NIEUWE BERICHT. m. 1149. Zondag 2 October 1887. 12de Jaargang. Iets over lectuur. H U 1T EN L A D, BINNENLAND. Moeder ITaria Theresia. HAARIEMSCRE COIIRAIT. ABOIOrEMENTSEBIJS Per 3 maanden voor Haarlem1 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afzenderljjke Nummers 0,06 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Janstraat Haarlem. jEMAIN XIENDRi AGITE MA STOH AGITATE. PRIJS DER ADVERTEIÏTIÉH Van 16 regels.30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Adverteutiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en Vrijdag-avond voor uur ingewacht. Uitgevers: K ÏT P P E E S L A U R E Y. Dankbaar voor de van zoovele zijden ondervonden waardeering en ons vleiende den tot dusver genoten steun, kan het zijn in nog ruimere mate te mogen ondervin den, hebben wij het genoegen aan onze geachte abonnés mede te deelen, dat aan da uitgave van onze courant eeue belangrijke uitbreiding zal gegeven worden. In het ver volg namelijk zal de Nieuwe Haarlemsche Courant in plaats van twee maal, DRIE MAAL PER WEEK verschijnen te weten des Dinsdags, Donderdags en Zaterdags, zonder verhoogiug van den prijs. Onze geachte abonnés buiten Haarlem echter zullen ons wel veroorlooveu een zeer klein bedrag (tien cents) per kwartaal in rekening te brengen ter vergoeding van de meerdere frankeerkosten, die, als een gevolg van deze uitbreiding, door ons moeten voldaan worden. Het zal van de redactie en de uitgevers te allen tijde het streven zijn, den inhoud der Nieuwe Haarlemsche Courant zoo belangrijk en onderhoudend mogelijk te doen zijn, door de meeste zorg te dragen voor de plaatsing vau belangrijke Hoofdartikelen, Be schouwingen en Verhandelingen over vragen van den dag, onderhoudende Feuilletons, Nieuwstijdingen van het Binnen- en Buitenland, Beurs- en Marktberichten, Allerlei en verder al wat in een goed georganiseerd Nieuwsblad tehuis behoort. Wij houden ons overtuigd, dat de door ons genomen maatregel, die van onzen kant een groot financieel offer eischt, aan onze geachte abonnés welgevallig zal zijn en bevelen onze onderneming bij voortduring in de algemeene belangstelling minzaam aan. Haarlem, 1 Oct. 1887. De Uitgevers der Nieuive Haarlemsche Courant. Eeue der schoonste en merkwaardigste redevoeringen, welke onlangs op de verga dering der Duitsche Katholieken te Trier werden uitgesproken, is die van Z. D. H. Dr. Hulskampeen van Duitschlands meest ge leerde Prelaten, die de Congressen der Ka tholieken steeds met zijne tegenwoordigheid vereert. Wij achten het van groot belang deze redevoering aan onze lezers mede te deelen, niet twijfelende of zij zullen haar met genoegen vernemen. Kunst en letterkunde zijn zusters, zoo sprak Z. D. H.en daarom betaamt het, na eene gehouden voordracht over kunst, hier in deze vergadering ook iets te zeggen over de letterkunde. Reeds 22 jareu gele den heb ik de eer gehad van deze tribune, op de 17e algemeene vergadering der ka tholieke vereenigiugen in Duitschland, over literatuur, over onze katholieke pers te spreken en ik wil gaarne bekennen, dat ik die voordracht, toegepast op de tegenwoor dige omstandigheden, gaarne nog eenmaal zoude wenschen te houden, want ik zou u dan met recht kunnen wijzen op den voor uitgang, die in de katholieke pers valt waar te nemen. Dank zij den cultuur strijd. Het geachte Comité echter heeft mij eene andere taak opgedragen en als geestelijk soldaat ben ik ook gewend te gehoorzamen; ik heb die taak zonder morren op mij ge nomen en zal thans het genoegen hebben te spreken over de uitspauniugslectuur onzer dagen en over hetgeen wij ten opzichte van haar, consumeerend en produceerend. verplicht zijn te doen. Aldus is »lectuur«, »lezen«, mijn thema en als ik dit woord in 't verloop mijner redevoering nog