I E U W E
1057.
Zondag 14 November 1886.
11de Jaargang.
vr
De Zondagsrust.
II i N M E N L A N d.
feuilleton.
Liefde en plicht.
ABONErEMEHTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlemt
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het Buitenland
Afz Dnderljjke Nummers
Dit blad verschfjnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
B E B A St. Janestraat Haarlem.
0,86
1
1,50
0,06
AGITE MA UOH AGITATE.
PSIJS DEB ADVEBTENTIÉÏÏ
Van 16 regels 30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K P P E R S LAUEET.
Door de Regeeriug is bij de Tweede Ka
mer een wetsontwerp ingediend waarbij de
Zondagsrust wordt geregeld. Geljjk zich
verwachten liet, heeft die voordracht groo-
ten tegenstand uitgelokt. De heeren li
bertijnen hebben natuurlijk met den Zon
dag al zeer weinig op. Hoe zouden zij ook
van Zondags rust en -Éwidfapsheiliging wil
len weten, terwijl zij ontkennen, dat de
instelling van den rustdag van Goddelijken
oorsprong is en dat Christus de zou der
gerechtigheid is, welke over de zondige
wereld verrees.
Het spreekt wel van zelf, dat althans
de meeste liberale bladen, den waren grond
van hun verzet bemantelen. Allerlei voor
wendsels worden gezocht om de bestrijding
der zoogenaamde Zondagswet te recht
vaardigen. En de hoofdargumenten komen
hierop neder, dat de Staat niets heeft te
doen om de menscheu vroom te maken.
Wij zijn dat in zoover eens, dat ook wij
gelooveu, dat de Staat de ingezetenen niet
heeft te brengen tot eeuige kerkeljjke be
lijdenis. Maar dat beoogt de Zondags-wet
ook in geeneu deele. Wel beschouwd zou
men kunnen zeggen, dat zij zich enkel ten
doel stelt om de godsdienstige menschen
niet te hinderen, om de vromen (dat, woord
nu genomen in den waren zin des woords)
in de gelegenheid te stellen, ook door
het vervullen hunner kerkelijke plichten,
vroom te blijven.
De Zondagswet is eene beschermende
wet. Zij eischt de handhaving van den eer
bied voor den Godsdienst. Is dat nu te veel
van den Staat gevergd?
Naar ons oordeel volstrekt niet. De Staat
of de overheid moet voor al zjjue of hare
onderdanen in gelijke mate zorg dragen.
Yoor de werelddienaars doet de Staat ze
ker wel zeer veel. Als de wereld hare fees
ten viert, wordt het terrein tegen vreug
deverstoring door de Politie beveiligd. Bij
al de muziekuitvoeringen verleent de Po
litie assistentie. Hebben zij plaats buiten
besloten plaatsen, dan treft men de Poli
tie aan, welke in den omtrek tegen het
maken van rumoer en tegen elke poging
om het effect der muziek te belemmeren,
de gepaste maatregelen neemt.
Worden er concerten gegeven binnen
bepaalde lokaliteiten, dan houdt de Politie
daar binnen de wacht, opdat alles gere
geld geschiedde, den bezoekers, alleerst die
iu rijtuigen worden aangevoerd, geen over
last worde aangedaan.
In de schouwburgen wordt de Politie
niet gemist. Al de publieke vermakelijk
heden staan alzoo ouder de hoede der
overheid. Daar tegen valt trouwens niets
in te brengen. De overheid kwijt zich, dat
alles doende, eenvoudig voor hare taak en
plicht.
Genot en vermaak vertegenwoordigen
echter geen volksbelang; zij geven enkel
uiting aan de volksbehoefte: het smaken
van ontspanning.
Zoolang dat blijft binnen zekere perken
2).
Helmbuscli was een Westfaler van geboorte
en de eeuige zoon van weinig bemiddelde ouders,
die met groote opofferingen den talenten vollen
knaap die opvoeding gaven, welke hem de
plaatsing op een kantoor in een groot handels
huis bezorgde. Herman voldeed buiten ver-
wachtiug aan het in hem gestelde vertrouwen.
Door rustelooze inspanning en vlijt, behoudens
enkele speculatiën, had hij zich in korte jaren
een aanzienlijk vermogen bijeenvergaard.
Vertrouwende op de gunst en den voorspoed
van 't geluk, begon hij met zijne geringe midde
len eene kleine handelszaak, die hij langzamer
hand op groot «re schaal kon drijven, zóó dat
hij weldra tot een der voornaamste handelslie
den der stad werd gerekend. Te liever dreef
men met Helmbusch handel, omdat men zeer
goed wist en overtuigd was, dat de grondslag
zijner zaak op de grootste soliditeit berustte.
en de wetten van zedelijkheid en orde niet
worden miskend of verbroken, hebben wij
daar volkomen vrede m«e. Doch nu is het
toch zeker niet te veel gevergd, dat de
vrieudeu van het vermaak zich hunner
zijds ook eeuige opofiering getroosten als
eene groote meerderheid der Natie de hand
having vraagt van hetgeen haar dierbaar
is en heilig.
