NIEUWE
Mo. 1172.
Zondag 27 November 1887.
12de Jaargang.
Begraven of verbranden.
BUITElM LAN1),
ii.
De valsche munters.
Wordt vervolgd
hürlemscbe (ouiHT.
ABOHNEMÊSTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzinderlgke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
B 0 K E A U: St. Janstraat Haarlem.
MAIN TIEN PK J
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEK ADVEBTEWTIÉH
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPEES LAUEET.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
De openbare propaganda voor de lijk
verbranding nam in bet jaar 1871 een
aanvang eu ongetwijfeld kan men cousta-
teereu, dat dit keidtnsch denkbeeld door
eeu wachtwoord der loge werd in de we
reld gebracht. De vooruitgang der beweging
mag inderdaad niet gering worden geacht.
In Amerika vindt men thans reeds 1 ijk—
ovens te Nevv-York, Lancaster. Buffalo,
San Francisco eu Boston. De lijkverbran
ding sluit daar te lande op geen moei
lijkheden. In Zwitserland beeft de groote
Raad van Geoève de lijkverbranding toe
gestaan op de eenige voorwaarde, dat daar
van eene vermeerdering der algemeeue uit
gaven niet het gevolg mag zijn. In Italië
telt men meer dan 60 vereeuigiugen voor
lijkverbranding, waarvan sommige 5 a 6000
leden hebben. Eeu lijkoveu bevindt zich te
Rome. Ook in Zweden, Noorwegen, Enge
land en Nederland wordt met een ijver,
eeue betere zaak waardig, voor de lijkver
branding propaganda gemaakt. Iu België
leed de vereeuigiug schipbreuk op eene
wet, welke het begraven op zekere diepte
voorschrijft en welke wet zoodanige inter
pretatie verkreeg, dat elke andere wijze om
de lijkeu te verwijderen, is verboden. In
Frankrijk heeft de radicale Gemeenteraad
van Parijs tot de verbraudiug der geseceerde
lijken (3 a 4000 jaarlijks) besloten; het
daartoe benoodigde toestel wordt op bet
Kerkhof Père Lachaise opgericht. In Duitsch-
land hebben de voorstanders van de lijk
verbranding tot dusver te vergeefs bij den
Rjjksdag voor facultatieve lijkverbranding
gepetitionneerd. De laatste petitie bevatte
ongeveer 23,000 handteekeningeu. Gotba
is de eenige plaats waar lijkverbranding
mogelijk is, rneu hoopt ecliter in deu kring
der lijkverbrauders, dat binnen korten tijd
ook te Hamburg en Zurich lijkoveus zullen
opgericht worden.
De geest des tijds is gunstig voor de
agitators van deze nieuwe vrucht des mo
dernen heidendoms. De aanhangers van het
alom heerschende materialisme verschuilen
zich achter de gronden der wetenschap,
proclameerende dat kerkhoven broeiplaat-
sen zijn van epidemische ziekten: op deu
keper beschouwd blijft echter vau al hunne
phraseu niets over dau haat tegen het Chris
tendom. Want juist op wetenschappelijke
gronden zijn tallooze autoriteiten tegen de
lijkverbranding gekant. Prof. Hellwald zegt
o. a.: »men strijdt voor de lijkverbranding
uit wetenschappelijke gronden, maar hoofd
zakelijk om oppositie te voeren tegen de
Geestelijkheidomdat het begra
ven der doodeu eeu christelijk gebruik is,
door Christus zelf geheiligd, daarom moet
het uit de wereld worden verwijderd. Het
ongeloof zal echter niet zegepralen, de ware
Christen heeft een afschuw van de lijkver
branding en bij de dwepers met den lijk-
FEUILLETON.
Op een warmen Juni-a vond van het jaar 185.,
stapte de koopman in granen Alexander Bosch,
rustig over een der zuidelijke woudwegen van
het Odenwald. Bosch was een sterk, breed ge
schouderd man met kraehtig gespierde lede
maten. Zijn stap kon men ver vernemen, en als
men den sterken mispelaar zag, dien hij in zijne
rechterhand droeg, dan vermoedde men aanstonds,
dat in zekere gevallen dit wapen volstrekt niet
te verachten was. De zon had voor het groot
ste deel haren loop volbracht en sleclns enkele
stralen vielen nog door de toppen der hoornen
schuins oven het pad, waarover zich de donkere
schaduwen der dennen als reuzen neerlegden.
