NIEUWE
N». 1077.
Zondag 23 Januari 1887.
12de Jaargang.
Eerste Kamer geblaf.
BUITENLAMP.
30 Cents.
Angelika.
Wordt vervolgd.)
HAARlï
ABONHEMEITTSPBIJ8
Per 3 maanden voor Haarlem 1
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p.
Voor het Buitenland
Afzjnderljjke Nummers
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem'
0,85
1
1,50
0,06
1ST! r. S
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
AGITE MA HOR AGITATE.
Van 16 regels
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag-
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÏTPPERS AUEET.
Er werd dezer dagen in de Eerste Kamer
der Staten-Generaal parlementair geblaf
gehoord tegen de heffing eener honden
belasting in Limburg. Terwijl de Neder-
landsche Senaat dikwerf zeer gewichtige
wetten soms in enkele minuten afdoet, werd
door hem een langdurig debat gevoerd
over eene provinciale belasting, welke nog
geen 8000 zal opleveren.
Dat enkel feit teekont zoo duidelijk als
men maar wil het karakter der Eerste
Kamer. In 't algemeen moeten wij ons ver
klaren voor het twee-Kamer stelsel; het
kan immers ziju groot nut hebben, dat de
wetten, welke reeds door de Tweede Kamer
zijn aangenomen, nog eens worden over-
wogeu door een anderen tak der volksver
tegenwoordiging. Eerlijk en hier bekend,
kunnen wij in de tegenwoordige Eerste
Kamer niet zulk een weldadig correctief
tegen mogelijke dwalingen en fouten van
de Tweede Kamer zien. Meestal toout de
Eerste Kamei zich nog liberaler, in kwade
beteekenis, dan hare andere zuster.
De verklaring van het verschijnsel,
dat de liberale partij in de Eerste Kamer
nog krachtiger overwicht dan in de Tweede
bezit, ligt voor de hand. Daar de Provin
ciale Staten de »Heeren« verkiezen en
in de meeste gewestelijke Staten de liberalen
de bovenhand hebben, kan het wel niet
anders of de Eerste Kamer moet er zeer
liberaal uitzien. Als er wat meer belang
stelling werd getoond bij de verkiezing
van leden der Staten, zou men in dit op
zicht met gausch andere toestanden te
doen hebben.
Dikwerf deden ook wij het hooge gewicht
van de keuze van de Provinciale Staten
uitkomen, doch de traagheid der kiezers
is zoo groot, dat zij schier met geen stok
voor de verkiezing van bedoeld Staatscol
lege naar de stembus zijn te krijgen. Die
onverschilligheid moet diep worden betreurd,
want zoo kan het gebeuren, dat men allerlei
onaangename verrassingen in de Eerste
Kamer beleeft.
Het wetsvoorstel waarvan wij in den aan
hef gewaagden, was haast verworpen. De
Minister Heemskerk moest praten als Brug
man om het er door te krijgen. Meu be
weerde, dat de Provinciale Staten van
Limburg niet bevoegd waren geweest de
belasting op de honden uit te schrijven.
Alleen de Gemeenten wareu bevoegd tot
eene heffing als nu het Gewest wilde invoe
ren, over te gaan.
Door den Minister werd de quaestie op het
ware terrein gebracht.Hot gold niet de vraag
(betoogde bij) of de leden der Eerste Kamer
eene hondenbelasting aan de Limburgers
wilden opleggen, maar of er redenen be
stonden om het besluit der Stat«n, tot in
voering van de bedoelde belasting, niet te
bekrachtigen.
Zoo was het. Zeer terecht stelde de Mi
nister verder in 't licht, dat bij deze zaak
de quaestie van provinciaal zelfbeheer
ten nauwste was verbonden. Die zijde van
FEUILLETON.
li»
I.
Vader en Dochter.