Een Christenvolk heeft den Cbristelijken
Rustdag lief. Die dag is gewijd door de
heerlijkste openbaring van den Godmensch,
welke ooit kon aanschouwd worden, name
lijk Zijn terugkeer uit den dood tot het
leven. Het heerlijke werk der Verlossing
eener zondige wereld werd daardoor voltooid
en bekroond.
Geen wonder, dat reeds de eerste Chris
tenen op dien dag bij voorkeur te zamen
kwamen en dat d« Kerk den Zondag iii
de plaats van den Sabbatkdag tot rustdag
stelde. Gods heilig gebod nopens het rusteu
op den zevenden dag, heeft wettig toepas-
siug erlangd op den eersten dag der week.
Rust na arbeid is een Goddelijk voorschrift.
Het werd gegeven als een bewijs van
Goddelijke liefde en genade aan een ge
vallen menschdom.
Van die beteekeuis van den Zondag wil
de ongeloovige wereld niet hooreu. Dat
valt diep te betreuren, doch daaraan kan
men niets doen. De Kerk kan getuigen
van en voor de hoogste waarheid in het
Evangelie gemhonken, maar overtuigen is
Gods zaak. Het Geloof is eeuo gave. Vroom
maken kan dus (wij herhalen het) niet de
taak zijn der Regeeriug. Het vroom laten
heeft zij daarentegen, als zij daartoe iets
kan bijbrengen, wel degelijk te bevorderen.
Men beweert, van liberale zijde altijd,
dat de Staat niets met Kerk of Godsdienst
van doen heeft. Dat is echter eene schan
delijke vervalschiug vau onze Staatsbegin
selen. De Grondwet heeft wel degelijk den
waren grond van het Staats- en volksleven
erkend. Zij wijdde toch aan den Godsdienst
eea afzonderlijk hoofdstuk en schreef voor,
dat bij den eed de heilige naam Gods
zou aangeroepen worden, 't Is dus eene
grove onwaarheid, dat de Nederlandsche
Staat op de ontkenning van het Hoogere
zou gebouwd zijn.
De liberalen, de leer verkondigende, dat
de Staat per se godsdienstloos moet heeten,
geven daarin een zeer overtuigend bewijs
van hun godsdiensthaat en godsdienstvrees.
Gelukkig wordt die verderfelijke leer door
de tegenwoordige bewindslieden niet om
helsd. De Minister van Justitie kwam zelf
in de toelichting der Zondagswet openlijk
tegen haar in verzet.
Daarover verheugden wjj ons hartelijk.
Nu de libertijnen in alle landen zoo onbe
schaamd eu tiranniek tegen den Godsdienst
te velde trekken, noemen wij het een moed
gevend feit, dat een Nederlandsch Minister
opeuljjk voor den Godsdienst partij kiest.
Terecht werd de heer Du Tour deswege
in alle bladen, welke niet voor het libera
lisme strijden, geprezen.
Niet alle wenschen van de godsdiensti-
Nu dacht Helmbusch er ook aan een eigen
huishouden op te richten. Hij zag niet om naar
eene rijke en aanzienlijke erfgename, maar volgde
de stem zijns harten, die hom naar Ernestina,
de arme, maar deugdzame dochter van een on
derwijzer riep en die hij ook weldra als zijne vrouw
kon begroeten. En hij had zich niet bedrogen.
Ernestina werd zijne levensgezellin en haar
invloed werkte beschavend en veredelend op
zijn geestig en werkzaam leven. Schier geen
dag verliep of hij ontdekte iu zijne vrouw
nieuwe, hoog te schatten eigenschappen.
Na ruim een jaar in den gelukkigsten echt
te hebben doorgebracht, schonk zjjne vrouw hem
een zoon, die naar den overleden vader van
Helmbusch, Max werd gedoopt. Eu toen weder
een jaar veistrekeu was nog een lief dochtertje,
met name Carola, naar den naam der moeder
van Ernstiiia. Beide echtgenooten keuden nu
geen grooter geluk
Helaas, het leven des menschen, zoowel als
lijn lot, is aan alle wisselvalligheden onderwor
pen, hetgeen zich ook hier bevestigde. De val
vaD een groot bankiershuis, welke voor vele
gen worden bij de ingediende Zondagswet
vervuld. De nawerking der ideeën vau de
groote revolutie heeft aan de Staten hun
positief Christelijk karakter ontnomen. Ook
daarover dragen wij leed, doch wij zien
geen kans om daarin spoedig verauderiug
te brengen. Men moet nu maar roeien met
d* riemen, welke men nog heeft. Die po
litiek is zeker niet grootsch, doch zij is
zeer praktisch. Wil men deze Zondagswet
niet, dan krijgt meu geene Zondagswet.