Rondom heerschte eene plechtige stilte en diep
uit het woud klonk het lieflijk gefluit der glan
zend- gevederde meerle. De reiziger sloeg er geen
acht op. Yan tijd tot tijd bracht hij den wijs
vinger tusschen het neusbeen en 't voorhoofd,
als ware hij in diep nadenken en berekenen
oven zullen de onkosten steeds een woordje
hebben mee te spreken.
Beschouwen we thans de lijkverbranding
van een theologisch standpunt.
Volgens christelijk begrip is het men-
schelijk lichaam een onmiddellijk eigendom
vau God waarover Hij uitsluitend beschikt
eu waarvan hij den mensch slechts het
vruchtgebruik schenkt, dat volgens Gods
wil moet worden gebruikt. Onuoodige ver
minking vau het eigen lichaam of dat van
anderen, vernietiging van bet leven zonder
daartoe door het gezag gemachtigd te zijn,
is alzoo inbreuk maken op bet eigendoms
recht van God. Dit eigendomsrecht blijft
aan God zoowel voor als na deu dood des
meuschen.
Wanneer de persoonlijkheid, die het
vruchtgebruik van eeu voorwerp bezat, niet
meer aanwezig is, dan gaat het dominium
utile wederom op deu dominus directus over.
Bij deu dood des meuschen scheidt de ziel,
die bet vruchtgebruik van het lichaam had,
uit het lichaam, waarna het volle eigen
domsrecht van God op het menschelijk
lichaam in kracht treedt. God draagt de
zorg ervan over aan Zijne Kerk. Eene met
de wetten der Kerk strijdende behandeling
van aan God toebehoorende dingen, neemt
het karakter aan van eene heiligschenueude
zonde. De lijkverbranding is in strijd met
de kerkelijke gebruiken eu traditie. Zij is
dus eeue heiligschennis. De wereldlijke
overheid heeft geeue competentie haar te
veroorloven of hare uitvoering te regelen.
Het individu kan over zijne goederen, maar
niet over zijn lichaam beschikken. Daartoe
mist het de bevoegdheid.
De Christen wil in leven en dood aan
Christus, zijn Verlosser, gelijk zijn. Het
lichaam des Heeren is na Diens dood iu
het graf gelegd en niet verbrand. Chris
tus' dood en Zijn graf is eeu voorbeeld voor
den dood en het graf van den Christen.
Deu Heiland ook hierin na te volgen is
voor hem eeu troostrijk voorrecht.
Door de verbreiding van het christelijk
geloof werd het heideusch gebruik der lijk
verbranding verdrongen en opgeheven. Het
opnieuw invoeren van de lijkverbranding
is een uitvloeisel van den materialistischeu
geest des tijds, is in strijd met het Chris
tendom eu leidt tot de invoering van een
modern heidendom.
Oorspronkelijk behoorde, naar het schijnt, de
lijkverbranding aan de aanhangers van de af
godische vereering van het vuur, dat dien
tengevolge in den beginne als symbool der
Godheid, later als God zelf werd vereerd.
De toepassing van het vuur op het ver
branden der lijken, had de beteekenis eener
loutering, eener reiniging; zjj was eeu soort
vuurdoop waarin de voorstelling van eeue
physieke eu ethische reiniging opging. Waar
dezo afgoderij zich uitbreidde, b. v. bij de
Romeinen, oude Germanen en Hindoes,
vinden we ook de lijkverbranding als reli
gieuze plechtigheid der afgoderij, die door
het Christendom uit de wereld moest ge-
verzonken, of wel trok hij zijn goed gevulden
geldriem, dien bij onder zijn kiel droeg, wat
naar boven, als hij hem te zeer op de heupen
drukte. Bosch had (lien dag goede zaken ge
maakt, zijn geheelen voorraad vruchten met
groote winst verkocht en zijne geldtasch bevatte
eene aanzienlijke som. Geen wonder dus, dat
hij by het minste geruisch opmerkzaam toelui
sterde en naar rechts en links keek, terwijl zjjne
hand den mispelaar wat vaster omklemde. Wel
is waar, had men sedert menschengeheugen niet
meer gehoord, dat in deze streek iemand aan
gevallen en beroofd was geworden, doch zelfs dfn
stoutmoedigste bekruipt, op een eenzamen weg
door een woud, een zeker hang gevoel, vooral
als hjj zulk eene groote som gelds bij zich draagt,
als de koopman Bosch.
