NIEUWE 1%. 1184. Zondag 25 December 1887. 12de Jaargang. Kerstmis. Reliquieën. feuilleton. H) De valsche munters. ii. {Wordt vervolgd MARL ABOIÏNEMENTSPBIJS Per 8 maanden voor Haarlemf 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland ir. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afzjnderljjke Nummers0,06 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUBBAU: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA SOU AOITATE. (OIIRAAT. PBIJS DEK ADVEBTEWTIÉW Van 16 regels 30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterljjk Maandag-, Woensdag- en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KÜPPEE8 Jt LAUREI. Wegens den feestdag van Kerstmis zal de Nieuwe Haarlemsche Courant in plaats van Dinsdag, Woensdag a. s. verschijnen, het dan volgende num mer verschijnt Zaterdag 31 December. Wederom viereu wij het groote her inneringsfeest van de geboorte onzes Hee- ren. Opuieuw herdenken wij ;heden, hoe eenmaal de Engelen des Hemels met hun blijden lofzang: Glorie zij aan God in den hooge, vrede op aarde den menschen van goeden wil,« de heilrijke boodschap van de geboorte van Gods Zoon aan het menschdom brachten. s Vrede op aarde den menschen van goeden wil.* Ziet, niet aan de grooteu der aarde werd op deze wijze kond gedaan van de ontzagwekkende en wonderbare gebeurtenis. Niet aan hen, die meeneu hier bevoorrecht te zijn boven anderen, werd dus de heugelijke tijding der geboorte van den lang verwachten Messias gebracht.Neen, aan eenige arme herders, die in dien heil- vollen nacht op de eenzame weide waakten bij hunne kudden; aan hen werd het geo penbaard, door Engelenmond, dat de Red der der wereld geboren was, Hij, die ons verlossen zou van de slavernij des duivels. Arme herders alzoo, lieden van de vreeze Gods, waren de bevoorrechten, die in den Kerstnacht mochten heensnellen naar den armeljjken stal van Bethlehem, om daar het eerst, als de vertegenwoordigers van Len, »die van goeden wil zouden ziju,« de nederige hulde der aanbidding te gaan brengen aau den Zoon van God Welk eene vingerwijzingHoe duidelijk blijkt reeds daaruit, dat Christus, Die arm wilde zijn hier op deze wereld, al Zijne liefde schonk aan hen, die Hij als Zijne broeders beschouwde. In werkelijkheid wa ren zij dus de bevoorrechten, »die naar den schjjn de armsten, de meost achter- gestelden waren. Niet arm waren zij alzoo, maar rijk, rijk aan de gunst van God, het meest gezien in Zjju oog, zjj, die het minst telden voor de wereld. Nog eenswelk eene vingerwijzingWant hoezeer leert ons dat gunstbetoon, door God aan de armen, aan de uederigeu ge schonken, dat Hij hun liefheeft, dat Hij hun beschermer is; dat zij slechts Hem getrouw en steeds van goeden wil behoe ven te blijven, om ook eeumaal deelachtig te worden aan het hoogste, aan het on vergankelijke heil. Doch helaashoe zeer is de wetenschap, de zekerheid van dat benijdenswaardig lot in onze dagen aau velen vreemd gewor den. Men wil niet langer tevreden blijven met zijn lot, niet langer nederig zijn hier op aarde. Van deze wereld reeds verwach ten en vergen zij al het goede, hier reeds zoeken zij bevrediging, zij, die misleid zijn en op een dwaalspoor gebracht door de verlichting dezer eeuw. Alle menschen ge lijk, dat is hunne leus en daarnaar willen zij leven, geheel vergetend dat het God zelf is, die de orde onzer maatschappij heeft gevestigd, Die voorspelt heeft en het ook zoo wil, dat wij altijd armen bij ons zouden hebben, dat er dus altijd armen zullen zijn. Eu hoezeer is het ook waar, Vervolg.) Een warme zomernacht had een donkeren nevelsluier over de dalen en bergen geworpen, toen Albert Helmholtz op een Zondag eenzaam voor het geopende raam zijner kamer stond en stilzwijgend in den nevel staarde, die het licht der maan en der sterren slechts flauw liet doorschijnen. Nauw hoorbaar drong de zwaar moedige roep van den nachtwaker uit een atgelegen wijk der stad tot