NIEUWE
No, 1217.
Woensdag 14 Maari 1888,
13de Jaargang.
Ruslands financiën.
B U IT E NL A !M I).
Een warwinkel.
(Slot volgt).
iRfEHSCII (811
ABOHNEMEWTSBBIJ8
Per 3 maanden voor Haarlem1 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
AfzTuderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
B IT B E A TTSt. Janstraat Haarlem.
AGITE MA BOH AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTEWTIÉB
Van 16 regels .30 Cents.
Elke regel meer 3
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentien worden uiterlgk Maandag-, Woensdag-
en Vrgdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPERS LAUREY.
Aangezien niet slechts volgens wijlen
Generaal Montecuculi, maar ook volgens
de overtuiging van nog in leven zijnde
veldkeereu, voor het voeren van oorlog op
de eerste plaats geld, op de tweede nog
maals geld en op de derde plaats wederom
geld uoodig is, kan men moeilijk het lachen
bedwingen, wanneer men de lust tot oor
logvoeren der panslavistische partij in Rus
land met den economischen en financiëelen
toestand van dat Rijk vergelijkt. De pa
pieren roebel toch heeft eene waarde, die
gebaseerd is op het crediet, 't welk Rus
land zoowel in 't binnen- als buitenland
geniet. Deze papieren roebel, die eigenlijk
eene waarde moest hebben van Dagenoeg
twee gulden, wordt thans voor 90 a 95
cents ter beurze verhandeld. Hij is derhalve
tot de helft zijner eigenlijke waarde ge
daald. Vergelijkt men met deze geringe
waarde van den papieren roebel Ruslauds
kolossale schuldenlast en neemt men in
aanmerking de moeilijkheden, welke de Rus
sische Minister van financiën elk jaar moet
overwinnen, om de verschenen interest voor
de Russische staatsschulden in goud te be
talen, dan bevangt ons eene rechtmatige
vrees als men het ontzettend verval der
financiën en den treurigeu economischen
toestand van het Rijk der Czaren aan
schouwt en daarbij denkt, dat die toestand
ongunstig werken zal op den groei en
bloei ook van andere landen.
Om de oorzaak van den achteruitgang
der Russische toestanden te verklaren, zul
len wij thans niet spreken over den eco
nomisch verkeerden maatregel, die den pa
pieren roebel deed ontstaan en zullen wij
evenmin onze lezers uitnoodigen tot het
doen van eene wandeling in het laby
rinth van de Russische financiën. Van de
abnormiteiten, welke wij dan zouden waar
nemen, zou men een lijvig boekdeel kunnen
vullen en wij zouden tot de conclusie ko
men, dat zulk een finauciëel beheer nood
zakelijk tot een staatsbankroet moet leiden.
Voor heden willen wij slechts op eenige
feiten wijzen op welker grond ieder kind,
om zoo te spreken, begrijpen kan, dat
Rusland zelf zijne financiën achteloos in
een ongelukkigen toestand heeft gebracht.
Dat Ruslauds crediet steun in het buiten
land uoodig heeft, wisten reeds alle Rus
sische Ministers van financiën, want anders
zouden zij niet sinds vijftig jaren leeniug op
leening gesloten beboen in het buitenland.
Voorts was het den Russischen Staatslieden
duidelijk dat, wanneer Rusland met die lau
den, van welke het Russische Rijk geld heeft
geleend, in vijandschap zou geraken, die
Staten ook wel hunne beurs zouden sluiten
en er dus van leeniugen geen sprake meer
kan- zijn. Deze treurige ervaring hadden
de Russen immers reeds in den Krim-oorlog
en in den laatsten Turkschen krijg opge-
F E U ILL E T O N.
6)
Vervolg
Een adres onderteekend door een macht van
lit den van allerlei stand en beiderlei kunne en
o-ericht aan den directeur der trammaatschappij
hield een verzoek in om een specialen traxu
naar de voorstad V. tot het cafe de //Klok//
b. v. 's namiddags te doen loojjen, op liet
uur, dat de meesten hun diner naar binnen
hadden gewerkt, om het dan als boa's constric
tors op hun gemak tusschen bloemen en groen
in de vrije natuur te gaan verteren.
Digels, inspecteur van den tramweg, had zich
gek gesuft om tusscken die groote menigte tram
men nog een klein trammetje te laten loopen,
dat eene beantwoording zou zijn van het adres
en een toestaan van het verzoek.
