NIEUWE
No. 1118.
Donderdag 16 Juni 1887.
12de Jaargang.
De rechten en de waardigheid
van den arbeid.
BUITENLAMP.
Cents.
12)
De Missie.
LEMCHE
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland ir. p. p. 1,—
Voor het Buitenland 1,50
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG! en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem
j
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
AGITE MA NOU AGITATE.
Van 16 regels.30
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Yrijdag-
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KUPPEBSA LAUKET.
Kardinaal Manning, de beroemde be
keerling, hield onlangs in het Mechanics
Institute te Leeds eeue redevoering over de
rechteu en de waardigheid van deo arbeid.
Deze rede werd later in The Tablet ge
publiceerd; zij is van dien aard, dat wij
het van groot belang achten het merk
waardigste daaruit aan onze lezers mede
te deeleu.
Nadat de doorluchtige redenaar een beeld
van den vooruitgang liad geschetst, waar
door de industrie in deu laatsten tijd zich
heeft gekenschetst, ontwikkelde hij de oor
zaak van die buitengewoon kooge vlucht.
Sommigen zijn van gevoelen, zeide hjj, dat
het kapitaal er de oorzaak van is. Boven
het kapitaal staat echter de goede wil en
het meesterschap in de verschillende tak
ken der industrie. Daarom schrijven an
deren de oorzaak van deu vooruitgang toe
aan d9 ontwikkeling, den ijver en de vaar
digheid van den arbeider. Ik echter be
weer, dat nog iets auders voorafgaat, na
melijk de arbeid zelf. De eerste drijfveer
en de eerste factor van de commereiëele
welvaart is de arbeid. In de morgensche
mering der maatschappelijke ontwikkeling
was de arbeid reeds werkzaam vóór dat het
kapitaal was ontwaakt. Ik wil geene strenge
definitie van den arbeid geven, ik zeg slechts:
arbeid is de eerlijke, volle toepassing vau
onze geestelijke en lichamelijke krachten
ten bate van ons eigen welzijn en van dat
onzer evennaasten: Ik zeg eerlijk®, want
oppervlakkige, bedrieglijke arbeid waardeer
ik niet. Ik zeg volle toepassing,® want
gebruikt de arbeider niet al zijne kracht,
dan verdient zijn werken den naam vau
arbeid niet. Lichamelijke arbeid is in ze
keren zin de bron, aan welke alles het be
staan heeft te danken, 't spreek echter van
zelf, dat geestelijke arbeid moet vooraf
gaan. De eerste mensch,die een haak maakte
om een visch te vangen, heeft eerst moe
ten nadenken. In onzen tijd wordt lichaams
kracht zonder bekwaamheid niet hoogge
waardeerd, want men verlangt tegenwoordig,
dat beide samengaan, ja onze nijverheid
wordt wetenschappelijk uitgeoefend in hooge
mate. Maar toch bezit de arbeid, die alleen
door de kracht dos lichaams wordt uitge
voerd, werkelijke waardigheid, waut hij,
die op deze wjjze voor het welzijn van zich-
zelven en van zijn naaste arbeidt, leidt een
edel en waardig leven, dewijl hij leeft in
den hem aangewezen stand.
De voorwaarde van welke het verkrijgen
van alle goeds in de wereld afhangt, is
arbeid. Wel is waar schenkt de natuur ons
hare gaven: de boomen dragen hunne vrucht
en bieden ze ons aan, maar wij moeten ze
plakken. Het goud is in den schoot der
aarde verborgen; de kolen liggen in de mij
nen, maar zij moeten opgedolven worden.
En zoo gaat het met alles. Nu is echter
de grens van de productiviteit en vrucht
baarheid der aarde voor ons nog onbekend.
F E U 1L LET O N.
Vervolg en slot.)
Nooit wordt de liel zoo aangedaan, als wan
neer men met zich zeiven spreekt of zich zei
ven aanklaagt. De mensch is zijn eigen rechter
en hoe goed is het voor hem, als hij zonder
angst een diepen, vrijmoedigen blik in zijn bin
nenste durft te werpen!
De pachter ging naar eene kast en nam er
tusschen de geel geworden papieren, een klein
boek uit. Het was het kerkboek zijuer overle
dene moeder. Hij drukte tr een kus op eu stak
het in zijn zak. „De geest m'juer goede moe
der heeft mij beschermd?" sprak hij in zich
zeiven.
