NIEUWE Mi. 1090 Donderdag 10 Maart 1887. 12de Jaargang. De wetenschap verdedigt het geloof. BU1TEMLAMP. mimisch ciociiiT. ABONÏfEMEÏÏTSPBIJS Per 3 maanden voor Haarlem t 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1, Voor het Buitenland 1,50 AfzDnderljjke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. B tJRS AÏÏ: St. Jansstraat Haarlem. ÏNTIÏ'.SUB,, AGUTE MA. NOIÏ AGITATE. PBIJS DEK ADVEKTEITTIÉIÏ Van 16 regels.30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrjjdag- avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: K UP PERS LAUREY. Niet zelden ontmoeten we in 't leven, lastige menscheu, ouverdragelijke wezens, die wij met den naam van halfgeleerden betitelen, menscheu, die den treurigen moed ben de waarheden des geloofs tot een on derwerp van hunne twijfelzucht of zelfs van hun spot te maken. Zulke onuitstaanbare creaturen herinneren ons aan de beroemde uitspraak van een geleerde, die terecht zeide, dat halve en valsche wetenschap van God afleidt, doch dat de ware wetenschap tot Hem voert.Hoevelen zijn er o. a. niet, die er een vermaak in schgnen te schep pen, te loochenen, dat onze ziel onsterfe lijk is. Dezulken zouden we gaarne willen mededeelen, hetgeen ons ter oore kwam uit het leven van Ampère, een van de groot ste geleerden, die ooit op aarde hebben vertoefd. Toen namelijk, in 1836, op zijn sterf bed een zijner vrienden hem het een en ander uit Thomas a Kempis' navolging van Christus wilde voorlezen, zeide hg, dal hij dit boek van buiten kende. En zoo dik wijls hij iu de gelegenheid was. sprak hij gaarne over zjju vast en innig geloof aan de onsterfelijkheid der ziel. De Eugelsche natuuronderzoeker Hum phry Dery zegt: De invloed van den gods dienst overleeft alle aardsehe vreugde en genot; hij neemt toe aan kracht, terwijl de organen ouder worden en het lichaam naar zijue ontbinding spoedt; de godsdienst is gelijk de schitterende avoudster aau deu horizou des levens, die, wij ziju er zeker van overtuigd, iu een andereu tijd de mor genster zal worden, welker stralen door de schaduwen en de duisternis des doods zul len dringen. Eeue wandeling,zoo gaat deze geleerde voort, »eene wandeling door de groene velden, in de trotsche wouden, langs de zich sierlijk kronkelende rivier, bracht najjne gedachten tot God; ik zag in alle krachten der natuur de werktuigen der GodheidDe ware geleerde ziet God in alle dingen der wereldHoe door zichtiger de sluier wordt, door welke de natuuronderzoeker de oorzaken der dingen aanschouwt, des te meer zal hij den glans bewonderen van het licht, dat zich aau hem vertoont.* Kepler was een der grootste wjjsgeeren en natuuronderzoekers van alle tijden. Hij was het, die het eerst de banen der pla neten ontdekte. Aau 't slot van zijn boek over de harmonie der werelden schrijft hij: »Ik dank u, tnjjn Schepper en Heer, dat Gij mjj zooveel vreugde hebt doen smaken in uwe schepping, dat Gij mij zulk een verheven genot hebt verschaft door de werken uwer handen. Ik heb de heerlijk heid uwer werken aan de meuschen ver kondigd, voor zoover mijn beperkte geest uwe oneindigheid mocht omvatten. Vergeef FEU ILL E T O N. Angelika. 14.1 Vervolg VIII. De vreemdeling Nadat beiden op het slot teruggekeerd waren, begaf Angelika zich als naar gewoonte naar het vertrek van haar vader om er een uurtje met hem door te brengen. Zij wist van de komst des vreemdelings niets, maar bemerkte al aanstonds zijne aanwezigheid daar zij in do voor kamer eeue onbekende stem hoorde. Zij wilde zich verwijderen, doch plotseling bleef zij staan. Wat vernam zij? Zij verzamelde al hare krach ten en sloop naar een damasten voorhangsel, dat de vertrekken scheidde. Door eene reet zag zij haar vader tegenover den vreemdeling gezeten, die zoo pas de woorden gesproken had: „Heer Graaf, ik verzoek u voor mijn zoon William om de hand uwer dochter wat naam, stand en rijkdom betreffen, staan wij met u op dezelfde trap, daarbij is William een toonbeeld van een jongen Ridder.'