Eindelijk had hij door schuiven en herschuiven
van dienst zooveel op zooveel en bijplaatsen van
wissels, het zoover gebracht, dat hij al zou
ook het getal ongelukjes, die aan eiken tram
van eenige beteekenis nimmer zullen ontbreken,
«ene rijzing' ondergaan een dienstje vond, het-
daau, zelfs ook, een paar jaar geleden, in
de Afghaansche quaestie, toen Engeland
weigerde aan Rusland crediet te verleenen.
Een grooten steun vond Rusland toenmaals
echter steeds in Duitschland. Eene kolos
sale massa Russische obligatiëu kwamen
in handen van Duitsche kapitalisten. Men
sprak vroeger in Duitschland: Rusland is
onze nabuur, wij hebben geen quaestiën
met hem op te lossen, wij doen groote
zaken met hem voortbrengselen van
Duitsche industrie gaan naar Rusland en
grondstoffen komeu uit Rusland in het
Duitsche Rijkhet is dus verstandig, wan
neer wij Ruslauds crediet steunenen het
was ook feitelijk verstandig zoo lang in
Rusland geene vijandige maatregelen tegen
Duitschlaud werden genomen.
Doch zie, toen kwamen de met pan
slavistische deukbeelden vervulde Russische
Staatslieden ongeveer twee jaren geleden
op het idee, dat Duitschland de oorzaak
was, dat Ruslands harteweusch in Bulgarije
niet in vervulling kwam en dat Rusland
door Duitschland op politiek en economisch
gebied werd geëxploiteerd. Toen volgde er
maatregel op maatregel in Rusland tegen
de Duitsche industrie, tegen de rechten
der Duitschen in Rusland, kort en goed,
er werd in het Russische Rijk eeue ware
jacht op Duitschers gehouden. De natuur
lijke gevolgen hiervan waren, dat Rusland,
't welk zulks immers zoo wenschte, zijn
crediet in Duitschland verloor en alle
Duitsche kapitalisten zich beijverden hunne
Russische waarden zoo goed mogelijk van
de hand te doen. Rusland heeft thans door
zijue handelwijze niet alleen een duurzamen
steun van zijn staatscrediet verloren, maar
het heeft ook in Frankrijk, Engeland,
Nederland, België enz. geeue schadeloos
stelling gevonden voor het in Duitschland
verloren crediet, want alle pogingen om
eene nieuwe leeniug tot stand te brengen
in die lauden zijn mislukt en de Russische
papieren verminderen hoe langer hoe meer
in waarde.
Inderdaad, op finauciëel gebied is het
in het Rijk der Czaren alles behalve couleur
de rose. En hoe treurig zou de toestand
worden, wanneer de Noordsche kolossus
in een langdurigen oorlog werd gewikkeld.
De ellende zou dan waarlijk niet zijn te
overzien.
Volgens een gerucht, dat iutusschen nog
geeue bevestiging gevonden heeft, moet Kei
zer Frederik reeds evenals zijn vader, voor
het geval zijner ontstentenisaan Prins
Wilhelm volmacht gegeven hebben in des
Keizers plaats op te treden. Dit zou reeds
zoo geregeld zijn, toen Prins Wilhelm on
langs te San Retno was.
Met groote spanning wordt de procla
matie van den nieuwen Keizer aan het
welk dames- en heeren-adressanten tevreden zou
stellen en met den uitroep: Eureka! g'reep
hij de kruk van zijn telephoon en vroeg verbin
ding aan No 21: het kantoor van de tramweg-
maatschappjj op de lijst der telephoon-abonne—
menten.
Camille, die door de ontelbare malen, dat men
zijne diensten behoefde, eenigszins wijzer was ge
worden en daarom de slaap uit zijne oogen
trachtte te verdrijven, had een oud stuk krant
genomen dat hij natuurlijk ten onderst hoven
hield en ging daarop zitten turen; hij werd
echter daardoor nog suffer en verhond in dit
geval niet No 21 aan den seiner maar No 12
een gevaarlijke misgreep.
No 12 toch was het nommer van het politie
bureau.
Twee inspecteurs waren aanwezig, toen de
schel van de telephoon ratelde, dat het een aard
had.
Verwacht je iets, Riekter, wat kan dat
wezen?
Och wat zou het! een of ander praatje:
een schoorsteenbrandje misschien of een standje.