De Missie was ten einde. Twee dagen te
voren had de Ginsterboer al zijne vrienden nog
eens in genoemd koffiehuis uitgenoodigd. De
kamer was propvol; de ommekeer vau den pack-
Men heeft berekend, dat ten tijde van Ko
ning John de opbrengst van den Eugel-
scheu bodem slechts een vierde uitmaakte,
van hetgeen hij thans produceert. Van
waar dit onderscheid? Arbeid, bekwaamheid,
kapitaal, wetenschap en vooruitgang in de
landbouwkunde hebben tot dit resultaat
geleid. Arbeid is de wet der ontwikkeling,
van lichaam en geest. Evenals de arbeid
deu bodem cultiveert, zoo beschaaft hij
ook den mensch. Niemand toch, zegt Prit-
chard, in zijn boek over den mensch, zal
beweren, dat de wilde, die in zijn hol zit
en zich met spinnen voedt, van deuzelf-
den aard is als de beschaafde Engelsch-
man, dien wij in de straten vau Londen
ontmoeten.
Arbeid is ook de voorwaarde van elke
uitvinding. Geestelijke werkzaamheid moet
haar echter voorafgaan. Dit is eene wet,
die hare bevestiging vindt in de geschie
denis der uitvindingen van allerlei aard.
De uitvinding heeft het verwarde kluwen
van den arbeid ontward en afgewikkeld eu
de afzonderlijke draden onder vele handen
verdeeld. De jas, die wij dragen, heeft wel
door vijf en twiutig handen moeten gaan,
alvorens hij aan ons lijf kwam.
De vooruitgang in den machiueubouw
biedt uitstekende middelen tot verschaf
fing van deu arbeid. Het wil ons wel eens
toeschijnen alsof door de invoering van
machines een groot aautal handen overbo
dig zijn geworden, doch de heer Say, een
gezaghebbende iu de politieke economio,
zegt, dat het aantal arbeiders spinners
eu wevers tien jaren na de invoering
der machines, meer dan veertig maal zoo
veel bedroeg als in den tijd, toen het spin-
neu door handenarbeid moest geschieden.
Met de toeneming van deu arbeid hield de
vaardigheid gelijken tred, de uitvindingen
werden meuigvuldiger, en een kapitaal van
musculaire kracht, van geestkracht en me
chanische kracht, dat onze voorstelling
overtreft, groeide voortdurend aan, en dat,
niet het geld alleen, is het ware kapitaal
van ons land. Aldus kunnen wij ons begrip
van kapitaal uitbreiden. Daarom acht ik
ook deu man, die op het veld met zijne
lichaamskrachten werkzaam is, al is hij
niet veelzijdig ontwikkeld, zeer hoog en ik
geloof, dat allen, die hunne geestelijke en
moreele kracht aanwenden tot heil en wel
zijn van zich zei ven en van hunne naas
ten, recht hebben op de achting, de waar
digheid van hun stand en van hun werk.
Ik ga thans over tot het tweede deel
mijner redevoering: tot de rechteu van deu
arbeid. Adam Smith zegt: »Het eigendom,
't welk iemand iu ziju eigen arbeid bezit
is heilig en onschendbaar. Het erfdeel van
den armen man ligt in de kracht en vaar
digheid zijner hand en wie hem verhindert
deze toe te passen, zooals het den werk
man zonder nadeel voor ziju naaste, goed
dunkt, begaat eene openbare schennis van
dit heilige eigendomsrecht. Er bestaat geen
persoonlijk eigendom, dat zoo rechtmatig
ons zeiven toebehoort, dan juist dit. De
arbeider draagt het bij zich als ware het
ter was het gesprek van den dag geworden.
Eenigen loochenden het, anderen lachten er
ongeloovig over en wederom anderen wenschten
het van harte. De pachter stond op en zaide in
den beginne met eene onvaste, later met eene
meer zekere stem: „Mijne vrienden, ik gevoel
mij gedrongen en verplicht, hier op deze plaats
waar ik zoo menig uur in uw midden vertoefd
heb, waar ik zoo dikwerf mijne gezindheid voor
u bloot legde, alles te herroepen, hetgeen ik
tegen den heiligen godsdienst en de Priesters
heb gesproken. Ik wil het onrecht herstelleni
ik wandelde in de duisternis en geraakte op een
verkeerden weg. De ware verlichting bestaat
daarin niet, dat men den positieven godsdienst
ovei boord werpt; de geleerden mogen het zeg
gen, maar ik zeg, dat de godsdienst de grond
steen der waarheid en dar moraal is, zoowel
in het staats- als iu het burgerlijke leveu. Vroeger
handelde en sprak ik niet mat overtuiging,
maar slechts om mijn geweten tot zwijgen te
brengen. Ik zag mijn ongelijk eu keerde tot
het vrome, nederige geloof terug en daaraan
zal ik mij nu vasthouden mij a geheel leven
kliukend geld. Hij kan er mede koopeu,
bij kan het ook verkoopen of ruilen; hij
kan er deu prijs voor bepalen eu dit ka
pitaal kan hij ter markt brengen waar lip
wil. Welnu ook voor deu arbeid maak ik
aanspraak op rechten evengoed als voor
het kapitaal. Arbeid is kapitaal in den
waren zin des woords. Het kapitaal van
geld en dat van kracht en vaardigheid
moet met elkaar verbonden zijn als we
productie en vooruitgang verlangen. Het
zelfde recht, dat aau het kapitaal toekomt,
komt ook aau den arbeid toe.