-' het mij, o miju God, als ik iets gezegd heb, dat Uwer onwaardig is of als ik streefde naar eigen eer. Welk een verschil, voorwaar tusschen de gevoelens van mannen, die men als reuzen der wetenschap kan beschouwen, en de zoutelooze babbeltaal van spotters en onge- loovigeu, die zich op huune halfgeleerdheid heel wat laten voorstaan. Ook nog een ander groot geleerde, een der meest beroemde Fransche scheikundi gen, Ohevreul genaamd, heeft zich meer malen iu geloovigeu ziu uitgelaten. Iu het vorige jaar vierde hij op den lsten Sep tember zijn honderdjarigen geboortedag iu het genot van al zijne verstandelijke eu stoffelijke krachten hetgeen hij, zeer terecht, aan zijne matigheid eu aan zijne geregelde levenswijze toeschrijft. Deze beroemde geleerde nu, hield in het jaar 1872,in eeue feestelijke eu opeubare ver gadering van geleerden, eeue redevoering waaraan wij het volgeude outleenen: »Het groote feit van het leven, dat er eene macht bestaat, welke uit zich zelve van eeuwig heid is voortgekomen, kunnen wij niet be grijpen, veel minder verklaren, als wij niet eene verstandige eerste oorzaak aannemen, waaruit alles is ontstaan. De wonderbare, op elkaar volgende en regelmatige werkin gen brengen eene regelmatige harmonie teweeg, die niet door een toeval kan ont staan zijn.« Op eene andere plaats verge lijkt hij een heerlijk, door deu mensche- lijkeu geest uitgevoudeu en door meuschen- handeu opgetrokkeu gebouw, met een levend wezen. »Welk een onderscheid,* zeide hij, tusschen de schoonheid vau het meuschen- werk en het wouder, dat een levend wezen ons aanbiedt! Welke heerlijke afwisseling iu de gestalten, welke het aanneemt! Het levende wezen kan op deu grond, in de lucht eu op het water leven. Het gaat, kruipt, zwemt eu vliegt. De deelen, waar uit het is samengesteld, passen bij elkaar eu bij de omgeving, waar het zich moet ophouden; de beschouwing der inwendige werktuigeu van het levend wezen is in de oogeu van den denkenden wijze een zoo verheven schouwspel, dat het schoonste, wat ooit de hand des meuschen wrocht, daarmede niet iu 't allerminste vergelijk kan komen. Alle vormen des levens wor den vernieuwd, overal iu de natuur is ar beid en bewegiug. Deze arbeid in het en kele wezen, die met zijne geboorte begint eu met zijn dood eindigt, is iets onbegrij pelijks eu wekt in hooge mate tot bewon dering. Eu ieder onderzoeker, die deze verschijningen zonder vooroordeel gade slaat en vergelijkt zal niet nalaten, te bekennen: Het leven is voor de meuschelijke weten schap onverklaarbaar; het kou slechts door eeue goddelijke kracht uitgedacht en ge schapen worden.* Ziedaar de bekentenissen van een honderd jarigen man, die geenszins uit eeue geloovige familie afstamt eu in zijne jeugd aan al- Angelikn werd bleek als de dood, wie kon het anders zijn dan lord Clifford, Williams vader. Met geepannet) aandacht luisterde zij naar het antwoord baars vaders. Deze antwoordde kalm: „Uw voorstel, mijn heer, strekt ons tot eer, doch wijl het eene aan gelegenheid is, die over het geheele levensgeluk van mijn eeuig kind beslist, zult gij mij moeten toegeven, dat men die zaak wel rijpelijk dient te overwegen, daarbij kan mijne (locliter vrij over hare toekomst beslissen, ik zal haar daarin niet hinderen." „Och, die goede, lieve vader," fluisterde Ange lika. „Ik ben echter niet van plan mij te laten afwijzen" sprak de vreemdeling toornig; „ik wil eeue vaste eu bepaalde toestemming." De Graaf richtte zich op en zeide met diepe verontwaardiging: „Welke taal voert gij, mijn heer? Kunt gij verwachten, dat ik den eerste den beste de baud mijner dochter beloof, ter wijl hij zelf zijn naam niet genoemd heeft?". Nadat de Graaf gesproken