Een oploopje door toedoen van een paar dron
ken kerels of een in het water gevallen och,
wat zou het wezen?
volk tegemoet gezien. Van wèl ingelichte
zijde wordt nogmaals verzekerd, dat er geene
verandering zal worden gebracht in de
buitenlandsche politiek, omdat de tegen
woordige Keizer geheel met deze instemt.
Aan den Bondsraad heeft Von Bismarck
officieel medegedeeld, dat Keizer Frederik
verzekerd heeft de Rijksgrondwet in alle
opzichten te zullen handhaven.
In het antwoord op het telegram waarin
de President der Fransche Republiek zijn
leed betuigde, spreekt Keizer Frederik zijn
zeer hartelijken dank uit voor de deelneming,
hem door talrijke Franschen betoond, ter
wijl hij verder de hoop te kennen geeft,
dat er tusschen beide Rijken hartelijke be
trekkingen zullen bestaan.
Het bericht, dat de Keizer van Oostenrijk-
Hongarije voor de begrafenisplechtigheid
naar Berlijn zou komen, wordt tegenge
sproken. Daarentegen zal wel de Kroon
prins Rudolf komeu, laatstgenoemde begeleid
door de Grootvorsten Wladimir en Michael.
Teu aanzien van het vertrek van het
keizerlijke paar nit San Remo wordt het
volgende gemeld:
De Keizer, die in een regenmantel
gehuld was, en een met floers bedekten
cilinderhoed droeg, had, tot beschutting
van het kunstmatige ademhalingspijpje,
een bruinen wollen doek om den hals
geslagen. Van de autoriteiten te San Remo
nam hij zwijgend met een vriendschap-
pelijken handdruk afscheid. De trein bestoud
uit twee salonwagens, die zoodanig aan
elkaar verboudeu waren, dat men zich van
den eenen in den anderen kon begeven
zonder aan de buitenlucht blootgesteld te
zijn; verder uit eenige slaapwagens voor
het gevolg, enz. In den eersten salonwagen
bevond zich het keizerlijke paar met den
wachtbebbenden dokter, terwijl de andere
doctoren zich in den tweeden bevonden. De
wagen was geheel als ziekenkamer ingericht.
Dr. Mackenzie bevestigt wel is waar, dat
er zich dezer dagen weder kleine gezwellen
in het strottenhoofd hebben vertoond, maar
het hoesten en opgeven zijn merkbaar
minder, en de algemeeue toestand, is, bij
goeden eetlust, duidelijk krachtiger.
Door den Pruisischen Minister van Oor
log is de volgende dagorder aan de officie
ren en ambtenaren van het Ministerie van
Oorlog gericht:
»Het bedroevend bericht van het over
lijden van den beminden Keizer en Koning
zal den Officiereu en Ambtenaren wel reeds
bekend zijn: Nevens het gevoel van diepe
droefheid worden wij beheerscht door ge
voelens van dankbaarneid voor de onafge
broken minzaamheid des overledenen. Wij
kunnen aan deze dankbaarheid niet beter
uitdrukking geven, dan dat wij de thans
tot de Regeering geroepen Majesteit. Ko
ning Frederik III van Pruisen, met gelijke
toewijding en plichtbesef dienen als den
ontslapen vader.
Richter plaatste zich aan de telephoon en
seinde dat men present was.
Dra hoorde men duidelijk in het bureau:
Kom dadelijk, tram V. De Klok ge
vonden!
De beide inspecteurs keken elkander verwon
derd aan, toen juist de commissaris binnentrad.
Men had van gene zijde de verbinding reeds
afgebroken.
Wat dat is? sprak de commissaris, wel
dat begrijp ik best, en 't is geen gekheid ook;
ga dadelijk Biehter, zonder tijd te verliezen met
de tram mee, of liever we gaan allen en zullen
eene goede versterking meenemen. Wij gaan naar
de //Klok//, wij zullen daar zeker den hoofdagent
Maure die zal wel geseind hebben vinden
en vragen zoo noodig nog hulp aan den Bur
gemeester der voorstad, want in den omtrek
van dat koffiehuis moet zich eene geheime ver
zamelplaats van dynamiet bevinden en die
beeft hij bepaald gevonden.
De inspecteurs vonden die veronderstelling
wel wat gewaagd, doch gehoorzaamden aan hun
superieur en een kwartier later tramde bet po
litiepersoneel naar Vterwijl de in
specteur der tramlijnen, Digels, zijn chef met
ongeduld zat te wachten.
