N r E U W E
1171
Vrijdag 25 November 1887,
12de Jaargang.
Begraven of verbranden.
BUITEN LAND.
4)
De twee Collega's.
HAARLlMStEI CölRAIT.
ABONNEMENT3PEIJ8
Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland tr. p. p. 1,10
Voor -het Buitenland 1,80
Afzpuderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
B tJSEAÏÏ: St. Janstraat Haarlem.
lA-lNTJEtiPBf?
AGITE MA NON AGITATE.
PSIJS DEB ADVEBTENTIÉN
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: K UPPERS LAUREY.
i.
De geschiedschrijver Eusebius heeft ons
het merkwaardige geschrift bewaard, waarin
de Christenen van Lyou aau de Christe
lijke Gemeenten in Klein-Azië de verdruk
king melden, welke zij ouder Keizer Mar
cus Aurelius hadden te ondergaan. Aan het
C3
slot van dit bericht leest men: »Nadat de
lichamen der martelaren op elke wijze ten
spot gediend en zes dagen ouder den vrijen
hemel gelegen haddeu, werden zij door de
heideuen verbrand en de asck hunner licha
men in de Rhone geworpen, opdat er geen
enkel overblijfsel van heu op aarde zou
achterblijven. En dit deden zij alsof zij
meer vermochten dan God, alsof zij in staat
waren hun de verrijzenis te beletteu. Zij
moesteu, geljjk meu zeide, geen hoop op
de opstanding hebben. Wij zullen eens zien,
spraken zij, of zij zullen verrijzen en of
God hen uit ouze liaudeu kau helpeu eu
redden.
't Wil ons toeschijueu alsof de moderne
wereldbeschouwing tot de ideeëu van de
Christenvervolgers van Lyou zijn terugge
keerd. De outkenuing der christelijke leer
outwikkelt zich ook iu onze dageu op liet
gebied van het begraven der dooden. Met
de verwerping vau het geloof aau God eu
aan de onsterfelijkheid der ziel, gaat de
wensch naar eene spoedige atoiuiseeriug van
het lichaam gepaard.
In vroegereu tijd bestoud de gewoonte
om zorg te drageu voor eene duurzame
rustplaats der afgestorveneu. Meu verlangde
eigen grafplaatsen voor eeuwig te verwer
ven. In den tegenwoordigeo tijd is men al
tevreden met grafplaatsen, die men voor
zekeren tijd kan huren. Meu pacht een graf,
als of't eeu bleekveld ware, voor 20 a 30 ja
ren. Dat schijnt voldoende; watheböeuook
vermolmde beeudereu terbiedwaardigs in de
oogen der moderne heidenen? Ze onder
scheiden zich immers in hun chemisch
samenstel in niets vau koe- of paardekuo-
ken eu aau de verrijzenis des vleesches ge
looft de moderne wereld immers niet meer.
Dat deze manier om met de eerbiedwaar
dige overblijfselen der geloovigen om te
spriugeu, niet zonder uitwerking op de
»doelmatigste wijze van begraven* kon blij
ven, ligt voor de hand en leidde tegelijk
met de verwerping der christelijke geloofs
leer tot de schandelijke lijkverbranding. De
moderue natuurwetenschap, die tegeu de
christelijke dogmatiek is gekaut, bracht
sanitaire belangen te berde en verklaart,
dat de verbranding der lijkeu de zuiverste
wijze is, om zich van de dooden te ontdoen.
De nagalm vau klassieke herinneringen
aau de brandstapels der oude Romeinen
en de verontrustende aanblik der kerkhoven
FEUILLETON.
Vervolg en slot.)
Onderwijl had hij het voorwerp zorgvuldig uit
zijn omh ilsel gewikkeld, eu presenteerde het aan
de vrouw des huizes.
Met een luiden kreet van schrik en verbazing
trad du Burgemeestersvrouw terug; twee ronde
oogen staarden haar als gloeiende kolen aan,
het grijze vuilkleurige ding, dat met haar
papegaai //een paar// moest zijn, was een jonge
katuil.
Het geheele gezelschap barstte in lachen uit;
de llbeshauser vatte dit op als eene hulde aan
zijne verdienste, en beantwoordde het compliment
met een vergenoegden grijns. //Wel mevrouw//
zei hij, //hoe bevalt n mijn oeleP//
He Burgemeester spaarde zijne vrouw, die be
gon te vreezen, dat de collega van haar echtgenoot
haar ook verzoekcu zou zelve den oele op den
vinger te nemen, de moeite van te antwoorden:
//Mooi is uw oele wel,/' zeide hij, //maar ik
geloof, dat de onze geleerder is, of hebt gij
den uwe ook spreken geleerd?//
//Och, loop heen!// riep de llbeshauser uit,
//sedert wanneer spreken de oelen? Hat doet de
uwe ook niet!//
drageu er toe bij, om de lijkverbran
ding iu zwaug te brengen. Zoo staat onze
periode op het punt om christelijke gebrui
ken door heidensohe te doen vervaugen.
