N I UWE St. 1185. Donderdag 29 December 1887. 12de Jaargang. Reliquieën. li U i T E N L A JM D, in. De valsche munters. ABOKIÏEMENTSPKUB Per 3 maanden voor Haarlem J 0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland ir. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afzïnderljjke Nummers0,06 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. B URE ATT: St. Janstraat Haarlem. PBIJS DER ADVEBTENTIÉB 30 Cents. AÖITE MA HOI AO-ITATE. Van 16 regels Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag- en V r ij d a g- a v o n d voor 6 uur ingewacht. Uitgevers; K P P E R S L A U R E Y {Slot.) In den beginne werden de lichamen en reliquieën der Heiligen onder de altaren bijgezet, en Valois schrijft, dat het volk er doeken mede in aanraking bracht: men meende dat daaraan een groote zegen was verbonden. Later plaatste men de reliquieën op het altaar; in de negende eeuw geschiedde zulks algemeen. De kastjes echter, welke de overblijfselen der Heiligen, de pignora Sanctorumbevatten, hielden niets in dan linnen doeken en andere voorwerpen, welke het lichaam van den Heilige hadden aan geraakt; dit verklaart ons ook hoe het komt, dat er zoo vele reliquieën zijn, die den naam van denzelfden Heilige dragen en op verschillende plaatsen werden ver eerd. De geloovigen maakten ook wel af beeldingen van reliquieën, welke zij in aanraking brachten met de echte en die dan ook als deze werden vereerd; zulks was het geval met de doornenkroon van Christus, met het hout van het Kruis, met de hoof den eu de kleereu van Heiligen. Tegen ver brokkeling van heilige lichamen was de Geestelijkheid te allen tijde gekant. Mis drijven in dit opzicht gaven aanleiding tot de'toepassing van de strengste - kerkelijke straffen. Toen Autiochië in de zevende eeuw door de Sarazenen veroverd en de steden Jerusalem en Alexaudrië door de Perzen eu Arabieren ia bezit werden genomen, kwam een groot aantal reliquiëen naar het Westen. Zoo kou een auteur van de dertiende eeuw schrijven: »Onze gelukkige en heilige Moeder, de Kerk, heeft tot troost en ter versiering van Gods huis, vele lichamen van Heiligen in bewaring, bp welker aanschou- wing°vele lieden dikwerf ter liefde Gods tranen storten eu met verlangen naar het eeuwige leven worden bezield. Want, waar is eeue kerk of kapel, zoo arm en klein, die niet ter eere van die Heiligen, welke reeds in den Hemel verblijven, eenige reli quieën bezit? Eu inderdaad, iedereen weet, hoe men in de middeleeuwen zich beijverde de kerken met de prachtigste reliquiariën te versieren. De lichamen van vele Heiligen bleven in goeden staat, zooals de lichamen van Auselmus, Claudius. Edmundus, Remigius, Catharina van Bologna, Clara van Mon- faucon, Agnes van Politiauo enz. Met eer bied eu siddering beschouwt men in de kerk van Saxelu het lichaam van den h. Nicolaa? Von der Flue, dat rechtop, als eeue plotselinge verschijning, boven het altaar staat en het kost moeite onze tra nen te bedwingen als men iu de kapel van het klooster van Bologna, het lichaam der FEU ILL ET O N. 15) Vervolg.) Naar het algemeen oordeel van alle inwoners uit Kugclback zou het ongeluk door moedwil lige handen veroorzaakt zijn, doch het onder zoek dor politie dienaangaande, leidde tot geen gunstig gevolg. Zonder twijfel was het vuur in het oliemagazijn ontstaan, doeli dit lokaal werd wel met den dag, maar nooit bij nacht betreden. Hoe de vonk daar was gekomen, was en bleef voor ieder een raadsel. Holm werd door deze ramp zeer getroffen. Wel bad bij de gebouwen verzekerd, dock zeer laag en de meubelen met den voorraad, uit vrees voor de tamelijk booge premie, die men van bem eischte, waren niet verzekerd. Voorloopig betrok bij met zijn gezin eene woning van een der burgers in de stad. Ongeveer tien dagen konden er na den brand verloopen zijn, toen de spijkerfabrikant Karei Roland zooals men bem in Kugelbaeb noemde de woning van den molenaar binnentrad. Hij verwijlde er wel een