NIEUWE
No, 1228.
Woensdag 11 April 1888.
13de Jaargang.
Niet deelnemen.
BUITEN LAM 8).
Wordt vervolgd.)
ABOHHEMEHTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
AfzDnderijjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA HOW AGITATE.
COGIAIT.
PRIJS DEB ADVERTEWTIÊH
Van I6 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrij dag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPERS k LAUREY.
Men weet, dat de Fransche Regeering
»ter meerdere verheerlijkingvan het feest,
hetwelk men in 1889 hoopt te vieren als
herinnering aan de groote omwenteling
van 1783, eeue wereldtentoonstelling wil
houden.
Feitelijk is het plan reeds mislukt. De
wereld wil niets van die expositie weten.
En dat vinden wij maar goed ook. Er be
staat toch al bitter weinig reden om in
genomen te zijn met de groote revolutie.
Zij toch heeft iu Europa alles op losse schroe
ven gesteld.
Het spreekt wel van zelf, dat de keeren
revolutionnaireu daar gatisch anders over
denken. Die heeren gelooven, dat met de
dagen van 1783 een nieuw tijdperk van
glorie voor Frankrijk aanbrak. Veel verder
gaan zij niet; zij beweren, dat gausch Euro
pa, ja, geheel de wereld, door die omwen
teling gelukkig is gemaakt.
Onzinniger denkbeeld, dan die vergoding
van eene politieke gebeurtenis, die de
grootste ellende over de volken bracht,
kon wel niet in eenig meuschelijk brein
rijzen.
Wij komen trouwens hoe langer lioe
meer tot de overtuiging, dat het «revolu-
tionnarisme« eeue ziekte is des geestes, van
soortgelijke natuur als die zich ook wel
lichamelijk onder de dieren vertoont. Wel
licht waren zjj het meest juist met de
veepest te vergelijken. Besmettelijk is zij
zeker; alleen wanneer men vervuld is met
liefde en eerbied voor deu godsdienst kan
men bijna onvatbaar gerekend worden voor
de kiemen van besmetting, welke door de
aanraking met het besmette voorwerp, bij
zwakke zielen worden gelegd. Geheel be
veiligd is men dan alleen, als de leer des
Christendoms waarlijk leven werd iu de ziel.
De omwenteling is toch, in deu grond
der zaak, de ontkenning van God, als
persoonlijk wezen. Daarin geheel gelijk aan
de modernen van onzen tijd, vertreden de
revolutionnairen het hoogere. De persoon
lijke God werd afgeschaft verklaard (men
huivert bij de enkele gedachte) doch later
weder ingevoerd, toen men het langer niet
kou ontkennen, dat het volk, van God
beroofd, verdierlijkte.
Zoo is het ook. De revolution naire be
grippen voeren tot verdierlijking. De dieren
worden in deze hoogverlichts eeuw feitelijk
tot menscheu gepromoveerd en de menschen
tot dieren gedegradeerd.
Alle verhoudingen worden veranderd. Dit
kan wel niet anders, daar de revolutie van
1783 nieuwe beginselen (om dat woord eens
te misbruiken) iu de samenleving bracht.
Het beginsel der omwenteling was de ont
kenning van de hoogere bron van het ge
zag. Alle gezag is uit den mensch, zoo
decreteerden de omwentelingsgezinde^ alle
macht komt van God, dat gelooft de
Christen.
Geheel iu overeenstemming met dat god
deloos karakter der revolutie, hebben hare
volgelingen het bizonder op deKerk voorzien.
FEUILLETON.
De dochter van den Rector.
1) Vervolg
Hoewel Grace een vreemd meisje was, die
erom kon pruilen en huilen, dat zij met naar
het bal kon gaan omdat haar japonnetje met bij
tijds gereed was, was zij tevens hooghartig en
dapper.
Wellicht had zij dat voorrecht aan hare lm-
gelselie opvoeding te danken. Deze toch heeft,
ernstig, mannelijk en krachtig als zij is, ook hare
goede zijde. Immers eene jonge dame, die zon
der schroom te paard over sloten en heggen
springt en er aan gewoon is zonder zich
te vermoeien wandelingen van een paar uurtjes
te maken, kan niet maar zoo voetstoots aanne
men, dat er spoken uit de graven opstaan om
des avonds tegen negen uur aan de poort der
pastorie van een anglikaanscken predikant te
komen hellen.