meer malen gebruik, dan wordt er st6eds mede bedoeld: lectuur, lezen tot ontspanning. Nu kau men de vraag stellen en zij werd reeds meermalen opgeworpen: moe ten we en mogen we ter ontspanning lezen? FEUILLETON. DeGouverneur-Generaal van Tonking' lieeft on- angs in tegenwoordigheid van alle Fransche troepen, die Hanoï, de hoofdstad, bezetten, liet kruis van het Legioen van Eer geschonken aan eene Eerw. Non, Moeder Maria Theresia, Overste van de Zusters van Liefde in dat Kijk. De troe pen stonden op het kleine plein der stad in een vierkant geschaard, en omringden eene tri bune, waarop zieli de Gouverneur-Generaal met zijn staf bevond. Toen een Adjudant gezonden werd om de Eerw. Non te halen, vond hij haar in een hospitaal, waar zij een soldaat troostte, wiens been juist werd afgezet. Zij wilde het bed van den ongelukkige niet verlaten, vóór de operatie voltrokken was, en volgde daarna den officier naar het plein, waar zij door den Generaal in persoon ontvangen en onder de vreugdevolle Er zijn zelfs verstandige en goedgezinde maunen geweest, die de vraag geopperd hebbeu, of de boekdrukkunst, die het lezen zoo algemeen heeft gemaakt, meer goed dan wel meer kwaad heeft gesticht, of hare uitvinding wellicht niet is te betreu- reu? Deze vraag laat zich ten opzichte van den korten tijd, welke van de uitvinding der boekdrukkunst tot heden is verloopen, in vergelijking tot den duur der wereld, niet beantwoorden. Dat staat echter vast, dat de boekdrukkunst voor Gods eer en voor het heil der zielen in den loop der eeuwen meer goed dan kwaad zal stichten, anders zou de Almachtige haar uiet hebbeu toegelaten, Hij zou de uitvinding uiet hebben ingegeven. Alle uitvindingen kunnen door slechte meuscheu tot kwade doeleinden worden misbruikt; zij worden echter daardoor zelve niet slecht en wij zullen er ons wel voor wachten op zich zelf goede zaken slechts aan anderen, aan slechte meuscheu over te laten; neen wij zullen ze iu onzen dienst nemen. Wanneer b. v. over deze vergade ring de meest onbeschaamde en grofste leugens naar Keulen worden gezonden en van die stad uit door het blad 't welk zich zoo gaarne het wereldblad noemen laat, heinde en verre worden verspreid, dan zullen we noch de telegraaf, noch de boek drukkunst daarvoor verantwoordelijk stellen, maar slechts den onwaardige» correspon dent met ouze verachting straffeu. Wij mogen dus lezen en wij zullen lezen; wij zullen van het grootsche middel om onze kennis te vermeerdereu een goed ge bruik maken, 't Is maar de vraag: wat zullen we lezen en hoe zullen we lezen? Ed deze vraag stel ik mij voor iu 't kort te beantwoorden. Te veel lezen is eene ziekte. Hij, die door deze krankheid is aangetast, moet het lezen achterwege laten. Men moet in 't algemeen *j Kölnische Zeitung. hoera's der soldaten naar liet //platform// werd geleid. De Generaal gebood toen stilte, en sprak haar op plechtigen en indnikwekkenden toon volgenderwijze toe: //Moeder Maria Theresia, toen gij 24 jaar oud waart, heb gij door een kanonskogel eene wonde ontvangen, terwijl gij een verwonde ver- pleegdet op het slagveld van Balaklave (Kussi- sclie stad in de Krim waar bedoelde slag werd ge leverd in 1854.) In 1859 werdt gij in de voorste gelederen op het slagveld van Magenta (Vlek in N. Italië) neergeworpen door de bom eener mitrailleu se. Sedert dien tijd zijt gij in Syrië, China en Mexico geweest, en indien gij niet gewond werdt, is het niet omdat gij u niet blootgesteld hebt aan het geweer- en kanonvuur en de sabels en lan sen van den vijand. In 1870 werd gij te Keichs- ofen onder een hoop doode kurassiers opgeno men, overdekt met talrijke sabelhouwen. Zulke daden hebt gij eenige weken geleden, bekroond met een der heldhaftigste feiten, waarvan de geschiedenis