uur, daarna verliet bij bet buis. door Holm tot aan de deur vergezeld en de triomfeerende, stralende blikken zijner oogen verrieden genoeg, dat bij bet doel van zijn bezoek bad bereikt. h. Catharina ziet, dat nu sinds vier eeuwen op een troon zit, zonder steun, door bran dende kaarsen omgeven, zoo deemoedig en toch iu zulk eene pracht; 't is een van die treffende t.ooneelen, welke de Kerk aau hare kinderen biedt. Dikwerf bewaart men de heilige licha men in een kristallen schrijn, zoo dat zij bestendig zichtbaar blijven, zooals b. v. in de groote Benedictijner-abdijen vau St. Uur- banus en te Einsiedelu, in welke laatstge noemde men het gebeente van den 'n. Gre- gorius, den zoon van een Augelsaksischen Koning, kan zien. In het oude klooster Larrivoux in het Bisdom Troyes, bevonden zich reliquieën van heilige lichamen, van welke men niets anders wist, dau dat zij van personen waren, die iu den roep van heiligheid stierven; nooit echter heeft men verzuimd op den eersten Mei de klokken te luiden ter gedachtonis aan den dag, waarop deze reliquieën in die kerk werden bijgezet. Toen Karei de Groote aan de kerk van Argenteuil eeue zekere reliquie vereerde, kwam deze te een uur aan en ter gedachtenis aan deze gebeurtenis werd voor taan op dit uur eeue klok geluid. Steden en kerken werden dikwijls door hare reliquieëu-schatten beroemd. Wie zou geen belang stellen in Toulouse, waar in eene ouderaardsche kerk, vele reliquieën worden bewaard! Zoo bezit Napels een grooten schat in het bloed van den h. Ja- nuarius, Milaan in liet lichaam van den h. Ambrosius; zoo bracht Luitprand, Koning der Longobardeu, iu zijne hoofdstad Pavia een kostbaren schat, toen hij in het jaar 723 onder het Pontificaat van Gregorius II het gebeente van den h. Augustiuus van de Sarazenen verkreeg en iu trinrnf naar Pavia voerde. T en Hertog Boleslaus van Polen het bericht ontving van den marteldood van zijn vriend, den h. Adel- bertus, Apostel van Pruisen, kocht hij het lijk van de heidenen en liet het op de meest eervolle wijze naar de metropolitaan- kerk in Gueseu overbrengen. Vrome pel grims uit Boheme, Duitschland en Italië trokkeu ter beevaart naar het graf van den Heilige, onder hen zelf Keizer Otto III, die met een groot aantal Ridders kwam, om op het graf van den martelaar, zijn vroegeren meester en vriend tot God te bidden. Ieder weldenkende ziet in deze daden der middeleeuwen een vasthouden aan den geest en aau de gebruiken der eerste tijden van het Christendom; ja, men prijst de daad in hooge mate van Radeguntlus, die zijne dienaars naar Jeruzalem en naar het gau- sclie Oosten zond, om reliquieën te verza melen; van den h. Germauus, Bisschop van Auxerre, die op last van een Concilie, met den h. Lupus vau Troje, in het jaar 429 De Kugelbachers stonden niet weinig ver baasd, toen zij na een paar dagen vernamen, dat Grietje van den molenaar met Roland bepaald en in allen ernst was verloofd. Ecnigen schud den bet hoofd, als wilden zijn er geen geloof aan hechten; anderen trokken stilzwijgend de schou ders op en meenden: //bij alles wat er bestaat, staat geld tocb boven aan: het geld regeert de wereld,// ofwel: //een gouden musch in de kooi is mij liever, dan een looden vink op het dak,// enz. Hadden de goede lieden den zwaren strijd gezien, dien het den molenaar gekost had, alvo rens aan Roland zijne toestemming te geven en het weenen en jammeren van het schoone Grietje, die nu eerst inzag, met welke trouwe liefde zij Albert aanhing, voorwaar, hun oordeel zou niet zoo streng zijn geweest. Grietje had op het be slissende oogenblik hare liefde geopenbaard en liern op de knieën bezworen, Albert en haar ge lukkig te maken, met de heiligste verzekering, dat zij gaarne zou willen arbeiden en ontberin gen lijden, opdat het haren vader en hare groot moeder aan niets zoude ontbreken, doch de mole naar schudde het hoofd. //Was het ongeluk voor ons niet zoo groot geweest," verzekerde hij, //dan