NIEUWE
No. 1248.
Zondag 3 Jnnl 1888.
13de Jaargang.
Elzas-Lotharingen.
BU1TEMLAN 1).
B I M E i\ L A N D.
i
Het mes van den strooper.
RAARHHHSCRE COURANT.
ABOSHEMBST8PB IJS
Per 3 maanden voor Haarlem1 0.85
Voor de overige plaatsen in Nederland Ir. p. p. 1.10
Voor het Buitenland 1,80
Afzinderljjke Nummers0,06
Dit blad verschjjut
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
AOITE MA HOH AGITATE.
PRIJS DER ADVEBTEITTIÉH
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Adverteutiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPEES LAUÏEÏ.
Men heeft dezer dagen te Berlijn weder
eeu nieuwen maatregel tegen het Rijkslaud
genomen. Het passeustèlsel is ontzettend
verzwaard. Den vreemdelingen worden al
lerlei bezwaren in den weg gelegd om Elzas-
Lothariugen binnen te treden.
Volgeus de voorstelling, welke men te
Berlijn van de zaak geeft, werd de nieuwe
verordeuiug noodig omdat van Frankrijk
uit, allerlei intriges worden gebruikt ten
einde de bevolking van het Rijkslaud tegen
Duitschlaud op te hitsen. Er zou eene be
paalde coalitie bestaan, welke zich ten doel
stelt het vuur van het verzet tegen Duitsch-
land aan te blazen.
Wat ons aangaat, wij gdooven, dat men
in Berlijn partijdig gezind is jegens Frank
rijk en iu die stemming de zaken veel duis
terder iuziet, dan door de feiten wordt ge
rechtvaardigd. Men gaat van Duitsche zijde
zelfs zoo ver van te beweren, dat de Fran-
sche Regeering officieus aan de samenzwe
rende coalitie deelneemt.
En nu zal ieder bij eeuig nadenken toch
wel beseffen, dat dit wel niet zoo zal zijn,
daar zulke machination ten slotte aan het
daglicht treden.
Aangenomen echter, dat de Berljjnsche
voorstelling der zaak de juiste is, wat wordt
daardoor dan bewezen?
Dal alle officieuze verhalen omtrent het
wortel schieten van het Duitsche gezag
in aeu Elzas-Lotharingscheu bodem on
waar ziju.
Trouwens dat is van onpartijdige zijde
reeds dikwerf verklaard en bevestigd. Het
kan ook toch niet anders. De echte Frau-
sche bevolking iu het Rijksland zal ni6t,
althans met de nu levende generatie, met
ée Duitsche Regeering worden verzoend.
Bij vele gelegenheden bleek, dat de eigen
lijke iugezeteoen van Elzas-Lotharingen
nog iuuig aan Frankrijk zijn gehecht. Toen
indertijd Keizer Wilhelm een bezoek aan
het Rjjksland bracht, werden de claqueurs
vooruit gezonden, die trachtten ouder de
populatie geestdrift te verwekken.
Het gejuich moest betaald worden. Had de
Keizer de zaak objectief kunnen beschou
wen, dan zou hij die koele houding der be
volking hebben moeten toejuichen. Of wat
deden de Duifschers, die door Keizer Na
poleon I onder Fransche heerschappij wer
den gebracht, al bleef dan quasi hunue zelf
standigheid gered?
Zij droegen, voor zoover zij door de hof
gunsten uiet werden bedwelmd, hun toestand
in rouwe en smart. Nauwelijks ontstond
de kans op bevrijding; of zij wierpen het
juk met uitbundige blijdschap af. En nu
wordt wel door de Duitschers beweerd, dat
FEU1LLETO N.
Eene Véluwsche novelle
2) Vervolg
Dientje! roept Hendrik verrast. Dat
treft dan bestl
Wat zie jeer zoo kniesoorig uit, Hendrik?
Ben je niet goed te pas?
Wel zeker, best! alleen.... het maalt me
in het hoofd, dat die Krel verkeer met je zoekt
en de haas het leukweg toelaat.
Daarom wil ik het nog niet! zegt
Dientje, met minachting de schouders ophalende,
daar... mijne hand erop.
Je bent dan eene beste! roept Hendrik,
terwijl hij met schitterende oogen de aangebo
den hand drukt. Als het wat wil, ben ik
zelf binnen het halfjaar zoo ver, dat ik dien
lap grond van Berkels kan koopen. Dan verbouw
ik zelf groenten en maak ik je de huisvrouw
van tuinbaas Klapper. Wat blief je?