Tegen de Katholieke Kerk mag alles
worden ondernomen; zij is de gehoonde, de
vervolgde, de martelares. Doch juist door
die onophoudelijke vervolging, blinkt, zij te
schitterender uit. Haar lijdensweg wordt
hier een pad van nieuwe heerlijkheid. W at
zouden menschen ook vermogen tegenover
baar, van welke de Godmensch, scheidende
van deze aarde, beloofde: Ik zal met haar
zijn tot de voleinding der eeuwen.
Vrees voor het niet behalen van den
triumf op deze aarde bestaat voor de Kerk
niet, doch daarom mogen de geloovigen
niet heulen met de ongerechtigheid. De
omwenteling nu is de ongerechtigheid, om
dat zij de macht en de majesteit Gods
ontkent.
Aan het feest vau de verheerlijking der
revolutie mag dan ook door geen geloovig
Christen worden deelgenomen.
Opmerkelijk is de eenstemmigheid, met
welke de onderscheiden Staten in Europa
zich verre houden van die expositie, die be
stemd is om de glorie van het omwente-
lingsfeest te verhoogeu. Alle monarchale
Staten begrijpen, dat het voor hen geen
pas geeft, een regeeringsvorui te helpen
verheerlijken, waartegen hun bestaau een
levend protest is. Het zou dan ook een
vreemden indruk maken als Koningen en
Vorsten aan eene periode iu de geschiedenis
van Frankrijk hulde brachten, waavin een
Koning en eeue Koningin gruwelijk werden
vermoord
Vrij moge dan de nieuwe Fransche Mi
nister-President een beroep doen op alle
beschaafde natiën, om aan de revolutie-
feesten deel te nemen. Vrij moge men te
Parijs een toren der industrie bouwen,
welks top zich schier tot iu de wolkeu
verheft; bij dezen toren vau Babel toch is de
plaats niet van eenig volk, dat nog knielt
voor den God der Openbaring en 't welk ge
looft, dat alle macht vau[ God is gesteld.
Ook de Nederlandsche Regeeriug heeft
niet officieel willen meedoen. Dat belette
niet, dat eenige liefhebbers van comtnissiën
zich vereenigdeu tot eene consortium voor
de Parijsche tentoonstelling. Misschien zul
len er ook wel lieden gevonden worden,
die, belust op eeue medaille, zich zullen
laten vinden om naar de Parijsche ten
toonstelling voorwerpen te zenden. Onze
lezers weuschen wij voor dat meedoen aan
eene expositie, welke zulk een afkeurens
waardig politiek doel beoogt, met ernst te
waarschuwen.
Tegen de Fransche natie, met haar heerlijk
verleden, hebben wij niet alleen geen be
zwaar, doch wij hebben haar zelfs lief.
Alleen van de revolutionnairen onder de
Frauschen zijn wij afkeerig. Maar wij ge
looven, dat, te beginnen reeds met de groote
omweuteling, de revolutie-geziuden de min
derheid uitmaakt. De meerderheid gedroeg
zich te lijdelijk. Bedriegen wij ons niet,
dan gaat Frankrijk een beteren toestand
tegemoet. Zeer lang zal.J die gewenschte
verandering niet uitblijven, want de toe
standen worden in Frankrijk onhoudbaar.
In afwachtiog van de door alle ware
Met den wensch derhalve om zoo spoedig
mogelijk te weten welke onverwachte verschijning
den ouden Ambrosius zulk een schrik op het
lijf had gejaazd en van plan hem daarover eens
recht hartelijk uit te lachen, liep zij vlug door
de vestibule en de laan, zonder zich den tijd
te gunnen een doek of mantel om te slaan; zij
snelde zoo vlug over het voetpad, dat anders
met zand bestrooid, thans met eene dikke laag
sneeuw bedekt was, dat zij nog tijdig genoeg
aan den hoofdingang kwam om te hooren, dat
een der gewaande geesten op zachten en onbe-
schroomden toon tot den tuinman zeide:
//Schrik niet voor ons, goede man. In plaats
van kwaad in den zin te hebben, komen wij
hulp en een schuilplaats van u vragen. Wel is
waar zijn wij vreemdelingen maar daarom geene
vijanden. Wij zijn een paar arme Zusters, die
een langen weg hebben afgelegd en in deze
onbekende streek zijn verdwaald. Wij zijn ver
hier vandaan gekomen.//
Deze woorden werden in t Engelsch, hoewel
met eenigszins vreemden tongval gesproken, maar
op een toon zoo eenvoudig en zoo innemend,
vrienden van Frankrijk zoo zeer verlangde
terugkeer tot het koningschap, dat zal wor
den hersteld als alle andere volksleiders
fiasco hebben gemaakt, moeten wij gods
dienstige en koningsgezinde landgenooten
aanraden door onthouding van die revo-
lutionnaire feesten ten sterkste te protes
teeren tegen de Fransche Republiek, met
haar verderfelijk beginsel, haar godsdienst
haat en hare kerkvervolging. Als Christenen
mogen wij geen gemeenschap hebben met
de werken der duisternis.