zou ik met ge noegen uwe hand in die van Albert leggen, want al is hij ook arm, toch weegt zijn edel hart op tegen het gemis van aardsche rijkdommen. Daarenboven ben ik hem in den hoogsten graad naar Engeland ging om daar de Pelagi- aansche dwaalleer te bestrijden en bij deze gelegenheid den schrijn van den h.Alber- tus bezichtigde en eeuige aarde, welke met het bloed vau dien Heilige was gedrenkt, als een grooten schat mee naar Frankrijk nam; men verneemt met blijdschap hoe in het jaar 780 op eene groote vergadering van Vorsten en Bisschoppen te Aken een aantal kostbare reliquieën, welke de Keizer van Constantiuopel aan de kerk van die stad ten geschenke gaf, iu 't openhaar wer den tentoongesteld; en men leest met inge nomenheid dat te Senlis,op het feest van den iu de zesde eeuw gestorven h. Frambault, het volk gedurende de Hoogmis bij het Offertorium in plaats van de pateen, de kasuivel vau dien Heilige kuste, en hoe de Koningen van Frankrijk met eigen baud de reliquieën der heilige kapel op zekere dagen den volke vertoonden, zooals Koning Karei V op Goeden Vrijdag en de Hertog van Bedford in naam des Kouiugs vau Engeland eu op last van het Purlemeut iu het jaar 1423 deden. Petrarca bevond zich te Padua, toen het lichaam van den H. Antonius werd overgebracht, en hij zegt, dat hij zich ouder de talrijke menigte be vond, welke deze indrukwekkende en heer lijke plechtigheid bewonderde. De moderne wereldwijzen spreken in onze dagen wel van het bezoeken der graven van dichters, veldheeren eu vorsten, maar het komt hen niet iu de gedachte ook de graven der Heiligen te bezoeken, alsof de meuschelijke sympathie en elk begrip van eerbetoon daar ophoudt, waar sprake is van herinneringen aan jrersonen, die God eenmaal op aarde dierbaar waren en het thans in den Hemel in nog hoogere mate zijn. Ja, zonder te gewagen van alle chris telijke traditie of van de sanctie, welke God reeds iu het Oude Verbond aan de vereeriug van reliquieën gaf, bestaat er geen eerbiedwaardiger en in den besten zin van het woord, geen natuurlijker daad, dau de overblijfselen van deugdzame men- schen iu eere te houden. Als, gelijk Home rus verhaalt, de trouwe Eumeus weende, toen hij den boog van zijn vroegeren heer eu meèiter zag, waarom zou dau de staf, waarop een Martelaar leunde, toen hij naar de martelplaats ging om zijn leven Gode te offeren, in ons geen heilige en heilzame gedachten kunnen teweeg brengen. De vereeriug der Heiligen heeft, gelijk wij meeuen iu onze beschouwingen genoeg zaam en duidelijk te hebben aangetoond, het noodzakelijke gevolg, dat wij ook hunne overblijfselen, hunne reliquieën moeten ver eeren. Deze toch zijn voor ons voorwerpen van dierbare herinnering; de lichamen der Heiligen zijn tempelen Gods, waarin Hij heeft gewoond en waarin Hij de volheid verplicht, want zonder Alberts koene daad zou de arme grootmoeder een vreeselijken dood in de vlammen hebben gevonden. Doch nu bet eenmaal zoo is, kunnen wij niet anders dan met den loop der zaken rekening houden. Gij kent de wereld nog niet, lief kind, zooals ik baar ken. Met lief en leed heb ik te kampen gehad, doch gij weet niet eens boe de ontbering soms pijnlijk liet liarte aandoet. Gaarne beken ik, dat de rijkdom alleen niet genoeg onvoldoende is, iemand gelukkig te maken, doch als bij een paar de bleeke spookgestalten, kommer en ellende, den drempel overschrijden, dan is naar mijne vaste overtuiging een waar en edel geluk nog veelminder te verhopen. //Ook ik,// vervolgde bij, //ben, zoolang ik mij maar berinneren kan, ge woon, als een rijk man doortegaan, armoede zou ik niet kunnen verdragen en armoede zal ons lot worden als ik Roland zou afwijzen, liet lot beeft bet nu eenmaal zoo gewild, wij moeten ons er naar schikken!