De arbeid heeft ook het recht der vrij
heid. Columlelladie in de eerste eeuw na
Christus eeu boek over deu laudbouw
schreef, verhaalt, dat, toen de bodem ron
dom Rome onvruchtbaar werd, de Romein-
sche wijsgeeren dezen achteruitgang aan
den toeuemenden ouderdom der aarde toe
schreven. Dat was in Engeland echter niet
het geval, als we den vooruitgang beschou
wen siudi deu tijd vau Kouiug John. De
oorzaak vau de onvruchtbaarheid des Ro-
meinschen bodems ia gemakkeljjk te vinden;
de Romeinsche arbeiders waren slaven, en
huu arbeid geschiedde zonder hun wil en
zonder hunne toewijding. Niet de kracht
van den arm, maar die van deu wil drijft
de bijl in den wortel van den boom. Ieder
arbeider heeft het recht al of niet te wer
ken. Verkiest hij het laatste, dan zijn voor
hein ook de woorden van toepassing: »Wie
niet werkt, zal ook niet eten,® eeue wet,
die nimmer werd veranderd of ingetrok
ken. Dezelfde wet zegt ook: »De arbeider
is zijn loon waard.De werkmau kan voor
zijn arbeid den prijs bepalen. Stelt bij
echter zijne eischeu te hoog, dau moet hjj
ook de schade dragen.
Ten slotte beweer ik, dat de arbeid
ook recht heeft op eene wettelijke
bescherming van den Staat, dat wil
zeggen de dagelijksche werktijd moet op
wettelijke wjjze worden geregeld. Het fa
milieleven der werklieden is eene leveus-
quaestie. Als de vrede, de opvoeding, de
plichten der vrouwen en moeders, de plich
ten der mannen en vaders in de natuurwet
gegrondvest zijn eu dat alles heilig is eu
grootere waarde bezit dan alle artikelen,
die aau de markt worden gebracht, dan zeg
ik: als de werkuren zoo geregeld zijn, dat
zij leiden tot vernietiging van het familie
leven, tot veronachtzaming vau de opvoe
ding der kinderen, als zij de moeders tot
levende machines en de vaders tot lastdie
ren maken, die 's morgeus vroeg het huis
verlaten om des avonds zeer laat huis
waarts te keeren, dan is geen familieleven
meer mogelijk. Het Parlement heeft reeds
herhaalde malen den arbeid van kindereu
in fabrieken voor eeu bepaalden leeftijd
verboden. Wij moeten de zedelijke opvoe
ding eu het familieleven bij de werkende
klasse op de eerste plaats stellen, den ar
beid en het gewin op de tweede, niet om
gekeerd.
De moraal rust op vier grondsteeneu: op
wijsheid, die het verstand leidt; op gerech
tigheid die deu weg aan den wil wijst; op
lang. Thans heb ik rust eu vrede, die ik lan-
geu tijd te vergeefs heb gezocht. Vergeeft mij
mijne goddelooze gesprekken, die ik hier plech
tig herroep.
Menige oogenblikken van diepe stilte volgden
op deze woorden, daarna trad er eeu oud boertje
tot hem toe, reikte hem da hand eu zeide: „Bravo,
Ginsterboer, dat is manhaftig en dapper ge
sproken!" De schrijver ging er stilletjes van
door, want op vrij gelag kon hij nu niet meer
rekenen.