In de Vossitclie Zeitung schrijft een vak
man over de tegenwoordige groote over-
stroomingeu: De Duitsche waterbouwkun
digen zullen voortaan naar Holland moeten
gaan, om te leeren hoe men dijken boawen
moet, die hoog water en aandrang van ijs
weerstaan en aldus het aangrenzende laud
beschermen. Terwijl wij aan deu Duitscben
midden- en boveu-Rijn in de laatste 20
jaren veel van overstroomicgen te lijden
hadden, is in Holland, waaraan wij dan
toch wel ons hoogwater nog vermeerderd
toezenden, nauwelijks een enkele dijk ge
broken, noch een polder overstroomd ge
worden! Wel hebben onze naburen veel
geld te betalen gehad, maar daarvoor dan
ook hunne veiligheid verkregen.
De Minister van Binuenlaudscbe Zaken,
de Heer Yon Puttkamer, heeft na zijne
terugkomst uit de door de overstrooming
geteisterde landstreek, confereutiën gehad
met den Rijkskauselier en den Minister vau
Fiuanciën en zal door den Keizer ontvangen
worden om Z. M. uitvoerige berichten om
trent den treurigen toestand, waarvan hij
ooggetuige is geweest, te geven en dien
aangaande de noodige bevelen van den Keizer
te ontvangen.
Langs den Boven-Weichsel en de Nogat
begint de toestand te verbeteren. Zoowel
uit Thorn als uit Kulm wordt gemeld, dat
de waterstand blijft dalen. Ook bij Dirschau
en Pieckel begint het water te vallen. Te
Graudenz werden reeds toebereidselen ge
maakt om den spoorwegdienst op Dautzig
te hervatten. Te Mariënburg, alwaar het
water den 3den dezer zijn hoogsten staud
had bereikt en de opstopping van het ijs
zich naar beneden had verplaatst, is sinds
dien dag het water blijven vallen. In het
Elbinger laagland is het gevaar grooten-
deels geweken, doordien de loop van het
water zich heeft verdeeld, waardoor de vloed
zich aanvankelijk wel uitbreidde, maar toch
de staud begou te dalen. Blijkens de laatste
berichten van daar liep het water nu ge
regeld in de Elbing af. Deze is geheel vrp
vau ijs; zoo ook het Haf zeewaarts tot
Frauenburg, van waar het evenwel dage
lijks meer naar zee wegdrijft. Men ver
wachtte, dat de stoomvaart van Elbing op
Pillau binnen een paar dagen zou kunnen
worden hervat.
De particuliere milddadigheid heeft reeds
veel er toe bijgebracht deu nood van de
bevolking te lenigen, maar de tot nu in-
dat men aanstonds gevoelde, dat zoo'n zachte en
vriendelijke stem gewoon was de taal der ver
troosting en des geberls te spreken. Ambrosius
was toen hij dit hoorde, geheel verbazing en
hield zich, zonder te weten wat hij moest ant
woorden, aan het hek vast, toen Grace, bjjna
huiten adem, kwam aanloopen. Zij boog zich
voorover om beter te zien, en bemerkte toen
voor zich uit twee donkere, rijzige gedaanten.
In de laag afhangende zwarte mantels, en de
witte, vreemd omgebogen kappen, herkende zij
twee katholieke Liefdezusters, nederige dochters
van den H. Vicentius. Wel is waar had ze die
Zusterkens der armen nooit in haar leven ont
moet., maar toch haar beeld zoo dikwijls in albums
en illustration aanschouwd, dat ze haar volstrekt
niet onbekend voorkwamen.
De zusters waren daar met haar heiden, des
nachts in den sneeuwjacht, op den grooten weg.
Eene van haar sprak niet; zij had moeite zich op
de been te houden en leunde bij na machteloos
op hare gezellin, hare sterkere en liefdevolle
Zuster.
Een lichtstraal uit de lantaarn van Ambro-
gekomen geldelijke bedragen vermochten
slechts in deu eersten nood te voorzien.