melding maakt. Een granaat viel op lezen met mate, nooit mogen de plichten die de man, de vrouw, de jongeling, de jonge dochter te vervullen heeft, er ouder lijden. Noch de ontspanning, die wij door de rust, noch de outspanniug, welke wij door beweging noodig hebben, mogen er door benadeeld worden. Als de dienstmaagd in de eene hand een roman houdt en met de audere den potlepel zwaait, dan moet men haar niet alleen den roman, maar ook den potlepel ontnemen en haar zeggen, dat zij als dienstmaagd onmogelijk is. Eu als Mevrouw de keuken aan de dienstmaagd, het kind aan de gouvernante, den echtge noot aan zich zei ven overlaat en op de sofa zit, om den tijd, die tusschen toilet en middagmaal, concert en comedie over is, met lezen door te brengen, dan vervult zij geenszins haren plicht: zij leest, als zij niet lezen mag, zij zondigt. Ter ontspanning leze men ook niet met koortsachtige haast. Romans leze men zeer zelden en dan nog slechts die van goede ka tholieke auteurs, men putte er het beste uit van 't geen er voor hoofd en hart goeds in staat, men leze ze niet om slechts te weten »of ze elkaar nog krijgenRomans behooren in den regel tot de mindere klasse der ontspanuingsliteratuur, de poëzie staat veel hooger. Romans moeten niet gelezen worden tenzij men overtuigd is dat hun inhoud onschadelijk, nuttig en edel is, het nuttige moet. aan het aange name zijn verbonden, utile duld. De boeken uit eeue niet-katholieke lees bibliotheek neme men niet ter hand. 't Is walgelijk als eeue jonge dame een ro man voor zich heeft liggen, die vuil van buiten en in de meeste gevallen ook vuil van binnen is. Dergelijke producten der cynfèche pers mogen derhalve niet in onze huizen worden geduld. Nu komen wij tot de vraag: wat zullen we dan lezeu? En het antwoord is, dat we alles wat van niet-katholieken oor sprong is, terzijde moeten leggen. De meeste producten onzer hedendaagsche romanciers zijn zwakke afstammelingen van een tijd waarin de poëzie en de letterkunde in 't algemeen een hooger standpunt hadden ingenomen, uit eene periode, welke ons de klassieken schonk, die wij dienen te ken nen, Met die heroën der literatuur maken we echter op de school reeds kennis. Goethe en Schiller niet te kennen zou voor een Duitscher eene schande zijn. 't Is goed deze klassieken te hebben leeren kennen uit eene bloemlezing vau hunne werken en ouder de leiding van een godvruchtig on derwijzer, doch 't is verkeerd de werken dier auteurs op latere» leeftjjd van begin tot het einde als 't ware te verslinden. Die onze klassieken wil bestudeereu, leze hunne werken slechts in gezuiverde uit gaven. (Slot volgt). De jonge Schnabele is veroordeeld tot drie weken gevangenis en eeue geldboete van 20 mark. Schnabele verklaarde ket- de ambulance, die onder uw toezicht stond;de gra naat barstte niet, maar kon dat ieder oogenbük ge daan hebben, daardoor nieuwe wonden toebren gende aan de reeds gekwetsten; maar gij waart daar gij naamt de granaat in uw armen, gij glimlachtet tegen de gewonden, die u met ge voel van vrees, niet voor hen zeiven maar voor u, aanzagen, en gij bracht het moordtuig op een afstand van tachtig meters. Toen gij het neerlcgdet, zaagt gij, dat de granaat op het punt stond van te hersten; gij wierpt u op den grond; zij berstte; gij waart in een oogenblik met bloed bedekt; maar toen personen tot uw hulp kwa men toesnellen, stondt gij, zooals gij gewoon zijt, lachende op en zeidet. //Dat is niets!// Nauwe lijks waart gij van uwe wonden hersteld, of gij keerdet terug naar het hospitaal, waar ik u zoo even had doen roepen.