zijn oor, en herinnerde hem aan het reeds tamelijk ver gevorderde uur van den nacht. Hij gevoelde echter nog geen slaap. Evenals bijna eiken Zondag had hij zijn broeder Jozef in 't klooster bezocht en met de studenten gesproken. Daarop had hij zich naar de muziek- dat de ontevredenen, als zij er toe komen den voet te zetten op den weg van wan orde en het wagen de maatschappelijke orde te verstoren, telkens bespeuren de handen als in een luchtledig te hebben geslagen, dat zij zich bitter teleurgesteld zien en meedogenloos worden teruggewor pen in hun eigen kring maar thans ook nog beroofd van datgene wat hun hier het léven dragelijk kou makenden troost van de vrienden Gods te zijn, het uitzicht op een hemelsch loon na dit leven. Treurig is voorzeker de verwoesting, welke door het ongeloof in de harten der menschen wordt teweeggebracht; bedroe vend is het te zien, hoe de tevredenheid met het lot ondermijnd wordt door val- sche voorspiegelingen, en hoe daarmode het getal der goeden van wil geringer wordt en de bedoelingen Gods miskend. Maar hopen wij, dat het ongeloof en de misleiding niet een zoo verwoestenden invloed zullen hebben, dat de maatschappij er door zal geschokt worden. Het «vrede op aarde,* dat ons weder opnieuw in de ooren klinkt en de komst van Christus, den Vredevorst, moeten er ons een waar borg voor zijn, dat God medelijden zal hebben met zijne schepselen, dat het in de harten van velen werkelijk weer vrede zal zijn en vrede blijven Het behoort niet tot onze taak breed voerig te antwoorden, op het verwijt, 't welk ons vrij algemeen wordt toegevoegd, dat namelijk een gedeelte onzer reliquieën niet echt zoude zijn. 't Gaat hiermede precies als met kunstschatten. Levert de critiek het ontegenzeggelijke bewijs, dat een of meer voorwerpen in eene kunstverzameling on echt zijn, wordt men dan daardoor ook tot het besluit gerechtigd, dat de gausche in houd der kostbare verzameling niet echt is, althaus van twijfelachtigen aard moet ge noemd worden? Moeilijk wordt de critiek slechts bij overoude reliquieën en. deze hebbeu voor ons de meeste waarde. Deze oude reliquieën komen veelal uit de verza meling te Conatantinopel, die zeer vroeg met keizerlijke middelen begonnen en voort gezet werd en met de reis van Keizerin Helena naar Jeruzalem in verband staat. Wjj kunnen onmogelijk twijfel koesteren, dat de eerste Christenen de kostbare ge dachtenissen, welke zij van den Heiland en de Moedermaagd bezaten met de meeste zorg hebben bewaard en aau de roofgierige vervolgers der Christenen hebben onttrok ken. Hoe gemakkelijk toch was het voor hen om in het bezit van zulke kostbare voorwerpen te komen. Hoe weinig geld en moeite zal het b. v. een Jozef van Ari- mathea, een Nicodemus, eu andere rijke personen onder de aanhangers van den Heer, gekost hebben om behalve de door nenkroon, de nagels van het Kruis, zich ook nog meester te maken van de kleereu des Heilands, van de grafdoeken en van de geeselroede, die met het heilig bloed van den Zaligmaker was gedrenkt. Hoe zaal begeven en had zijne bizondere voorliefde' zjjne hoop en zijn verlangen in de tonen der piano uitgedrukt. Hij wist zeer goed, dat Grietje, die zich op dit uur steeds in het zomerhuisje bevond, stond te luisteren. Albert had een schooi lied gecomponeerd en het aan Grietje opgedra gen. Hij wist, dat dit lied haar de grootste vreugde veroorzaakte en daarom had hij het heden ook meer dan eenmaal gespeeld. De melodie zachtjes neuriënd, keek Albert nog eens in de richting waar hjj het meisje zijns harten reeds in diepe sluimering verzonken waande. Plotseling steeg er eene vreeselijke vlam in de lncht en kleurde het uitspansel in bloed- rooden schijn. Een oogenblik stond Albert van schrik als verlamd, want juist op het punt, waarheen hij den blik richtte, sloeg de vlam uit. Met een ontzettenden kreet riep hij: //Brand! Brand!