// Na een langen strijd schikte Grietje zich toch in baar lot, zjj zag genoegzaam in, dat de vader zelf onder den drang der omstandigheden leed en wilde bem als een gehoorzaam kind door bare weigering niet langer bedroeven. Haar verzoek om Albert de reden, waarom zij Roland bet ja woord gegeven bad, persoonlijk mede te deelen, werd door den vader geenszins belet, maar veeleer ondersteund; bij wist zeer goed, dat Albert bij zijne algemeen bekende rechtschapenheid. Zijner genaden heeft uitgestort, tempelen, die geheiligd en gewijd zijn door huune verbintenis met Christus in het Sacrament; zij zijn de gezegende werktuigen, waarmee en waardoor zij zoo veel goeds, heiligs en groots hebben tot stand gebracht; het zijn dezelfde lichamen, die eenmaal wonderbaar verheven, schitteren zullen als eeue zou en een voorwerp van eerbied zullen zijn, zelfs voor de Engelen. »Alzoo,« vragen wij de tegenstanders der reliquieën-vereering met den heiligen Hieronymus: »zijn wij afgoden dienaars, als wij de basilieken der Aposte len betreden? Ziju alle Bisschoppen niet alleen afgodendienaars, maar ook dwaze menscken, omdat zij eene zoo waardelooze zaak en de in stof gevallen overblijfselen in gouden en zijden omhulsels bij zich heb ben gedragen? Zijn zij dwazen, de geloo vigen van alle kerken, die de reliquieën met gejubel hebben ontvangen, als zagen zij een profeet in levenden ljjve onder hen verschijnen?® Inderdaad, degenen, die het zouden wagen op deze vragen in de verste verte bevesti gend te antwoorden, zou men voor krank zinnig moeten verklaren. »Een weinig stof,® spreekt de heilige Augustiuus, heeft zulk eene groote me nigte volks verzameld. Verborgen is de ascb, openbaar zijn de weldaden. Over weegt nu eens wat God ons in het land der levenden heeft bereid, als Hij ons reeds zoo veel heerlijks biedt iu het stof der dooden.® Te Rome worden ruim 200 vreemde Bis schoppen verwacht, om den H. Vader per soonlijk hunne gelukwenschen aau te bieden. Tegen de verscherping der Socialis tenwet in Duitschland doen zich nu reeds stemmen hooren. De nationaal-liberaleu betreuren het, dat de Regeering, vóór zjj bjj den Bondsraad eeo verscherpte wet in diende, zich niet vooraf van de stemming der partijen verzekerde. Een der bladen maakt de opmerking, dat de Regeering wellicht alleen de ver andering der wet voorstelde, om dan ten slotte, bij wijze van concessie, alleen met de verlenging der wet voor 5 iu plaats van 3 jaren, gelijk tot hiertoe gebruikelijk was, zich tevredêu te stellen. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung meldt, dat de Keizer den Staatssecretaris Graaf Herbert Vou Bismarck benoemd heeft tot werkelijken Geheimraad met den titel van Excellentie. De Heer Vigneau, rechter van in structie te Parijs, houdt zich reeds sedert een drietal weken bezig met een zeer uit- Grietje nooit tegen haren vader zou in 't harnas jagen. En hij had zich dan ook niet bedrogen. Hetgeen Albert voorheen met den hesten wil nooit zou hebben gelukt, de verloochening van zich zeiven en de onderdrukking van zijn ge voel, dit zou hij thans, al was het met een bloedend harte, doen. //Ween niet,// trooste hij het jam merende meisje, //laten wy slechts denken, dat alles slechts een schoone droom geweest is, en nu wy ons thans weder in de ruwe werke lijkheid des levens zien teruggejdaaist, moge de herinnering ons als eene blijvende scha deloosstelling zijn. Het is hard een lang ge- wcnscht geluk plotseling als een nevelbeeld te zien verdwijnen, maar ook in dit geval mag de mensck den moed en het vertrouwen op den algoeden Vader in den Hemel niet laten varen. Ook ik ondervind, wat het is, de hoop op te geven en dit is niet de eerste maal, dat deze bittere smart myne ziel aandoet, doch steeds heb ik getracht mij zeiven te overwinnen, als een heilige plicht mij gebood de kans op eene schoone toekomst te laten varen en daarom vertrouw ik, dat de goede God, ons de kracht zal verleenen, ook dit offer met geduld eu onderwerping aan zijn Goddelijken wil te kunnen dragen. Wordt vervolgd) 3K>VAisxniKniu'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1887 | | pagina 1