ISsjvoegsel behoorendc bij de
NIEUWE
van Zondag 27 Februari 1887.
De Nederlandsche Bank.
Millioeneu en millioenen zijn door onze
verkeerde, bekrompen of Banklievende wet
gevers aan de aandeelhouders van de Ne
derlandsche Bank als 't ware toegeworpen.
Met het kleine kapitaal der Nederland
sche Bauk zonder het monopolie zou hoog
stens 5 pCt. verdiend kunnen geworden
ziju en onder eeu bekrompen directie nog
niet eens. Maar onze wetgevers hebben den
aandeelhouders der Nederlandsche Bank bij
de wet van 22 December 1863 voor een
tijdvak van 25 jaren tot 31 Maart 1889 ge
middeld wel ongeveer 4 maal zooveel toege
kend, met andere woorden jaarlijks meer dan
2,000,000 onder de aandeelhouders der
Nederlandsche Bauk verdeeld, ten nadeele
der belastingschuldigen.
Meer dan 2,000,000!
Meer dan 50,000,000 in 25 jaren weg
gegooid!
Het is schande voor Nederlaud, eu het
geheele Nederlandsche volk dient tegen der
gelijke onverantwoordelijke geldverkuoeiing
te protesteereu.
De Duitsche Rijksbank, die betrekkelijk
nog te veel voordeelen geniet, heeft haren
aandeelhouders hoogstens 7 pCt. kunuen
uitkeerer..
De Oostenrijksch-Hongaarsche Bank
werpt ook niet meer dan fl 43 per jaar
af voor elk aandeel van fl. 600, maar de
Ned. Bank heeft in 1867 24 pCt. in 1871
23 pCt. in 1874 28.6 pCt. en in 1879
25.4 pCt. kunuen uitkeeren, terwijl de di-
videudjes sedert 1863 slechts 5 maal bene
den 16 pCt. bleveu, maar overigens tus-
scheu 16 eu 28 pCt. waren.
Dit schreit ten hemel!
Het is plicht, dat onze wetgevers hierin
ten spoedigste voorzien. Laten ze als voor
beeld uemau de Duitsche Rijksbank en de
Oost.-Hougaarsche Bank, maar bedenken
zij, dat deze beide instellingen nog te veel
krijgen. Lateu ze een Staatsbank in 't le
ven roepen, zoodat de Staat zelf de win
sten geniet, of laat eene particuliere instel
ling als de Ned. Bank het monopolie heb
ben bankbiljetten uit te geven eu de sommen
van 's Rijks schatkist iu deposito krijgen,
maar geen monopolie voor niet eu geen
deposito's zonder rentevergoeding!
De Fondsenmarkt.
Conversatie-taal
In het weekblad De Amsterdammer deelde
de heer R. Stellwagen vermakelijke staaltjes
mee van het Haagsch Nederlandsch in
zekere kringen. Naast andere, reeds meer
aan de kaak gestelde hebbelijkheden, tot de
chique conversatie-taal behoorende, noemt
de schrijver ook het misbruik van het
opsieren van bijvoegelijke naamwoorden door
bij woorden, die liefst net tegenovergestelde
uitdrukken. Zoo kan men kooreu spreken
van stom vervelend, maar ook van stom
warm; van akelij guur weer, maar ook
van akelig lekker bier; van verkwikkelijk
koel, maar ook van verkwikkelijk laf; van
eeu gezellig pratend man, maar ook van
eeu gezellig flauwe grap; van vreeselijk ziek,
maar ook van vreeselijk prettig eu zoo zou
schr. meer voorbeelden kuunen noemen
(die echter o. i. meer een studentikoos,
dau eeu specifiek Haagsch karakter dra
gen).
Anderen spreken hunne taal op z'uMaleisch;
dat is te zeggen, ze spreken Hollaudsch
zooals Indische meuscheu Hollaudsch spre
ken. Ze bezigen namelijk in iederen volzin
het woord: Zegwaarvan zij dan gewoonlijk
de g nog weglaten, en verder doorvlechten
ze hunne zinnen met het woordje hè, in
dezen trant:
Neen, zê, lateu we liever van mid
dag uaar Scheveniugen gaan, hê!«
Ja, maar, zê, Mannstadt speelt toch
van avond in 't Kurhaus hê!
»Och kom zê, dien kunuen we morgen
avond ook wel gaan hooren zê! dau is het
symphouie-avoud, zê, dat komt goed uit.
hè?«
Hoe het komt, dat dit Oostersch-IIaagsch
zooveel gesproken wordt? Wel de meeste
Hagenaars hebben Indische familie, en
heeft meu die niet, dan toch kan men
bij elke openbare bijeenkomstopéra,
comedie, bal of concert, Indiërs, meest
dames, niet algeheele minachting voor den
ton, hardop hooren spreken, 't Is mij zelf
wel gebeurd, dat ik eene dame, wier
gelaatsverve de duidelijke sporen droeg van
ontstaan te zijn door de blakering der
keerkriugszon, onder de lezing tot haar
zoon hoorde zeggen: (ik zat drie rijen
achter haar) »Zê, Jantje, gaal eens effetjes
mijn flacon, ja! Gij zit in miju mantel
iu de koffiekamer, hè!
Aan het einde van zijn signalement
der Haagsche taal vlecht de heer Stellwagen
deze lofspraak: »Ik durf beweren, dat Den
Haag eeu van de weinige steden, zoo niet
de eenige stad is, waarvan de beschaafde
inwoner, als hij niet in 't denkbeeld ver
keert, dat vreem ie woorden »er nu eenmaal
zoo bij hooren, Nelerlaudsch spreekt, dat
der zuivere Hollaudsche taal het meest
nabij komt.
In hetzelfde nummer van De Amst. lazen
we een opstel van een kolom druks, over
de jaarmarkt iu 't Paleis voor Volksvlijt,
waarin het Amsterdamsch-Hollandsck wordt
opgesmukt metdertig vreemde woorden!
Dagblad.
Consequentie?
Als een socialist in de klem zit, is hij
geen socialist meer.
Luister maar:
Bij herhaling hebben zich voor de wo-
HAlRLMSf