Op ruim een half uur afstanda van de stad
Maastricht verheft zich langs de Maas, te mid
den van grachten en lommerrijke lindedreven,
het oude slot Borgharen, welks grijze tinten en
hooge torens fier boven het donkere groen uit
steken. Omgeven door sterke muren, staat het
daar te midden van een landelijk tafereel. «Het
ziet er uit", zegt onze geleerde oudheidkundige,
„alsof het wilde zeggen: werk en ploeg en zeil
en stuur, gij nijver volk van Maasland, maar
weet, ik ben de Jonkheer dezer plaatsal heeft
eene vernielende staatkunde mij mijne rechten
en privilegiën ontnomen en mij met u gelijk
gesteld, ik zetel hier nog even vast en trotsch;
want de band, die mij met u vereenigt, is een
hand van eerbied en liefde. Ik heb uwen be-
drijvigen arbeid reeds sedert eeuwen gadegesla
gen en aangewakkerd en zal dit nog eeuwen
het vraagstuk was zeker wel de allerge-
wichtigate. Waar moet het toch lieeu, als de
wetgevende macht zich op deze wijze, als
men het nu wilde doen, meugt in de pro
vinciale huishouding. Reeds at te ver gaat de
inmenging ouder de tegenwoordige provin
ciale wet. De vrijheid der Gewesten is, veel
meer dan met de ruime opvatting van de
taak der wetgevende macht bestaanbaar
is, beperkt. Elke stap op deu weg om die
bewegingsvrijheid nog meer te beperken,
moet ten sterkste worden gewraakt.
Om nu aan hun strijd tegen de gewes
telijke vrijheid een schijn vau recht bij te
zetten, gingen de leden der Eerste Kamer,
die de houdenwet bestreden, uit vau de
stelling, dat alleen de Gemeenten eene
hondenbelasting konden heffen.
Ook tegen die dwaze bewering kwam de
Minister Heemskerk op. Al noemde de Ge
meentewet eene soort van belasting, welke
de Gemeenten mogen invoeren, speciaal op,
dau bewijst dat toch niet, dat daarom de
Provincie niet ook zulk eeue belasting zou
mogen introduceeren. Door het toekennen
eener bevoegdheid aan eeu Gemeentebe
stuur wordt de macht van eeu Gewest niet
ingekort. Tegen die uitspraak van den Mi
nister vau Biuneul. Zaken valt zeker niets
iu te brengen.
Wij zulleu thans niet onderzoeken of de
heer Heemskerk, als Minister, iu elk op
zicht de autonomie der Gewesten zoo vol
komen heeft geëerbiedigd. Gesteld, dat hij
wel eens van zijne eigen onberispelijke the
orie afweek, dan werd zij daarom volstrekt
niet omvergeworpen.
Het standpunt van den Minister verdient
te meer waardeeriug, nu bij vele liberalen
de toeleg maar al te duidelijk is, om het
terrein, waarop de Gewesten zich nog
kunnen bewegen, steeds nauwer te be
grenzen.
Daartegen moeten alle werkelijk libera
len opkomen; het betreft toch eeu der le
vensbeginselen vau den Staat.
Hoogst bevreemdend moet het heeten,
dat juist de Eerste Kamer, die haar man
daat aan de Provinciale Staten verschul
digd is, eeu aanslag beproefde op de vrij
heid der Gewesten.
Gelijk wij reeds deden doorschemeren,
zou de bewuste wet bepaald zijn verwor
pen, wanneer niet de Minister Heemskerk
met kracht voor haar ware in de bres ge
sprongen. Tegen zijne logica waren vele
leden niet bestand. Hij oefende ook veel
invloed, ten goede van het wetsontwerp,
uit door zijn argument aan de eischen der
hygiëne ontleend. Het gezondheidsbelang,
zeide de Minister, moet vooral zwaar wegen
iu Limburg, welk Gewest meer landgren
zen heeft dan eeuige andere Provincie.
Hoe meer rondzwervende houden toch, des
te meer kans op ongelukken. De honds
dolheid zal te gemakkelijker worden te
keer gegaan, als het toezicht op de los-
loopende honden wordt verscherpt. Op dit
oogenblik hebben er besprekingen plaats
met Pruisen over het nemen van maatre
gelen tegen losloopende honden en tegen
doenniets is in staat mij de heerschappij te
ontwringen."
Vóór vele eeuwen woonde hier de Graaf «n
Ridder Arnaud Van Haren met zijne eenige
dochter Angelika. De Slotkapelaan, twee oude
bedienden eu Brigitta, de huishoudster, wnron
de eenige bewoners van het oud, eerbiedwaar
dig slot.
't Was op een prachtigen zomeravond, de zon
dook ten Westen en hare laatste stralen ver
guldden nog de landelijke tafereelen van het
lachende landschap. Twee personen bevonden zich
in het liefelijke, blanwe, ronde vertrek; hun stomme
blik waarde diepdenkend over het schoon# Maas
dal. De eene, een man van hooge, edele gestalte,
doch met oen bloek en droefgeestig voorkomen,
was de Graaf Arnaud, de andere zijne dochter,
een meisje van zeventien jaren. Angelika was
schoon als de lentemorgen uit bare oogen straalde
de zoete bekoorlijkheid eener kinderlijke onschuld.