Des Zondags was het kerkje in feestgewand,
het gansche dorp was er heen gestroomd eu
aller oogeu waren op den „trotschen, rijken"
pachter gericht, die aandachtig en vroom in de
eerste bank had plaats genomen, eu toen hij
na het einde der H. Mis en de preek uit de
handen des Paters de H. Communie ontving,
toen stroomden er tranen van ontroering, van
vreugde over zijne wangen, de eerste, die hij
sedert vele jaren had geweend.
In de kerk brandde eene groote, zware was
kaars „Gods ten dank" en voor de deur was
eeu groot kruis geplant, tot aandenken aan de
matigheid, die hartstochten beteugelt; op
moed, die den mensch in de leiding en re-
geeriug van zich zeiven schraagt. Deze vier
voorname deugden zijn de fundamenten
van de waardigheid des meuscheu en ver
dedigen zijne rechten. De arbeider, die wijs,
rechtvaardig, matig en dapper is, is inder
daad »een arbeider, die zich niet behoeft te
schamen.
2 Tim. 2. 15.
De Germania verzekert, dat de Pause
lijke Eucyclica over de sociale qnaestie te
gen September wordt verwacht. Paus Leo
had vau vele publicisteu memoriën verzocht
omtrent de maatschappelijke toestanden,
iu de laudeu, om iu huuue bladen te ver
schijnen.
Bij het voortgezet debat iu den Rijks
dag, bij tweede lezing, vau het ontwerp
tot wjjziging der wet op de uitoefening
van beroep en bedrijf zijn, na de reeds ver
melde bepalingen, nog de volgende aau-
geuomen:
In steengroeven of werven, iu metaal-
of steenslijperijeu, bij wals- en kamerwer
ken en in het bedrijf van hetgeen iu het
algemeen onder de benaming »]ïütten«-
werken is begrepen, mogen geene vrouwen
of meisjes werken.
Ook mogen er geen vrouwen of meisjes
worden gebezigd tot het dragen van las
ten bij het bouwen, of op timmerwerk
plaatsen.
Op Zon- of feestdagen, alsook van
's avonds half 9 tot 's morgens half 6,
mogen vrouwen en meisjes niet in eene
fabriek werkzaam zijn. Iu geval van bui
tengewone opeeuhooping van arbeid zal op
aanvrage vau deu werkgever de werktijd
des avonds kunnen worden verlengd tot 11
uur, mits de geheele werkdag niet langer
dau veertien uren duurt eu gaen vrouw of
meisje verplicht kau worden, tijdeus die
veilengiug van werktijd eenigen arbeid te
verrichten.
Des Zaterdags, alsook eiken dag, die aan
een feestdag voorafgaat, mogen kinderen of
vrouwelijke werklieden des avonds na 6
uur uiet meer in eene fabriek werkzaam
zijn.
Vrouwelijke werklieden, die met de zorg
voor eene huishouding zijn belast, mogen
iu eeue fabriek niet langer dan tien uren
daags werken.
In fabrieken moeten de mannelijke werk
lieden zooveel mogelijk van de vrouwelijke
zijn afgescheiden.
De Times meldt uit Calcutta, dat
overeeustemmeude tijdingen uit Afghanis
tan bevestigeu, dat het gezag van den
Emir onherstelbaar geschokt eu zijn val
onvermijdelijk is, tenzij Eugeland hulp
verleent. Naar de Pioneer verneemt, zjju er
verkleede Russen iu grooten getale iu
Britsch Judië aangekomen.
Aan de Times wordt uit Sofia gemeld,
dat de Bulgaarsche Regeering weder Prius
Missie. Na deu H. Dienst begaf zicli de pach
ter naar de pastorie, bedankte de Paters met
trar.cn in de oogen en smeekte den grijzen Pas
toor om vergiffenis. Zóó verheugd had men den
Ginsterboer nooit gezien; hij scheen thans als
herboren. Met den schrijver had hij geen ge
meenschap meer en deze trok minachtend de
schouders op. Grietje was terug; zij wilde van
eeu afstand doen der goederen niets weten, maar
wenschte even als vroeger het huishouden te bestie
ren. Zij voelde zich overgelukkig, wanneer zij bij
elk kerkelijk feest, zooveel lichten ontsteken
kon als zij maar wilde.
De volgende lente huwde zij [Jacob en deze
leefde mot Inar op hst erf, terwijl hij krachtig
medehielp om den nieuwen stoommolen op te
richten. „Dat is de ware man, sprak oom, „die
bezit moed en geloof." Eeu geheel nieuw leven
ontlook op den Giusterhof en ook het dorp was
geheel en al ten goede gekeerd; dat wareu do
vruchten van de Missie der eerw. Paters Jezuïeten.