Daarvan moet meu zich wel doordringen.
De Zou\agsheiliging te verzekeren, die
strekking kan geen Zondagswet in de te
genwoordige omstandigheden hebben. Men
behoort dus al tevreden t6 zijn, als de
Zoudagsrasf wordt iu de hand gewerkt.
Uit dat oogpunt moet de Regeeriugsvoor
dracht worden beschouwd. Eu als wij dat
doen, dan zouden wij, in het eigen stelsel
der wet nog meer kunnen wenschen dau
zij zelf. Zelfs het begrip Zondagsrust zou
breeder bij de wet kunnen toegepast
worden.
Wijzigingen op het wetsvoorstel zullen
dan ook zeker wel worden voorgesteld.
Onze partij iu de Tweede Kamer zal het
ongetwijfeld wel aan geene pogingen daar
toe doen ontbreken. Van harte hopen wij,
dat hun streven met den besten uitslag zal
bekroond worden. Toch gelooveu wij, dat
men der Regeering erkentelijk moet zijn
voor hetgeen zij in het wetsontwerp neer
legde. De nood des tijds dringt trouwens
tot het opnieuw wettelijk regelen dezer
zaak.
Het is waar, er bestaat eene Zondags
wet; het is ook waar, dat die wet iu de
kleinere gemeenten nog wordt nageleefd.
Doch voor de groote plaatsen, de z. g.
steden, bestaat zjj in werkelijkheid niet.
Die toestand is onhoudbaar, want hij leidt
tot ergerlijke Zoudagschenuis.
De tegenstanders der Zoudagsrust zijn
in die mate van het feitelijk huiten wer
king stellen der wet, wat steden betreft,
overtuigd, dat zjj in de handhaving der
bestaande wet verklaren te berusten.
Wij begrijpen dat zeer wel. De ouge-
loovigeu wonen meest in de steden en dus
worden zij al bitter weinig van de wet
van 1815 gewaar.
Anderen willen die wet afschaffen; de
Staat moet, volgens hen, niets doen. Zij
willen dus de wetgeviug met betrekking
tot den Zondag laten rustin, een toestand
van welken zij zelve afkeerig zijn.
De wetteloosheid, door da liberalen ver
langd, zou natuurlijk al zeer verderfelijk
wezen. Al bestaat de wet van 1815 nog
maar in naam, toch beteekent zij nog al
tijd eene officiëele veroordeeling van de
Zondagsontheiliging.Hare afschaffing zonder
door eene ui«uwe wet vervangen te worden,
zouden wij dus zeer moeten wraken.
Daartoe zal het dan ook wel niet komen.
Maar dat is niet genoeg. Eene meer al
gemeen werkzame wet moet hare plaats
innemen. Op dien grond wenschen wij het
tot stand komen der Zondagswet, door de
Regeering ontworpen. De volksoutaarding
aanzienlijke firma's de ondergang was, bracht
ook Helmbusch plotseling aan den rand des af-
gronds. De jonge man stond als verpletterd,
toen hij er de zekerheid vau vernamdoch in
in zijn streng rechtvaardigheidsgevoel dacht hij
er niet aan, hoeveel hij mogelijkerwijze wel voor
zich en de zijnen zou kunnen redden.
Het was op den vooravond van den dag,
waarop hij den rechter zijne staking van be
taling moest kenbaar maken. Den geheelen dag
eu den ganscheu nacht door, had hij gerekend
en verrekend en er viel hem een zware steen
van 't hart, toon hij zag, dat God dank nie
mand bij hem zou te kort schieten. Er bleef
hem wel is waar, niets meer over, maar hij kon
toch alle verbintenissen nakomen eu uitbetalen.
Terwijl hij nog met het hoofd in de hand
zat na te denken, trad Samuël Nathanson zijn
kantoor binnen en presenteerde hem een wissel
van een aanzienlijk bedrag. Wegens eene han
delszaak was hij naar Berlijn gereisd en wijl hij
ill geldaangelegenheden zeer stipt was, dacht
hij bij Helmbusch den wissel wel uitbetaald te
krijgen.
en volksvtrwildering nemen bedroevend
toe. Tegen haar kan de eerbiediging van
de Zondags wet veel uitwerken. De verma
ken zijn niet langer eene uitspanning,
maar zij zijn een hartstocht en daardoor
eene inspanning, eene vermoeienis, ge
worden.