had, stond de vreemdeling op, hij trok een rijk met zilver gemonteerden hartsvanger uit den zak van zijn mantel eu een met bloed bevlekten doek uit een papier. Hij legde de twee voorwerpen op lerlei bekoringen van het ongeloof was blootgesteld. Te midden van een gausch ongeloovig gezelschap geeft hij als het re sultaat vau ziju laug eu zorgvuldig deu- keu de overtuiging, dat de dingen door God zijn geschapen en hij bewijst op nieuw, dat- de ware wetenschap leidt tot God. Wat doen nu echter de ongeloovigen, de halfgeleerden, de mannen der zoogenaamde vrije wetenschap? Zij willen dood eenvou dig met de wetenschap, de gansche meusch- heid losscheuren van God. In deu loop der eeuwen hebben hunne goddelooze voorgan gers allerlei wegen bewandeld om tot hun onzalig doel te geraken. Als de zweep van den slavendrijver laat hun de onafwijsbare en onontwijkbare vraag geen rust:»waar heen gaat gij?* Eu ongeduldig geven zij ten antwoord: >uaar het graf eu verder geen schrede. Daar eindigt alles.«Den ziu voor de boogere waarheden hebben zij ver loren. De stoffelijke natuur is hun alles. Wat zij niet kunnen vinden aau de punt van het ontleedmes of iu smeltkroes eu distilleerkolf, heeft voor hen geeu bestaan. Al wat er bestaat, is voor hen eene sa menstelling uit zooveel deelen van dit en zooveel deelen vau dat, plus, in de levende wezens, het leveu. Daar doemt de eerste onoplosbare moei lijkheid op. Zij hebben hunne rede geweld kuunen aaudoeu en de stof eeuwigkuuneu verklaren, eeuwig als de eeuwigheid Gods; doch van waar komt het leven? Iu het verleden zoeken zij haastig, want het men- schenleven is zoo kort, de niet te viudeu bewijzen voor hunne stelliug, dat met dit leven alles een einde neemt. Zij kunnen echter niets bewijzen en daarom moet meu alles maar zonder bewijzen aannemen, zoo luidt hunne ouziunige methode. Dwazen, die ze ziju! Hoe geheel anders redeneeren de geloo vige, de ware geleerden. Zij toch verkon digen in woord, en daad, dat het christelijk geloof aan alle waarachtige behoeften van den meusch voldoening geeft, dat het de bron is van zijne ontwikkeling, zoowel de verstandelijke als de zedelijke, dat het eeuwen lang in staat is geweest en nog alle dagen iu staat blijkt om de twee diugea te geven, die de ruensch het meest no odig heeft: levenslust en stervensmoed. Levenslust, die het gevolg i3 van het bewustzijn, dat wij leven voor een doel, 't welk al ouze krachtsinspanning waardig is, dat de meusch, het heerlijk geheel, het kort begrip der gansche schepping, de ver binding tusschen de stoffelijke natuur en het- rijk der geesten, der Engelen, niet eindigt iu het kille graf. Hoog boven de laagten en laagheden dezer aarde heeft het geloof hem verheven, het heeft hem zijn Schepper leereu kennen als Vader eu zijn Verlosser als deu Eerstgeborene onder vele broeders eu hem liet bewustzijn iugeplant van deu tempel te zijn des H. Geestes. De vastigheden des geloofs geven een blij- tafel, ontdeed zich vnn zijn mantel en deu ral- scken baard, trad dicht bij den Graaf, hief de lamp omhoog en vroeg blijkbaar met een boosaardig genoegen: „Welnu, Graaf Juan van Eitella kent gij mij en di-ze voorwerpen?" „Barmhartige God! het is lord Clifford!" Bij deze woorden bedekte de Graaf zijn gelaat met beide handen en zonk bleek als een lijk in zijn zetel neder. De lord verheugde zich over de uitwerking, die zijue woorden hadden teweeg gebracht en wachtte, tot de Graaf zich eenigszins hersteld had, daarna vroeg hij: „Nu zult gij aan mijn verzoek wel te eerder willen voldoen? Geen antwoord ont vangende ging hij voort: „Graat van Bstella, ik ben getuige geweest, hoe gij uwen broeder op den terugkeer van een bezoek, gedood heb; hier liggen de bewijzen. „De hartsvanger, waarmede gij de daad ten uitvoer bracht cn uw met bloed bevlekte zakdoek, dien gij liet valleD, toen