude meesters met lust eu liefde hebben
gewerkt en dat eene zorgvuldige vorming
eu opleiding der werklieden iu staat was
zulke goede resultaten te verkrijgen. Men
vormde de werklieden trapsgewijze, zoodat
weten en kunnen gelijken tred hielden en
de meesterstukkeu volgeus eeu uitmuntend
stelsel in de wereld kwamen.
Het systeem van opleiding en vorming
onzer voorvaderen verdient derhalve in
onzen tijd met ernst te worden overwogen
en wat er goeds iu is, ook thans in prak
tijk te wordeu gebracht.
Moge dan ook het lofwaardig streven
van den nieuweren tijd om het eerzame
handwerk op christelijkeu bodem en op de
ondervinding van het verledeue op te bouwen
Alle toevoer was afgesneden, de afgetreden be
zetting moest zich overgeven. Na uren lang
smeeken, werd de kus van verzoein.ig met moeite
verkregen; op voorwaarde echter, dat hij „vroo-
lijken Jan Mungool," en al de overige leden van
liet visehpiirtijije zou laten varen, en dat haar
echtgenoot zich iu hot vervolg zou onthouden
van allen omgang met jonge lieeren eu weduw
naars, over welke beide zij haar veto uitsprak,
eu dat hij iu het vervolg alleen met bezadigde,
getrouwde lieden zou verkeeren.
Yau dat oogeublik afwas het vroeger vrij
handelend wezen, Pieter Handspaak, gezonken
tot den toestand van //mijn man maar", de
nederigste van alle nederige schepselen. HU
maakt zich in het huishouden verdienstelijk,
doet boodschappen en ioopt met lioedendoozeii
en pakjes; sust zijne kindertjes in slaap als zij
's nachts schreeuwen en hij komt nooit binnen
als zijee vrouw vriendinnen ontvangt. Handspaak
ziet er niet altijd even deftig uit, want daar
zijn vrouws toilet vóór het zijne gaat, wordt het
eerste wel wat verwaarloosd. Over zijne plicht
matige onderworpenheid valt thans niet meer te
klagen, doch in den beginne gaf hij nog eeu
paar maal blijken van wederspannigheid. Deze
teekenen van insubordinatie verdwenen echter
spoedig, toeu Mevrouw met een veelbeteekeneuden
blik vroeg: „Go je weder uit visschen, lieve
mau