// Angstig gejaagd rende hij het huis uit naar den watermolen, alwaar hij meende, dat het ongeluk plaats greep. En jawel, toen kjj gemakkelijk viel dit alles in de eerste dagen toen de beulen nog in het bezit van die bloedige kleeren waren en deze gaarne over gaven aan hem, die een goeden prijs wil den betalen, om ze dan of zelf te bewaren of ze aan de Moeder des Heilands als eene gedachtenis ten geschenke aau te bieden. Eu met welke liefde zullen later, toen er reed» tallooze Christenen waren, de per soonlijke vrienden der heilige Maagd bij haren dood alle voorwerpen uit de nala tenschap der Moedermaagd bewaard hebben, welke aan deMoeder en den Zoon herinnerden. Tweehonderd vijftig jaren later begon Keizerin Helena hare verzameling. Gesteund door keizerlijke middelen kon zij over de noodige fondsen beschikken om reliquieën te vergaderen eu te doen onderzoeken. Gaarne stonden toenmaals de personen, welke door erfenis in het bezit van zulke gedachtenissen waren, deze zorgvuldig be waarde schatten aan de Keizerin af, om ze op die wijze in het openbaar te doen ver- eereu. Zoo ontstond deze keizerlijke reli- quieëu-verzameling in een tijd, die niet te ver verwijderd was van de periode waarin de eigenaars dier voorwerpen leefden,om ver trouwen in de echtheid van het verzamelde te stellen. Natuurlijk kan de critiek hier haar terrein behouden, maar toch kan men met grond vertrouwen, dat de Voor zienigheid deze eerbiedwaardige voorwerpen welke Zij zelfs door wonderen heeft onder scheiden, in hare bizondere bescherming heeft genomen. Van Constantinopel uit is de weg, welke deze schatten hebben genomen meestal his torisch zeker, zoodat de critiek daarbij minder moeilijkheden ondervindt. Volgens de voorschriften der Kerk moe ten de twijfelachtige reliquieën zoo veel mogelijk worden verwijderd. Wij willen het echter gevraagd hebben, zou inderdaad het zielenheil der geloovigen geschaad wor den wanneer werkelijk eene onechte reli— quie onder de vele echte werd bewaard. De vereering heeft immers alleen betrek king op de echte reliquieën en gaat dus daardoor indirect over in de verheerlijking van den Verlosser, Wiens we*k wij in de Heiligen dankbaar bewonderen, Het is een feit, dat het ontstaan en de pracht van vele kerken met de vereeriug der reliquieën in nauw verband staan. Om trent dit punt hebben we nog het een en amler mede te deeleu. Hadden onze tegenstanders over de zaak kalm en rustig nagedacht, zij zouden niet als barbaren de heerlijke en roemvolle ge- denkteekeus van vroomheid eu godsdienst zin hebben verwoest en, zooals in Enge land geschiedde, het eerwaardige gebeente van den heiligenAlbauus, Edmoud, Thomas, of, gelijk in Fraukrijk, dat van een heili gen Ireneus te Lyon, dat van eeu heiligen Ililarius te Poitiers en dat van een heili gen Martinus te Tours aan de vlammen hebben prijs gegeven. Zij zouden ervaren hebbeu, dat inderdaad niets ouder is iu de geschiedenis der Kerk, dan het gebruik, het gebeente of het bloed, of de kleeren der Martelaren te verzamelen en zorgvul dig te bewaren. Het is bekend welke moeite daar kwam, zag lijj tot zijne ontzetting den mo len reeds in lichtelaaie, terwijl de vlammen ook liet dak van het woonhuis reeds vernield had den. Intusschen was alles op de been. Porsoh dreunden de slagen der brandklok over de stad, De hoornsignalen klonken en het dof gerom mel der trommen mengde zich tusschen de wee klachten der bevolking, die van alle kanten kwam toestroomen. Met doodsbleek gelaat ijlden de bewoners uit het brandende huis, waaruit zooveel gered werd, als het steeds om zich heen grijpende vuur het gedoogde. Albert was bij de eersten en lette op geen gevaar, hoe fel de brand ook woedde. Daar vernam hij, hoe Grietje, die half bezwijmd naast haar radeloozen vader, te midden van het geredde huisraad stond, plotseling een scherpen kreet slaakte. Grootmoeder is nog in huis, om Gods wil, red grootmoeder!