Ofschoon men hoopt, dat nog vele par
ticuliere giften zullen inkomen, verwacht
men toch eene meer afdoende hulp van
Staatswege en dat spoedig eene wetsvoor
stel, betreffende het verleeuen van hulp aan
de slachtoffers van den watersnood, zal tot
stand komen en dit onmiddellijk na den
aanvang der zitting van de Pruisische Ka
mer vau Afgevaardigden, moge worden in-
Yolgens berichten uit Charlottenburg
heeft de Keizer een nieuw onderzoek aan
het strottenhoofd oudergaan. Hiertoe was
Prof. Esmarch overgekomen, die na zijn
onderzoek een langdurig consult met Dr.
Mackenzie heeft gehad, waarvan de uitslag
gunstig mocht heeten. Gevaarlijke verdere
aanwoekeringen iu de keel, waarvoor men
na de insnijding op de luchtpijp bevreesd
was, hebben niet plaats gehad. Overigens
komen alle berichten hierin overeen, dat
de toestand des Keizers vrij wel bevredi
gend bleef.
Als eeD blijk van de groote zorg, die de
Keizerin voor het welzijn vau haren Ge
maal in acht neemt en tevens als een
staaltje van hare eenvoudigheid, meldt het
Berliner Tagellatt het volgende:
Voor de verwarming van de vertrekken
in het slot te Charlottenburg zijn verschei
dene lieden tijdelijk in dienst genomen.
Toen nu eenige dagen geleden twee hunner
in den vroegen morgen bezig waren met
aanleggen vau de kachel in de studeerka
mer van den Keizer, trad onverwachts
het was nog geen zeven uur, de Keizerin
binnen, zag het werk dezer lieden aau en
toen dezen zich beschroomd wilden ver
wijderen, bukte H. M. zich en wierp zelf
nog eenige blokken hout in de kachel.
Aangaande de Bismarck-crisis brengen de
Duitsche dagbladen geen bizonder nieuws.
Sommige dagbladen, zooals de Konservative
Correspondenz en het Berliner lageblatt, mee-
nen, dat het plan van een huwelijk tusscheu
des Keizers tweede dochter, Prinses Victoria,
en den gewezen Vorst van Bulgarije, Prins
Alexander van Battenberg, eigenlijk slechts
eeu voorwendsel is, en geheel andere, veel
dieper liggende verschillen op het gebied
der biuueulandsche politiek aan het conflict
ten grondslag liggen. Of daarbij de positie
van Kroonprins Wilhelm, een vervangen
van den Minister Vou Puttkamer, of andere
persoonlijke of begiusel-quaesties betrokken
zijn, dit kunnen zij wel niet zeggen, maar
zij houden vol, dat de kern der crisis niet
in de buiten-, maar in de binnenlandsche
politiek moet worden gezocht. Andere dag
bladen, zooals de National- en de Vossische
Zeitungoutkenuen dit ten sterkste, en ver
klaren, dat de crisis, voor het oogonblik
althans, voorbij is. Het laatstgenoemde blad
betoogt tevens, hoe weinig men in sym-
phatie met des Kanseliers welbekende ziens
wijze, hoe weinig men in het welbegrepen
belang van Keizer en Rijk handelt, door
zoo maar dadelijk van een conflict tusscheu
deu Keizer en den Rijkskanselier te reppen,
sius viel juist op het gelaat van deze laatste
en verlichtte aldus een voorhoofd zoo helder en
rein, een zoo vriendelijk glimlachenden mond en
zoo frisscke, volle, rooskleurige wangen en bovenal
een paar bruine vriendelijk stralende oogen,
dat Grace de schouders ophaalde en zich ver
baasd afvroeg hoe 't mogelijk was dat die domme
Ambrosius voor zoo iets bang kon worden. Met
de eene hand ontnam zij hem de lantaarn en
de andere met hartelijke genegenheid naar de
beide reizigsters uitstrekkende, zeide zij:
Komt binnen dames! komt binnen, mijne Zus
ters! geeft geen acht, bid ik u, op 't geen die arme
man zegt. Ziet ge, in onze streken zijn katho
lieke, geestelijke Zustors, als gij, onbekend. Inge
dut in het hoekje van den haard heeft de een
voudige Ambrosius van kindersprookjes gedroomd.
Maar, op mijn leeftijd gelooft men niet meer
aan spoken, niet waar? En zoo onkundig en
ondankbaar zijn wij hier in 'Engeland niet, dat
wij de Dochters van den H. Vincentiusniet zou
den kennen.