Iets dieper in het woud, mogelijk eeu kwartier
ver van den reiziger, zat op ongeveer 10 passen,
tusschen het dielite struikgewas, zijwaarts van den
weg, eene lange, magere gestalte. Het naast hem
liggend valies verraadde dat hij een reizend
ambachtsgezel was. In de hand hield hij e:n
met een ijzeren knop voorzienen stok, en her.
haaldelijk keek hij met groote opmerkzaam.
holpen worden. Zoo verbood in het jaar
785 de Fraukenkoning Karei de Groote op
straffe des doods de lijkverbranding, als
zijnde eeue heidensche, afgodische daad.
De in de Katholieke Kerk gebruikelijke
begrafenis is eene godsdienstige plechtig
heid, eeue laatste eer, eene daad der pië
teit en liefde, welke door de Kerk eu hare
kinderen aan de afgestorvenen wordt be
wezen. En al schrijven we aan de lofspre-
kers van de lijkverbranding het voornemen
niet toe, de afgoderij der vuuraaubidding
wederom iu de wereld te breugeu, wij kun
nen hen toch niet vrijspreken van de vij
andige gezindheid, welke zij tegen de Kerk
eu hare godsdienstige gebruiken betoonen.
Met ouverdeelde ingenomenheid zij hier
vermeld, dat de lijkverbrauding ook bij vele
Protestautsche theologen ds felste bestrijders
vindt. De Redactie van de Leipziger Allgem.
Evang. Luth. Kirchenzeitung ijvert met kracht
van woorden tegen den afval van de tra
ditie. Ook de Reichsbote verklaart zich tegen
de lijkverbranding gekant.
»Door de verbraudingsdwepers,« zegt
dit blad, »woordt erkend, dat de lijkver
brauding een terugkeeren mag genoemd
worden tot oud-heideusche gebruiken; zjj
komen er voor uit, dat zij in de lijkver
branding eeu breuk met de christelijke be
ginselen en eene practische uitvoering van
pantheiïtisch-materialistieche begrippen op
het oog hebben. Het is immers reeds lang
bekend, dat het de vertegenwoordigers dezer
modern-heideusche beginselen zijn, welke
den lijkoven ten langen leste te Gotha
hebben tot stand gebracht. Het doet ons
echter leed, als wij zien hoe ook zich
Christen noemende personen, hier en daar,
de lijkverbranding trachten te verdedigen.
Als men de taal der moderne heidenen leost
over de beteekenis der lijkverbrauding als
een terugkeeren tot heidensche zeden, dau
maakt het op ons een eigeuaardigeu, een
pijnlijken indruk, wanneer de Protestautsche
predikant te Gotha deu daar opgerichteu
lijkoven in deu naam der Heilige Drie
vuldigheid inzegent eu dan daarbij uitroept:
»Ja, hoe heilig is deze plaats; hier is niets
auders dau Godes huis en hier is de deur
des Hemels,en dau later in zijne inwij
dingsrede de Staats- en Gemeente-autori
teiten dank zegt voor de toestemming tot
invoering van de lijkverbranding. Wij hopen
echter, dat bet volk de lijkverbrauding aan
de moderne heidenen zal overlaten, en zelf
het christelijk gebruik van de begrafenis der
doodeu zal blijven volhouden. Men late zich
niet verschalken. De moderne heidenea stel
len alles iu het werk om aau de lijkver
branding, door muziek eu zang, door de
coratie eu redevoeringen, een recht feeste
lijk karakter te geven. Maar dat door deze
vormen aau de christelijke beginselen in
het bewustzgu van het volk, eeu vernieti
gende stoot wordt gegeven, dat weten de lijk
verbrauders even goed als wij er zeker van
zijn.«
Wordt vervolgd.)
lieid over den weg. Een lielscli vuur fon
kelde in zijne roode oogen, dat bij elke teug,
welke hij uit eene met draad omvlochten flesck
nam, nog meer verdacht werd.
Nu naderden snelle en vaste stappen, de
vruchtenkoopman Bosch ging, zonder iets kwaads
te vermoeden, den schuilhoek voorhij. Als eene
slang kwam de verscholen man voor den dag
en slingerde zy n stok door de lucht en, door
den eersten slag bedwelmd, stortte de arme
koopman met een pijnlijken kreet neder. Nog
verscheidene malen vloog de met ijzer beslagen
stok tegen het hoofd van den vruchlenkoopmau,
tot de plassende klank, waarmede hij neersloeg,
wel het verbrjjzelen der hersepan verraadde en
de roekelooze moordenaar overtuigd kon zijn,
dat hjj zijn slachtoffer zeker had gedood. Daarop
beroofde hij hem van den zwareu geldriem, en
was op hetzelfde oogenblik zjjwaarts in het woud
verdwenen.