Blonde lokken omgaven het rozige gelaat en hare
blauwe oogeu tuurden minzaam over de vlakte,
*j Jos.Habets, de voormalige heerlijkheid Borgharen
P- 22.
hondsdolheid in 't algemeen. Zooveel moge
lijk wordt ook in overleg met België ge
handeld.
Die mededeeling van den Minister moet
zeer gewaardeerd worden; de hondsdolheid
is immers eeu gevaar waartegen niet licht
te veel kau worden gedaan. Wel zijn er
ziekelijke dierenbeschermers, die, alleen om
de honden niet te kwellen, de meuschen in
gevaar zouden willen brengen; doch naar
de adviezen van zulke vreemdsoortige meu-
scheuvrienden zal wel niet door deu wet
gever worden geluisterd.
Het liberaal geblaf van vele Eerste Ka
mer-leden tegen de Limburgsche honden
belasting, voor zooveel die ook strekkeu zal
om tegen de hondsdolheid te waken, be-
feekende dus niets. Alleen wegens die
overweging is het gelukkig, dat het in de
Eerste Kamer niet vau blaffen tot»bij
ten* kwam. Zooals wij echter reeds con
stateerden, was het beginsel, bij deze zaak
betrokken, de quaestie van het provinci
aal zelfbeheer. Hadden de tegenstanders
der wet kunnen triumfeeren, dau zou aau
het principe der gewestelijke autonomie
een geduchte slag ziju toegebracht. De
wetgevende macht zou zich het recht heb
ben toegekend, om in de plaats van den
gewestelijken wetgever te treden. Daartegen
nu kan niet genoeg worden gewaakt. De
Minister heeft zijnerzijds voor de juiste op
vatting der Groudwets-bepaliugeu ia dit op
zicht pal gestaau.
Ouder de leden der Eerste Kamer zijn
er velen, die het den Limburgscben Sta-
teu kwalijk namen, dat zij maar niet lie
ver lioogere opcenten op het personeel of
op de grondbelasting hadden uitgeschreveu.
De Minister merkte daaromtrent op, dat
men huiverig was om de opcenten op be
doelde belastingen te verhoogeu, oordee-
lende, dat de bestaande heffingen reeds zeer
bezwarend zijn.
Geleid door die consideratie gaf ook de
meerderheid der Staten aan de hondenbe
lasting de voorkeur. En nu vroeg de Mi
nister: waarom zal meu nu tot de Lim
burgers zeggen: de belasting op de houden
is onstelselmatig; gij kent te weiuig de be
langen van uwe gewestgenooteu, gij moogt
tot die heffing niet overgaan!
Het geldt hier, voegde de Minister er
nog bij, eeue belasting op weelde; men be
hoeft b. v. geen jachthond te houden; het
is in geen geval noodig. De belastiug moge,
over de geheele provincie genomen, eeu
niet onaardig bedrag opleveren, voor de
eigenaars zelven is de belastiug van twee
gulden per bond eigenlijk niet de moeite
waard om er over te spieken. Daarbij heeft
men het voorbeeld op den oumiddellijkeu
nabuur; in Belgisch Limburg wordt de be
taling met uitstekend succes sedert eenige
jaren geheven eu men hoort er niet over
klagen.
Het pleidooi van deo Minister was zoo
duidelijk mogelijk. Desniettemin bleven elf
leden der Eerste Kamer bij huuue afkeu
ring tot den einde toe volhouden. Die om
standigheid bewijst, naar het ons voor-
terwijl een onschuldig lncbje hare lippen plooide.
Dit alles versterkte nog het gevoelen, dat zij
den engelennaam ten volle waardig was.
Tegenover haar vader gezeten, wierp zij haar
blik bij wijlen vol verlangen ver, ver in de
ruimte.
De Graaf bemerkte bet, en vroeg op gemoe
delijke» toon: „Waarom is mijne dochter thans
zoo diepdenkend F"
O, vaderlief, hoe heerlijk toch heeft God de
wereld geschapen, en hoe aangenaam moet het
reizen wel zijn, om al die schoonheden te kun
nen bewonderen!"
De Graaf smoorde een stillen zucht en vroeg
lachend: „Waarheen zoudt ge dan willen reizen,
kleine trekvogel?"