Wij zullen trachten in ouze beschouwing
de schijngronden te wederleggen, welke
men aauvoert ten gunste van de lijkver
branding eu daarbij doen uitkomen de
rechtmatigheid van het cnristeljjk gebruik,
't welk eischt, dat de lijkeu moeten begra
ven worden.
Hoe spoedig het Christendom de diep in
gewortelde vooroordeeleu der menscheu
wist te verdringen, zulks toont ons duide
lijk de wjjze waarop met de lijkeu wordt
gehandeld. Bij de Jodeu heette meu onreiu
als meu eeu lijk had aangeraakt. En wat
zulk eeu bevlekte betastte, heette eveueeus
onrein. De Grieken eu Romeinen hadden
dezelfde wet. Lijken^ graveu, doodshuizeu
waren onreiu en vetontreiuigeud; het be
schouwen vau een lijk was voldoende eene
feestelijke godsdienstoefening zoo te ont
wijden, dat alles ten tweede male moest
geschieden.
Gausch anders geloofden, dachteu eu leer
den de eerste Christenen. Voor hun had
's menscheu lichaam eene hoogere waarde.
Het gevoel van afschuw voor de dooden
maakte plaats voor eerbied eu achting voor
de geloovige afgestorveueu. De plaatsen
waar de overblijfselen van de doodeu rust
ten, werden aantrekkelijk voor beu;bet waren
korenvelden, waarin bet zaad voor eeu
glorievollen oogst verborgen lag. Hier
sliepeu de Heiligeu, hier zouden zij opstaau.
Daarom streed ook het heidensche verbran
den der doodeu tegeu het christelijk gevoel
eu de Ghristeneu voerden reeds in deu
Apostolischeu tijd het begraven in.
Teugevolge van deze veredelde christe
lijke opvatting vau dood eu begrafenis
slaat de mensch niet meer verwoestend de
haud aau de afgestorvenen; hij vertrouwt ze
aan de aarde toe, van welke zij zijn geko
men en tot welke zij zullen wederkeeren,
volgens de woorden iu de Gewijde Bladen.
Het graf is derhalve de door God aange
wezen rustplaats voor de dooden. De over
blijfselen van deu Chrisieu worden op den
Godsakker gezaaid, om als Gods oogst te
rijpen. Daar worden de doodeu begraven
tot dat de jongste dag is aangebroken,
waarop zij voor Gods rechterstoel zullen
verschijnen.
De Christenen gaven aan het begraven
de voorkeur boven het verbraudeu der lijken.
De martelaars-kronieken beschrijven de
ontzettende smart, die de eerste Christenen
ondervonden als de lichamen der heldhaf
tige medebroeders werden verbrand. Aan
den andereu kant zien we uit de oorkon
den, met welken eerbied eu zorgvuldigheid
zjj de lijken van diegenen beaarddeu, welke
//Han hebt ge het toch mis, collega//, zei de
Burgemeester glimlachend, //hij zal het u zelf
bewijzen. In de kamer hiernaast zit hij op zijn
standaard, ga er maar naar tie//.
Evenals acht dagen geleden zat in het bou
doir van de vrouw des huizes de papegaai op
zijn standaard, en keek zeer verbaasd naar
zijn bloedverwant, die op den arm des Ilueshau-
sers zat, en dien deze nu op een der onderste
sporten zette, waarop het arme, aan zijn duister
nis ontrukte dier, onbeweeglijk ineengedoken
bleef zitten.
Hst kleine gezelschap had zich in de vroo-
ljjkste stemming om den standaard geschaard.
He heer dss huizes nam het woord: //Let nu
eens op collega. Zeg eens: Goeden dag, Lorretje!
en dan zal hij u het antwoord niet schuldig
blijven.//
Twijfelend schudde //mijnsgelijke// het waardige
hoofd. //Laten wij het eens probeeren.//
En met luider stem schreeuwde hij, zoodat
het van de zoldering weergalmde: //Goeden dag
Lorretje!//
//Spitsboef, aap, uilskuiken!" krijsckte de pape
gaai terug. Met open mond stond de llbeshauser
voor den wondervogel.