De overbrenging; van het lijk van Keizer
Wilhelm naar den Dom heeft gisteren (Maan
dag) plaats gehad; gedurende de daarop
volgende drie dageu zal het lijk aldaar iD
het openbaar op den katafalk op plechtige
wijze tentoongesteld zijn, terwijl Vrijdag
of Zaterdag de bijzetting in het koninklijk
mausoleum zal plaats hebben.
Eergisteren gedurende den ganscheu dag
verdrong zich aan het bureau van den
keizerlijken Hofmaarschalk reeds eeue dichte
menigte, in de hoop toegangsbewijzen voor
den Dom te ontvangen. Naast den ingang
was echter een groot biljet geplakt, mel
dende, dat die bewijzen nog niet konden
afore.reven worden.
Na de gebruikelijke wisseling van tele
grammen, het overlijden des Keizers mel
dende en de deelneming in dit verlies be
tuigende, zijn er Vrijdag-namiddag tusschen
Keizer Friedrich en Prins Luitpold, Regent
van Beiereu. de volgende telegrammen ge
wisseld. Laatstgenoemde ontving uit San
Remo de volgende dépêche:
»In het oogenblik van de diepste smart
wegens het verlies, dat ik celeden heb,
vertrouw ik op uwe vriendschap bij de
zware zorgen, welke thans op mij overgaan.
Friedrich.
De Prins-Regent antwoordde onmiddel
lijk:
»Diep getroffeu door uw zoo roerend
telegram, is het mij eene dringende be
hoefte, u en jler Keizerin mijne innigste
deelneming in het onherstelbaar verlies te
betuigen en u te verzoeken, uwe trouwe
vriendschap te doen voortduren.
De particuliere nalatenschap des Keizers
wordt op 60 a 70 millioen Mark geschat.
De bewijzen van droefheid en deelneming
verminderen niet; integendeel, zij nemen
zulk een omvang aan en de telegraphsche
en geschreven adressen van leedbetuiging
zijn zoo talrijk, dat voor het oogenblik
eene schifting onmogelijk is en deze tot
later moet worden uitgesteld. Grootsch in
werkelijkheid zijn de vele bewijzen van
deelneming van openbare personen en licha
men uit Weenen enz.
In de straten van Berlijn vertoont zich
niemand zonder uiterlgk teeken*van rouw
de meergegoeden zijn allen in het zwart
gekleed, de dames in rouwkleeding, terwijl
de armeren en alle kinderen rouwrosetten
dragen.
Eergisteren werd in de straten van Parijs
eene door en door gemeene, vuile illustratie
op den dood van Keizer Wilhelm rondge
vent. De Ministerraad heeft dadelijk besloten
de exemplaren van dat schandelijke werk der
drukpers in beslag te doen nemen, waartoe
aan de justitie last is verstrekt, en de uit
gevers en verspreiders gerechtelijk te ver
volgen.
De Minister van buitenlandsche zaken
heeft zijne verontwaardiging over deze laag
heid te kennen gegeven en verklaard, dat
Eindelijk stond Morpheus gereed den armen
Camille onverbiddelijk in zijne armen te druk
ken om hem niet spoedig weer los te laten,
toen op eens en nu van twee kanten de tele-
phoonschel werd geroerd. Nog even had Camille
besef de heide reelameerende nommersaan
elkander te verbinden, toen de slaap hem over
mande en hem vlak voor zijne wapens neerwierp.
Dokter Vos was op weg naar Café Suisse,
waar hij den oom van zijn hypochondrisclien
patiënt hoopte aan te treffen, doch kon niet
nalaten even bij den patiënt zelf, wiens huis in
de O. gelegen was, aan te loopen, daar hij een
innig medelijden met den man gevoelde, die
hem wel verveeld had met zijne ingebeelde
kwalen, doch anders zoo kwaad niet was
dan kon hij diens oom en voogd beter inlichten
en hem zachtjes voorbereiden op den slag, die
hem treffen zou want hij wist het, oom hield
veel van den dwazen hypochondrist.
Hoe verwonderd stond hij echter te kijken,
toen hij van zijn patiënt vernam, dat deze den
gelieelen avond de telephoonkruk niet had
aangeroerd en hem gezond naar lijf en hersens
aantrof.