„Och, zoo ver vau hier antwoordde zij, „naar
Spanje, waarvan ik in mijne kindsheid zooveel
gedroomd heb; ja, bet moet er schoon zijn in
't land der citroenen, dat zoozeer bi-zongen en
vereerd wordt, wellicht m»er dan eenig land der
wereld 1"
Toen de Graaf de woorden, die zijne dochter
met zooveel geestdrift had uitgesproken, vernam,
komt, dat de Eerste Kamer vele leden in
haar midden heeft, die geen juist begrip
hebben van de bedoeling der Groudwet met
de bepaliog, dat Provinciale belastingen
aau de goedkeuring der wetgevende macht
ziju onderworpen.
De Staten hadden toch hunne bevoegd
heid volstrekt niet te buiten gegaau en
het algemeen was niet benadeeld, iutegeu-
deel, met het oog op de bestrijding der
hondsdolheid, niet weinig bevorderd.
Al dat geblaf der Eerste Kamer tegen
de Limburgsche hondeuwet was dus anti
constitutioneel. Uit dat oogpunt beschouwd,
bevat het debat vau jl. Maandag nog eeue
zeer ernstige les.
Wij gaan eene herziening der Grondwet
tegemoet. Vele en belangrijke vraagstuk
ken zullen daarbij aau de orde komen.
Hoogst noodig zal het zijn, dat de bewe
gingsvrijheid der gewestelijke (even als de
plaatselijke) besturen belangrijk worde uit
gebreid.
Iu de Regeeriugsvoordracht worden stap
pen in die richting geuomen. Toch schijut
het noodig, dat de Tweede Kamer, gebruik
makende van haar recht van amendement,
nog eenige schreden verder op dien goeden
weg zette. Boveual worden zulke duidelijke
bewoordingen gekozen, dat misverstand niet
wel meer mogelijk zal ziju. De bestaande
omschrijving, ten aanzien van de vrijheid
der Gemeenten, deed het debat van jl.
Maa idag ontstaan; zij kan althans, als
meu gezocht wilde redeneeren, een ernstigen
grond voor de bestrijders van de wet geven.
De Provinciale vrijheid echter is gewich
tig genoeg om boven allen Grondwetstwijfel
verheven te staan.
Het Heerenhuis heeft met algemeeue
stemmen en zonder debat het adres aan
deu Keizer aangenomen. In dit adres wordt
gezegd, dat de Keizer de schepper is van
het Duitsche leger in zijne tegenwoordige
gedaante. Het Heereuhuis is, evenals het
gansche land diep getroffen, omdat deu
Keizer na eene lange eu roemrijke regee
ring, de smart niet is bespaard, de toestem
ming van de noodige middelen voor de
weerkracht vau het leger te zien vastknoo-
peu aan beperkende onaannemelijke voor
waarden. Voor het Pruisische volk zal geen
offer te zwaar ziju, om de blijveude weer
baarheid van het leger te verzekeren.
Oudanks de krachtige houding van het
Duitsche Ceutrum in zake het septennaat
worden de relaties tusschen Pruisen eu den
H. Stoel met den dag gunstiger voor de
algeheele afschaffing der nog overgeble
ven Culturkampwetten. Meu is overtuigd,
dat You Bismarck zich deu steuu van al de
Katholieke Duitsche ouderdaneu tracht te
verzekeren voor zijne politiek.
De logenstraffing door den Monileur de
Rome aau de beweriug van het Miiuchener
VaOrland gegeven, welk orgaan verzekerde,
dat de Paus zijue tevredenheid had betuigd
over het Ministerie You Lütz en den her
werd ziju gelaat nog bleeker, zijne lippen pre
velden eenige onverslaanbare woorden en zijn
hoofd zonk moedeloos in den antieken leuning
stoel.
Op hetzeltde oogenblik keerde Angelika haar
gelaat om, eu een kreet van ontzetting slakend,
vloog zij naar hem toe. Zij sloeg de armen om
zijn hals, riep hem de teederste namen toe, terwijl
heete tranen over hare wangen biggelden.
Eensklaps sloeg hij de oogen op eu sprak me'
een doffe stem: „Wees gerust, kind, het was
slechts eene kleine aandoening; leid mij .naar
mijn slaapvertrek, een weinig rust zal mij weldra
doen herstellen."
De kreet, die Angelika slaakte, was doorge
drongen tot, de ooreu van 's Graven bediende,
die aanstonds toeschoot, eu met behulp van dezen
leidde zij haar vader naar diens kamer. De oude
Antonio maakte zich over het lot van zijn goe
den heer en meester zeer ongerust en verzocht
aanstonds om gedurende den nacht aan diens
bed te waken, doch de Graaf verkoos liever
alleen te ziju.