// Gedurende deze lofspraak hield Moeder Theresia haar hoofd zedig naar beneden gericht, terwijl hare oogen rustten op het crucifix, dat aan hare zijde hing. Toen verzocht de Generaal haar neer tc geeu hij gedaan had zeer te betreuren. Het gerechtshof nam het bestaan van verzach tende omstandigheden aan, en bracht bij liet bepalen der straf de door Schnabele ondergane voorloopige hechtenis in re kening. Dank zij der beleefde houding van de Duitsche Regeering en den gematigden toon der beiderzijdsche nieuwsbladen, schijnt de jongste gebeurtenis te Vexincourt, aan de Fransch-Duitsche grenzen, geene ernstige gevolgen te zullen opleveren. De Fransche Gezant te Berlijn deed weten, dat de Duit sche Regeeriug e9ne spoedige afdoening dezer aangelegenheid heeft toegezegd, om de gemoederen zoo spoedig mogelijk te doen bedaren. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de Duitsche soldaat, van wien het nog al tijd zeer onzeker is of' hij wel eerst »halt« geroepen heeft, en die, na geschoten te hebbeD, hard wegliep, wegens overdreven dienstijver, zal gestraft worden en dat aan de weduwe van den gedooden Franschmau die eigenlijk een Elzasser, derhalve een Duitscher, blijkt te wezen een jaargeld zal worden uitgekeerd. Wanneer het geschil zal zijn bijgelegd, wil de Fransche Regeering met de Duitsche onderhandelingen aanknoopen tot betere regeling van het grensverkeer in de Vo- geezen, met name wat betreft de bescher ming der houtvesterij. De Auglicaansche Bisschop van Oxford weeg eergisteren in de rede, welke hij bij de opening van de jaarlijksche bijeenkomst zijner onderhoorige predikanten hield, op de groote uitbreiding van het zoogenaamde Heilsle ger* in Engeland en de koloniën. Naar zijne overtuiging hecht de Engelsehe Kerk veel te weinig beteekeuis aan dat legere. Het moet bepaald iets bizouder aantrek kelijks voor de lagere klassen hebben, en het zoa daarom z. i. wel de moeite loo- nen, eens te onderzoeken, aan welke om standigheid dat legerzijn groot succes te danken heeft. Eergisteren was het de verjaardag der inneming van Straatsburg, bij welke gelegenheid te Parijs anders altijd voor het aan deze stad gewijde gedenkteekeu, demon stration plegen plaats te vinden. Dit jaar viel weinig of niets van dien aard voor wel een bewijs, dat men kalm en bezadigd is onder hét gebeurde. Scherp luidt terecht het oordeel van De Tijd over het dezer dagen verschenen verslag van het geneeskundig gesticht voor krankzin nigen, //Coudewater//. De bedoeling, waarmede dat afkeurend oordeel uitgesproken wordt, rost uitsluitend op het algemeen belang. De Tijd maakt dr. Th. Pompe, ergste geneesheer aan het gesticht, van de in het boek gedane mede- deeling van feiten, de erstige horreurs daaron der begrepen, geen verwijt; zijn boek is alleen in het belang der menschheid geschreven. Maar terwijl De Tijd meermalen verzuchtte: //och, dat toch het oude, waardige Latijn, 't welk al het onbetamelijke en afzichtelijke op zoo majes tueuze wijze in de plooien van het antieke knielen, en, zijn zwaard trekkende, raakte hij er zachtjes driemaal haar schouder mede aan en hechtte het kruis van het Legioen van Eer op hare horst, terwijl hij met bevende stem sprak: //In den naam van het Fransche volk en het Fransche leger hecht ik op uwe borst het kruis der dapperen; niemand heeft het meer verdiend door heldendaden, noch door een leven, geheel en al in zelfverloochening doorgebracht, voor het welzijn van uwe broeders om den dienst van uw vaderland. Soldaten! presenteert de wapenen! De troepen salueerden, de trommen werden geslagen, de horens geblazen, de lucht was ver vuld met een algemeen vreugdegeroep, iedereen jubelde en juichte, toen Moeder Maria Theresia blozend opstond en vroeg: //Generaal hebt gij nog iets te zeggen? //Neen, zeide hij.// //"Welnu, dan keer ik terug naar mijne arme zieken in het hospitaal.//

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1887 | | pagina 1