En waar haal je dan het geld vandaan
voor dien lap grond? vraagt Dientje verbaasd
en verheugd. Je moeder zegt me nog daareven,
dat ze het niet heeft.
Als ik het maar heb! antwoordt Hen
drik, terwijl hij zich met de hand langs het
klamme voorhoofd strjjkt en haar vriendelijk
een groot gedeelte van Elzas-Lotharingen
zuiver Duitscb grondgebied is en dat de be
volking, welke er op leeft, Duitschgeziud
is, maar die redeneering strijdt met de feiten.
Als het toch werkelijk zoo ware, dan
zou Duitschlaud niet zulke ontzettende grens-
maatregelen behoeven te nemen; het zou
dus vertrouwen kunuen stelleu in de be
woners. Eene gemeenschap van eenwen heeft
echter de bevolking van Elzas-Lotharingen
eeu doen worden met Frankrijk. De Fransche
geest heeft echter niet altijd tot zegen dei-
populatie iu de harten der burgers geze
gevierd.
Wat kan Duitschland daar tegen doen?
Vervolgingen baten niet. Men kan iemand
iu de gevangenis zetten, doch daardoor ver
andert zijne zienswijze geenszins. Verbannen,
dat is het groote paardenmiddel; doch daar
door wordt zeker ook het land ontvolkt.
Misschien wil Duitschland dat ten slotte
wel om dan Duitschers te kunnen impor
teerenmaar is dat verstandig?
Wij gelooven het niet. De volkomeue ont
volking is onbereikbaar, en als er maar
eene zeer kleine groep Frauscben overblijft,
zal in die fractie de haat jegens de over
weldigers een droevig toppunt bereiken.
Duitschland heeft er dus bepaald belang
bij, dan in Elzas-Lotharingen het Fransche
element niet of bijna niet verdwijne. De
beste politieke wijsheid zou dus, volgens
onze overtuiging, voor Duitschland zijn om
de Fransche bevolking met Duitschlaud te
verzoenen.
Er was eeu tjjd, dat het scheen alsof liet
daartoe zou komeu. Dat was ouder het be
stuur van Baron Von Manteuffel. Toen die
Staatsman (bij bereikte een hoogeu ouder
dom eu stierf voor de belangen van Duitsch
land eu het Rijksland toch nog wat te vroeg)
Stadhouder was van Elzas-Lotharingen,
werd daar de geest langzamerhand beter;
er heerschte in elk geval eene welwillend
heid tusschen de Regeering en deFransch-
geziuden, welke een aangenamen indruk
teweeg bracht. Iucideuten als na zijn aftre
den aan de gieuzen plaats grepen eu waar
over zooveel te doen was, wareu onder zjju
bestuur niet aan de orde van den dag.
Der onverzoenlijke partij in Duitschlaud
was Vou Manteuffel dan ook eeu doorn iu
het oog. Zij deed alles om hem het leven
moeilijk te maken. De liberalen werkten
daar krachtig toe mee. De persoonlijke wil
en invloed vau Keizer Wilhelm, die bizon-
der op Vou Manteuffel gesteld was, belette
dat men hem tot aftreden noopte.
De tegenwoordige Stadhouder, Prins IIo-
henlohe, is een gewillig werktuig in de
handen der onverzoenlijkeu. Elzas-Lotha
ringen wordt geheel behandeld als eeu over
wonnen land. De vrijheid wordt op allerlei
aanziet. Plotseling verduistert echter zijn blik
en wordt schichtig. Twee veldwachters gaan hem
rakelings voorbjj.
Zijn ze nog niet gepakt? vraagt Dientje
in antwoord op het lachend knikje van een
dezer heeren.
Neen, maar we weten toch al me. r!
Jawel, spot Dientje zooals laatst,
maar dat is altijd een beetje te weinig, niet?
- Dat zul je morgen niet meer zeggen!
De veldwachters zijn al buiten het gehoor.
Nu heb ik een vol uur verpraat zegt
Dientje, zonder er zich blijkbaar veel om te
bekommeren. Kom je van avond nog eens
langs, Hendrik?
Zeker.
Dan weetje mij zeker ook te vertellen, of ze
die stroopers gepakt hebben. Ik denk, ze zijn
de politie te slim af, en jij?