De laatste stralen der zon beschenen het bloe
dige en vreeseljjk verminkte gelaat van den
vermoorde, daarop ging zij onder, als wilde zij
zich aan den aanblik van den wreeden moord
onttrekken.
De troonrede, waarmede de zitting van
den Rijksdag geopend is, maakt melding
van de ernstige ziekte van den Kroonprius.
Uit de begrooting blijkt, dat de finauciëele
toestand gunstiger is geworden. De be
langrijkste wetsontwerpen, welko aangekon
digd worden, betreffen de verhooging der
graanrechten, de landweer- en de landstorm
wet tot versterking van de weerbaarheid
des Rijks, de verzekering van oude en ge
brekkige werklieden, de beperkte aanspra
kelijkheid der vennootschappen, de voor-
loopige verlenging van het bandelstractaat
met Oostenrijk. De buiteulaudsche staat
kunde des Rijks streeft naar het behoud
van deu Europeeschen vredö, door de vriend
schappelijke betrekkingen tot alle mogend
heden te bevestigen door tractaten en bond
genootschappen welke ten doel hebben,
het gevaar voor oorlog te voorkomen eu
onrechtmatige aanspraken gemeenschappe-
pelijk af te wijzen. Het Duitsche Rijk is
niet geziud iemand aan te vallen; elke
onchristelijke neiging om naburige volken
te overrompelen is ous vreemd, doch wij
willen sterk zijn om ons te kunnen verde
digen. Zoo min de staats-als de legerinrich-
tiug vau het Duitsche rijk is er op bere
kend, de vrede met onze naburen door wil
lekeurig aanvallen te verstoren. Maar in
het afslaan van dergelijke aanvallen en in
het verdedigen onzer onafhankelijkheid zijn
wij krachtig, en willen wij met Gods hulp
zóo krachtig worden, dat wij elk gevaar
gerust onder de oogen kunnen zien.
De voorzitter verzocht deu Rijksdag, hem
te machtigeu tot het zendeu van eene dé
pêche aan deu Kroonprins tot het betuigen
der deelneming van den Rjjksdag iu het
hem treffende leed, eu tot het overbrengen
dierzelfde gevoelens aau deu Keizer. Een
parig werd deze machtiging verleend.
Havas meldt, dat de President dor Fran-
sche Republiek met de leden vau het oudeKa-
binet eeue bijeenkomst heeft gehad en met
hen heeft beraadslaagd over zijn besluit
om af te treden. Het miuisterie-Rouvier
zal aanblijven en waarschijnlijk Maandag
bij de Kamers eeue boodschap betreffende
de aftreding van den heer Grévy inzenden,
waarna het Congres Dinsdag zou kunnen
bijeenkomen.
In een verhoor voor de enquête-com
missie zou weer een zeer lealijk feit aan het
licht zijn gebracht.
Er zou verraad gepleegd zijn ten op
zichte van het nieuwe geweer Lebel en de
mobilisatieplauneu. Eeu der getuigen zou
verklaard hebben madame Limouzin door
tusscheukoinst van een hoofdofficier zich
een loop en patronen van eeu Lebel-ge-
weer zou hebben kunnen verschaffen. Ma
dame Limouzin zou zelfs in de maand Juni
jl. de schietoefeningen met het nieuwe re
peteergeweer hebben bijgewoond, vergezeld
van eeu hoofdofficier, aau wieu zij geld
moest verschaffen in ruil voor deze gunst.
De roofmoordenaar had zijn valies aanstonds
op den rug gepakt en haastte zich het terrein
zijner misdaad te ontvluchten, doch nauwelijks
kon hjj honderd passen verwijderd zijn, of hjj
werd door een paar krachtige armen vastgegrepen
terwijl hjj zich even spoedig van zjjn stok zag
beroofd.
Een kreet van schrik ontsnapte uit den mond
van den bandiet en te vergeefs trachtte hij zich
uit de ijzeren boeien los te rukken.
//Sta, moordenaar,// riep hem de onbekende
toe, //sta of gij zijt een man des doods!//
Daarop draaide hij hem als eene pop in zijne
armen rond en de bandiet blikte in de
van blijdschap stralends en duivelachtige oogen
van den athleet. Doeh zonderling, ieder ander
zou in zulk een oogenblik uiterst verschrikt zijn
geworden, doch bij den moordenaar scheen juist
het tegenovergestelde plaats te hebben; zijn angst
v erging en schier stoutmoedig vroeg hij den
vreemdeling wat hij van hem verlangde.