gij over het lijk uws broeders gebogen waard, om te zien of hij ook werkelijk dood was. „Bij God en alle Heiligen en mijn eenwig zielenheil bezweer ik u, dat ik nooit het inzicht gehad heb mijn broeder te dooden, slechts een ongelukkig toeral deed mijne hand naar het wapen grijpen," sprak de Graaf van Eitella, den, vroolijken ernst aan het leven en maak ten, dat de levenslust niet werd gedoofd in de borst van het kind van Adam onder de matelooze ellende dezer aarde. En in het sterven zoowel als in het leven gaf het troost en kracht en moed. Vrij eu blij deed het deu dood aanvaarden en, al bleef de dood de straf der zonde, hij was niet minder de overgang tot eeu beter leven. De grootste geesten, van wie wij er eenigen noemden, hebben met geestdrift en liefde het juk des geloofs gedragenen hun geluk iu leven eu sterven gezocht en gevonden in de goederen des geloofs. Ook als stelsel heeft het aan alle eischen voldaan. Niets van al datgene wat voor den mensch belangrijk is, heeft het zonder oplossing gelaten en van de wieg van 't men- schelijk geslacht, het Paradijs, voert het hem met vaste hand en met nooit wan kelenden voetstap tot voor den rechterstoel van den Gekruiste, Die, op de wolkeu ge dragen, zal komen oordeelen en vergelden. Volgens telegrammen in buiten! andsche bladeu schijut men reden te hebben om zich bezorgd te maken over den gezond heidstoestand van den Duitschen Keizer. Sedert eenige dagen is Z. M. zeer verzwakt. Hij hoort met moeite en kau tenauwer- nood spreken. De geneesheeren wakeu den geheelen nacht bij hem eu dienen hem ver sterkende middelen toe. Iu de Hofkringen vreest men eeu nood- lottigeu afloop vóór zijn 90n verjaardag op 22 Maart. Zaterdag heeft te Rome de begrafe nisplechtigheid van Kardinaal Jacobini plaats gehad. De familie, het corps diplomatique, het personeel der kanselarij, eene deputatie van Vengauo, de geboorteplaats van deu Over ledene, en eeue overgroote menigte waren tegenwoordig. Z. H. de Paus had zich doen vertegenwoordigen door twee Prelaten, deu Majordomo en zijn Kamerheer. Onder den dienst zongen de zaugers der Sixtijusche kapel het »Dies Irae" van Baini. In eene dépêche aan de Popoio Romano wordt bevestigd, dat te Catania zich wer kelijk de cholera heeft geopenbaard. In 48 uren kwamen er 18 gevallen voor eu 11 dooden. Er zjjn troepen naar Pateruo en Aderno gezonden, daar de bevolking in die plaatsen, in weerwil van het verbod der overheid, er eeu gezoudheidscoröon om wilde trekken. Oostenrijk en Italië' hebben instem ming betuigd met de circulaire der Porte betreffeude Bulgarije. Uit Philippopel wordt aan de Stan dard geseind, dat de caudidatuur van den Prins van Saksen Coburg voor deu Bulgaar- schen troon weder op deu voorgrond treedt, en de Russische Regeeriug zich, naar het heet, niet daartegen verzet. zooals wij hem thans zullen noemen, op vast beraden toon. „Wie gelooft dat van tl ging de indringer voor!, „was ik zelf dan geen ooggetuige en riep ik u niet den naam van broedermoorder toe. Welk opzien zal het in de voorname wereld baren, als de trotsche, hooggeboren Graaf van Estella als broedermoorder voor het gerecht staat en de naam van een oud eerbiedwaardig geslacht voor immer is gebrandmerkt. En uwe dochter, zal zij niet meer veracht en verlaten dan de geringste dienstmaagd zijn, als de wereld de misdaad haars vaders verneemt?" „O, mijnheer, neem mijn geheel vermogen, zelfs mijn leven, maar spaar mijn arm, onschul dig kind!" De andere vervolgde: „Dit kunt gij alles ont gaan, als gij mij de hand uwer dochter voor mijn zoon verzekert, want, zooals te begrijpen is, zal ik tegen den schoonvader vau mijn zoon geene aanklacht indieneu en op den bruiloftsdag ontvangt gij de bewijzen uwer schuld terug; dan hebben wij afgerekend. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1887 | | pagina 1