De Zondagsrust, gelijk die wettelijk kau
worden bepaald, zal niet veel kunnen brei
delen, doch iu elk geval iets kunnen be
teugelen. Bovenal zal de arbeidende klasse
er door worden gebaat.
Of wij gelooveu, dat de tegenwoordige
Tweede Kamer haar zal goedkeuren?
Wij vreezeu van neen. De goedgezinde
leden moeten juist daarom nog meer hun
best doen, om de liberalistische tegenstan
ders te overwinnen. Misschien zullen som
mige liberalen niet tegen durven stemmen.
Het dreigt meer en meer de gebruikelijke weg
te worden, zegt De Tijd terecht, om, als ver
oordeelden in de gevangenis kwijneu of ziek zijn,
Z. M. den Koning gratie te verzoeken. Zooals
het bericht van het Utr. Dbl. betreffende de
ziekte der moordenares Jeanne Lorette, te Arn
hem gekerkerd, deed verwachtan, vernam het
Handelsblad reeds, dat onze stadgenoot de heer
Mr. Ph. A. Haas Atn. een request om gratie
vau veideren straftijd te haren behoeve heeftin-
gediend. Nu voor mevrouw Bulkley enzooala
een der bladen naar aanleiding van hare in vrij
heid—stelling herinnerde ook voor een der
inbrekers Lavertu op denzelfden grond het ko
ninklijk prerogatief van het verleenen van gratie
is toegepast, schijnt men te meenen, dat de
interessante Jeanne daarin we,l mag deelen.
Wij hebben, zoo gaat De Tijd voort, hierte
gen bedenkingen vau tweeërlei aard. Vooreerst
zijn de misdrijven, waarvoor mevrouw Bulkley
en Lavertu werden veroordeeld, ofschoon ern
stig, veel minder zwaar dan dat, waaraau Jeanne
Lorette, na een onzedelijk leven, zich schuldig
maakte. Ten anderen, waar moet het in 's he
mels naam heen, als men op dien weg voort
gaat? Zoo de ziekenverpleging in de gevangenis
niet naar bebooren kan geschieden wat
bij de tegenwoordige inrichting der boeven-
paleizen een wonder zou mogen heeten waar
om dau niet in een onzer steden, de gezondst
gelegene natuu ilijk, voor de zieke misdadigers een
gasthuis opgericht, ten volle beantwoordende aan
de eischen, welke deze beklagenswaardige kost
gangers van den Staat eigenlijk allen zieken,
naard; meaning der hedendaagsche «iet- christelijke
philanthropic kunnen stellen? Voor onderwijs
en gevangeniswezen ziju reeds zooveel millioenen
verspild, dat het waarlijk op een half millioentje
meer voor eene dergelijke inrichting niet aan
zal komeu.
Men is er herhaaldelijk tegen opgekomen, dat
het porto van hier naar O.-I. per post hooger is,
dau wanneer uit andere landen de verzending
naar onze bezittingen plaats heeft; onlangs werd
zells vermeld, dat dientengevolge door onze boek
handelaren voor verzending van boeken de om
weg over Antwerpen genomen wordt, omdat die
gnedkooper is. De N. Rott. Ct. ondersteunde
een klacht daarover met do opmerking, dat onze
Regeeriug er blijkbaar in 't algemeen niet aan
denkt, handel en nijverheid te gerieven, maar
het de eerste Regeeringszorg schijnt te zijn hoe
er geld uit te kloppen, de ingezetenen tot melk
koeien tc maken.
Met een beklemd gemoed bekende de bankier
aanstonds, dat hij er niet meer toe in staat was
en verklaarde Nathanson in 't kort de reden van
zijn ondergang, alsmeda de oorzaken, die hem
zoo onverwacht getroffen en in dien noodlottigeu
toestand hadden gebracht.
Nathanson sloeg een wijle de oogen neder,
daarop vroeg hij aan Helmbusch; Hoe groot is
de som, die gij behoeft, om uwe zaak op den
ouden voet te kunnen voortzetten?"
Helmbusch stond verstomd eu kon slechts met
moeite bekennen: „Om mijne zaak in dien stand
te kunnen behouden, moet ik minstens tachtig
duizend gulden bezitten, want morgen moet ik
nog wissels betalen."
Zonder een woord te spreken haalde Nathanson
zijn aanteekeuiiigboekje uit den zak, schreef eenige
regels en reikte ze Helmbusch over, die met
verbazing las: i/De Rijksbank wordt hier
mede verzocht aait brenger dezes de som van
80,000 gulden uit te betalen. SamueTNathanson."
Wordt vervolgd.)