//Waarachtig, hij spreekt!// bracht hij eindelijk
op een toon der hoogste verbazing uit; nu,
dat is een verstandig besst; of die zijn mensch en
ook kent!"
aan hunne zorgen waren overgelaten. In
derdaad het zedelijk gevoel van deu mensch
moet in opstand komen wanneer het lichaam
van een dierbaren bloedverwant of vriend
voor zijqp oogen wordt verbrand eu alleen
een ruw gemoed kau zich vermeien in het
aanschouwen van eeu brandstapel, onder
welks asch het lichaam van een mensch
gelegen is.
De voorliefde der eerste Christenen voor
bet begraven der afgestorvenen vindt hare
oorzaak hoofdzakelijk ook in het voorbeeld
van den Heiland. Wat aau het Kruis ge
schiedde, bij Zijue begrafenis, bij Zijne ver
rijzenis en hemelvaart, is een beeld vau
het Christelijke leven. Eu dit Goddelijk
voorbeeld was van beslissendeu invloed op
deu lateien tijd. De geschiedenis der Chris
telijke Kerk kent ook slechts het door
Christus geheiligde gebruik om de dooden
te begraven. Bij alle volken van deu aard
bodem vinden we het gebruik, aau de
verwijdering der doodeu uit deu kring der
levenden zekere plechtigheden te verbinden.
Aan deze begrafenis-plechtigheden erkennen
we het zichtbare streven om den afgestorvene
iu zijn omhulsel te eeren, zijn overblijfsel
op eene passende wijze uit deu weg te
ruimen en bovendien iu de harten der
acbterb'ijvendeu menige waarheid in le
vendige herinnering te brengen, wel
ke op 's meuschen einde en bestemming
betrekking heeft. Deze plechtigheden ne
men natuurlijk eeu vorm aau naar deu
aard der godsdienst-begrippen, naardeout-
wikkeliug eu nationale eigeuschappen vau
de onderscheiden volkeu. Meu kau als regel
aannemen, dat men de hoogte en laagte
der religieuze ontwikkeling kan afmeteu
naar den aard of wijze waarop eeu volk
zijne doodou begraaft en hunne grafplaat
sen in eere houdt. Deze behaudeliug der
dooden is dikwijls de maatstaf waarnaar
wij het godsdienstig standpunt van eeu
volk, van eene gemeente 6u van het indi
vidu afmeten. Iu 't bizonder zien we iu
deu laatsteu wil der afgestorvenen, zoowel
als aau de monumenten, welke de bloed
verwanten of vrienden hen ter eere oprich
ten, of het christelijk geloof levendig is
of dat onverschilligheid en ongeloof iu de
harten heerscht. Wij zien derhalve, dat die
volkeu, welke aan een waren God, aau
eene Openbaring gelooven, dus God als
den Heer en Rechter vau alle meuschen,
als den Vergelder beschouwen, het geloof
aan den eeuwigen duur der ziel en aau
hare wedervereeuiging met het lichaam
behouden hebben, het meuschelijk lichaam
met behoorlijken eerbied behandelen eu mat
bizondere godsdieuetige plechtigheden hunne
doodeu begraven.
Aau dit begrip bleef de Katholieke Kerk
steeds getrouw. Rondom de kerk, ja iu
Bij deze onwillekeurige zelferkenning van liet
llbeshauser gemeentehoofd steeg de vroolijkheid
ten top.
Maar met een ernstig gezicht hief //mjjnsge-
lijke// den vinger op, alsof hij stilte wilde ge
bieden. Uw beest is zeker een verstandig dier,//
zei hij, toen het gezelschap wat tot bedaren was
gekomen: //maar wie zegt u, dat het mijne ook
niet babbelen kan als hjj wat op zijn hart heeft?
Ik geloof, als gij het eens probeert, zal de mjjne
ook praten."
//Uenkt gjj?« vroeg collega lachende, //nu,
de proef is g.-.makkeljjk te nemen, komaan, goe
den dag //oele.//
Maar de oele bleef liet antwoord schuldig,
en Lorretje zweeg ook, omdat hij alleen op
//Lorretje// antwoordde.
//Ik geloof, dat onze oele toch de verstan
digste is,// meende de Burgemeester, zich tot zjj n
collega wendende.
//O neen,// antwoordde deze; het kon wel we
zen, omdat hij overdag blind is, dat hij doof
was ook; zeg het nog eens, maar wat harder!//
//Goeden dag oele! riep de Burgemeester luid.
Maar de oele bleef stom.