Het antwoord blijft achterwege. Hendriks keel
is als toegeschroefdhij oogt het vlugge
Dientje werktuiglijk na en staat duizend angsten
uit. „De politie wist al meer!// Wat wist ze?
Had ze mogelijk den verwonden schaapherder
ontdekt? In zjjne wanhoop en verwarring slaat
Hendrik den verkeerden weg in en vindt een
kameraad eneene vergunning. Zoo vloeide
ook nu bij hem het éene kwaad voort uit het
andere-, want voor het eerst zag zijn verschrikte
vader hem een uur later zwaaien over den weg.
III
Er werd in het dorp zeer verschillend gespro-
wijzeu aan baudeu gelegd. Natuurlijk blij
ven de gevolgen daarvan niet uit. De voor
laatste verkiezingen van deu Rijksdag wareu
zeer ongunstig voor de Regeering. De jong
ste stenibuskeuzeu waren wel iets beter
voor het Gouvernement, doch dia uitkomst
werd verkregeu door het bezigen van dwang,
welke bepaald ongehoord moet genoemd
worden.
Men kon dan ook tot geene andere slot
som komen dan dat Duitschland niet ver
standig handelde toen het van Frankrijk
nog meer vroeg dan eenige milliarden en
de slechting van Metz en Straatsburg.
De militaire partij (zoo heeft Von Bis
marck meermaleu verzekerd) dwong den
Rijkskauselier Elzas-Lothariugeu te au-
nexeeren.
Tegenover die bewering mag gevraagd
worden, of de Staatsman Von Bismarck
niet wijzer had moeten zijn dan de Veld
heer Von Moltke? De wijsheid der slagvel
den is eene andere dan die der Kabinetten.
Gedane zaken echter nemen geen keer.
Wij gelooven niet, dat Duitschland ooit
vrijwillig het Rijksland aan Frankrijk zal
terug geven. Alleeu als resultaat vau een
oorlog, die ongelukkig voor Duitschland
uitviel, zou men te Berliju wel moeten los
laten, wat men niet meer houden kon. Zal
het echter ooit zoo ver komen?
Zeker niet zoolang het tegenwoordige
republikeiuscbe wanbestuur aan het bewind
is. De republikeinen warmen anderen wel
op, maar blijven zeiven zeer koud; over
bet algemeen zijn de Franscheu betere chau-
vinisteu dan standhoudende militairen.
Duitschland zal dus voorloopig iu het
bezit blijven van Elza> -Lotharingen. Met
die historische werkelijkheid moet de be
volking van het Rijkslaud rekening houden.
Bleef Keizer Frederik in het leven, dan
zouden wij hopen, dat de politiek van Von
Manteuffel weder in eere iu Elzas-Lotha
ringen zou komen. Mocht zijne kwaal on
geneeslijk blijken en hij alzoo spoedig kroon
en schepter moeten nederleggen aan de
poorten des doods, dan zouden wij de toe
komst van het Rijksland donker inzien,
teuzij gebeure, wat wij uiet verwachten,
dat de nieuwe oorlog aan Frankrijk de
overwinning schonk.
De Heer Windhorst, die jl. Maandag zijn
gouden bruiloft vierde, heeft bij die gele
genheid meer dan achthonderd telegra-
phische gelukwenschen ontvangen. Het Cen
trum heeft hem een gouden Monstrans ge
schonken. Er zijn te zijuer eere verscheiden
stichtingen vastgesteld. Z. H. de Paus zond
hem zijn zegen. Er kwamen hem tal van
ken over de bedenkelijke nachtelijke gebeurtenis.