// In de vreeselijkste ontzetting had men aan haar niet meer gedacht en de half doove, oude de heidenen deden om te beletten, dat de Christenen niet in het bezit kwamen van de lichamen der Martelaren. Zeven vrouwen werden ter dood gebracht, omdat zij het bloed van den heiligen Blasius bij zijn dood haddeu opgevangen. Tot in de derde eeuw werd nimmer eene kerk gebouwd tenzij op het graf van een Heilige, en de heiden Aramianus Marcel- linus noemt daarom de Kerken der Chris tenen grafkelders*, terwijl de Synode on der Paus Silvester I tot de negen rangen van den Clerus ook de Wachters (van de graven) der Martelaars*, Custodes rnar- tgrum, rekent. Julianus spreekt iu een zijner werken van de vereering, welke men de graven der heilige Apostelen Petrus en Paulus bewijst. Ruüuus beschrijft het fees telijke overbrengen van het lichaam van een Martelaar, onder het zingen van psal men en lofzangen, terwijl Juliaan de af vallige den optocht met weerzin toezag. De Bisschoppen der eerste twee eeuwen plachten reliquieën in gouden omhulsels bij zich te dragen. De h. Cyrillus van Jeru zalem spreekt van den eerbied, waarmede de Christenen de reliquieën der Heiligen beschouwden. De h. Augustinus schrijft van de tallooze geloovigen, die toestroomden om de reliquieën van den h. Stephanus te vereeren, welke ten tijde van Keizer Ho- norius waren gevonden en hij spreekt van de wonderen, welke er door werden uit gewerkt. Dezelfde Kerkleeraar bericht ons, dat het feest der h. Felicitas en Perpetua, wier lichamen zich te Carthago bevonden, jaarlijks door meer menschen wordt bijge woond, dan er nieuwsgierigen waren bij haren marteldood. Zoo beschrijft ook de h. Ambrosius het vinden van de lichamen van de Heiligen Gervasius en Protasius en de wonderen, welke bij het overbrengen der lijkeu gebeurden; de h. Hieronymus verwierp met beslistheid het verwijt, dat de ketters van zijn tijd tegen de vereering der reliquieën inbrachten. En wat de christelijke oudheid ten aan zien van de overblijfselen der Heiligen heeft gedaan, vinden we in de geloovige middeleeuwen terug. Luisteren we eens naar het bericht van eene oude kroniek. Het lijk namelijk vau een eerbiedwaardig Bis schop eu Belijder, Gerardus, zou op eeue meer eervolle plaats iu de kerk worden overgebracht. De vrome Paus Leo IX, eer tijds Bisschop van Toul, wilde deze plech tigheid zelveu bijwonen, verliet Rome, ver scheen te midden van de verzamelde Gees telijkheid en van het volk van Toul en werd er met luid gejubel ontvangen. De mare van deze naderende gebeurtenis had eene overgroote menigte menschen bijeenge bracht en zelfs uit verre lauden waren vele Bisschoppen gekomen, zooals o. a. de Bis schop van Lyon, de Aartsbisschop Hugo van Chrysopolis, de Aartsbisschop George van Hougarije, de Bisschop van Frecassino, Bisschop Herbertus van Autun en eeu En- gelsch Bisschop, Lupus genaamd. De dag voor het overbrengen der reliquieën was bepaald, maar de menigte was zoo groot, dat de Paus voor beschadiging vreezende van de reliquieën zeiven, verordende, dat vrouw had ook mogelijk wel niets van den brand vernomen. Wel verzengde de brand zijne haren, wel stikte hij bjjna in rookwolken, doch Albert, die hier de redder zijn moest, bereikte zijn doel. De grootmoeder lag half gekleed, bewusteloos op den vloer; de dikke rookwolken hadden de zwakke vrouw bijna het bewustzijn ontnomen. Spoedig nam Albert haar op de armen en rende aldus uit het brandende huis naar huiten, waar hjj met jubelkreten werd ontvangen. Middeler wijl was de molen tot den grond toe afgebrand en ook de woning stond nu in volle vlam; van redding kon geen sprake meer zijn, de hoog opgehoopte, brandbare stoffen gaven bet vuur steeds meer en meer voedsel en kracbt. De opkomende zon bescheen eene plaats van verwoesting: op de plek, waar de trotsche molen met het woonhuis gestaan hadden, vond men slechts een sineulenden puinhoop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1887 | | pagina 1