//Ziet gjj?// op het gelaat van den Burgemees
ter was iets van een verborgen triomf merk
baar.
//Ik zie wel,// luidde het antwoord;// //maar,//
en het machtige burgemeestertij ke koofdverhief
den tempel zelf begroeven de Katholieken
hunne dooden. Eerst in den laatsteu tijd
kwam de wet verbieden, kerkhoven bij
de kerk of in de nabijheid der woningen op
te richten. Iu vele stedeu, vooral in Ame
rika, zijn ze zeer ver vau de woningen
der meuschen verwijderd. Eene zekere
voorzichtigheid tegen epidemische ziekten,
en eene bezorgdheid voor 's menscheu ge
zondheid is voorzeker gerechtigd en te prij
zen; dikwjjls zijn het echter gausch andere
motieven, die de Godsakkers van de kerk
verwijderd houdeu. De meuschen van on
zen tjjd willen in hun zinnelijk leven
niet gaarne herinnerd worden aau de eeu
wigheid eu aau de rekenschap, welke zij
na hun dood moeten geven.
De volkeu der middeleeuweu, trouw in
het geloof, dachten er auders over. Zij
sloteu zich zoo dicht mogelijk bij de kerken
aau. Gods tempel lag in het middelpunt
der stad; dicht bij den drempel zag men
het gewoel van de markt. In de huizen,
die onder zijn schaduw stondeu, hoorde
men het bidden en zingen der menigte,
het woord der predikatie, de touen van
het orgel. Iu dat alles vonden Geestelijk
heid eu volk eeuwenlang niets aaustoote-
lijks en inderdaad bet was eeu bewijs van
den innig kerkelijken zin van dien iu het
geloot zoo krachtigen tijd. Het verlaugon.
om een direct persoonlijk aandeel aan hét-
Godshuis te uemea is ook de oorzaak dat vele
kerkhoven iu de onmiddellijke nabijheid der
kerkgebouwen werden aangelegd.De geloo
vige zocht en voud eeue zekere geruststel
ling iu de gedachte, zijue grafrust iu de na
bijheid van dat huis te vmdeu, in hetwelk
hij tijdeus zijn leven zoo dikwerf troost
gezocht en gevonden had. Eeu graf in de
nabijheid der kerk gold voor eeue eereplaats.
Voornam^ personen werden zelfs in de kerk
begraven. Heidendom en Jodendom zouden
zich daartegen verzet hebben. Slechts voor
den geloovigen Katholiek, voor wieu de
dood zijne verschrikking verloren heeft, is
het mogelijk, op het stof van vroegere ge
slachten bij eeu aandachtig gebed de knie
te buigen.
Wordt vervolgd.)
Volgens de Polit. Nac/iric/iten is het be
richt iu de pers omtrent een wetsontwerp
tot het heffen van eeue belasting op bui-
tenlaudsche tondseu nog geheel ougegroud.
Dat (zegt het blad) btj de snel toenemende
plaatsing van buiteulandsche fondsen in
Duitschlaud het vraagstuk der belasting
van zulke papiereu in overweging kou ge
nomen worden, ware niet te verwonderen.
Doch zeker is het, dat er tot op het oo-
genblik nog volstrekt geen besluit daar-
zick in zijn volle majesteit„maar mjjn beestje
is toch de verstandigste van de twee. De uwe
babbelt zonder oordeel allerlei onzin, maar de
mijne ziet zijn mensclien eerst aan en denkt
er het zjjue bij!//
He uitbarsting van vroolykkeid, op deze uit
spraak van Salonische wjjskeid volgde, is niet
te beschrijven. Gelukkig maakte de aandiening
van nieuwe bezoekers, wier ontvangst meer vor
melijkheid vereischte, een einde aau de verdere
conversatie van den //collega.// Meteenig over
leg werd //mijnsgeljjke// door //zijnsgelijke// ver
zocht, de verzoiging van zijn oele voorloopig
zelf op zich te nemen, en zjjn eerstvolgend be
zoek uit te stellen tot dat het beest geleerd zou
hebben met zijn stamgenoot een gesprek te kun
nen voeren.
Of het gemeentehoofd van llbeshausen vroeger
of later door zelferkentenis of door gedienstig
heid van anderen de oogen geopend zjjn gewor
den, weten wij niet; maar zóóveel staat vast,
dat sedert het bewuste llbeshauser bezpek in
het huis van den regeerenden Burgemeester, in
Frankfort en omstreken een gevleugeld woord
opgang maakte, dat nog heden ten dage niet
geheel vergeten is:// Hij denkt er het zyne bij!//