De liefhebbers van de jacht hoopten van harte,
dat de brutale wilddieven hunne straf niet zouden
ontkomen; het was God geklaagd, zooals er te
genwoordig geleefd werd met de jachtwet hier
en overal, en men zou ook weldra zelfs geen
haas meer onder het schot kunnen krijgen; de
boeren aten ze eenvoudig op. Anderen, minder
jachtgezind, haalden glimlachend de schouders
op en vonden het nog zoo erg niet, dat men
een hert kaapte, als het de kool kwam opvreten
en den tuin vernielen van den armen dagloo-
ner. Ze moesten zich echter gewonnen geven
voor het feit, dat de arme daglooners het wild
niet in hun tuin, maar in het bosch hadden
verrast, en de verzachtende omstandigheden dus
buiten sprake konden blijven. Deze meening
behield dan ook verreweg de overhand; zelfs de
huismoeders, die er geen bezwaar in hadden,
meermalen 's avonds laat een stukje hertenvleesch
op geheimzinnige wijze aan de deur te kooper.,
spraken met groote verontwaardiging over de
hertenbeulen, die almee door haar toedoen waren
gevormd geworden. Over het algemeen toch kan
men aannemen, dat de gemakkelijke afzet van
het oneerlijk verkregen goed den wetsovertre
ders niet weinig tot bemoediging strekt. Immers
te meer worden ze er door overtuigd, dat het
eigenbelang van den kooper even machtig werkt
als van den verkooper en de een dus niet eer
lijker is dan de ander, al begaat hij juist geen
diefstal.
deputation gelukwenschen, onder welke een
groot aantal Amerikaansche Geestelijken,
alsmede vele Bisschoppen.
In de Fransche Kamer heeft Rache
aan Goblet inlichting gevraagd omtrent den
stand der betrekkingen met Oostenrijk.
Goblet heeft daarop geantwoord, dat er aan
het voorval-Tisza geen gewicht moet wor
den gehecht. Het land kau gerust zijn.
Oostenrijk's handelwijze heeft ons verwon
derd, maar desniettemin blijven de betrek
kingen voortreffelijk. Wij moeten de woor
den van Tisza betreuren, maar hij heeft
niet de bedoeling- gehad Frankrijk te belee-
digeu. De buitenlandsche politiek van Frank
rijk is vredelievend; zij zoekt geene avon
turen. Frankrijk bepaalt er zich toe, den
loop der gebeurtenissen opmerkzaam te
volgen. liet bereidt zich voor om zich te
verdedigen, zoo het bedreigd mocht worden.
Onze tentoonstelling zal door onze eigen
schuld geen stooruis oudervinden. De Hon
garen zeiven hebben kunnen ondervinden
dat het niet Frankrijk is, waar hunne vlag
wordt bedreigd.
De Minister verklaarde verder, onder
toejuiching, dat er in Frankrijk's biunen-
land kalmte heerscht. Daaraan voegde hij
toe: Duitschland neemt uiterste maatregelen
tegeu Frankrijk, maar wij zullen zeiven op
het door ons gewilde oogenblik de vereischte
maatregelen nemen.
Decrais, Frankrijks Gezant te Weeuen,
heeft eene depêche gezonden aan Goblet,
waarin hij verslag geeft van een onderhoud
met Kalnoky. Deze depêche zal naar men
gelooft, een einde maken aan het incident.
De Oostenrijksch-Hongaarsche Regeering
geeft daarin de verzekering, dat er in de
door Tisza gesproken woorden geene enkele
onwelwillende bedoeling tegen Frankrijk
moet gezocht worden.
Het voorval-Tisza is dus als van de baan
geschoven te beschouwen. De korte mede-
deeliugen van Goblet hebben eeu goeden
indruk gemaakt.
De Times zegt in een hoofdartikel,
dat het spook des oorlogs opgeroepen wordt,
omdat er geld noodig is en de wapening
vau Frankrijk de beste is. Het is toch al
zeer onwaarschijnlijk dat Duitschland en
Oostenrijk een oorlog ondernemen willen.
De Daily News verneemt uit Constanti-
nopel, dat in Bulgarije overal rust heerscht
en de Regeering zich blijkbaar bevestigt.
De Minister van koloniën, de Heer Keuchenius,
heeft in een schrijven aan de Nederl. Gereform.
Zendings-Vereeniging verklaard, //dat de Begee
ring het op hoogen prijs zou stellen, wanneer
door de Nederlandsche ZendingsvereenigiDgen
Dc oude Klapper was den anderen morgen
nog vroeger op dan gewoonlijk. Hij had den
geheelen nachtwakker gelegen, altijd denkende
aan zijn Hendrik, zooals hij hem over de straat
had zien zwaaien met Nelis, den afgedankten
arbeider van Kienders. Het is waar, Hendrik
had dien avond berouw getoond en er zeer be
drukt en ootmoedig uitgezien,maar het vertrouwen
des vaders op het vaste karakter van zijn zoon was
niettemin geschokt en zijn oudje mocht voor hem
pleiten zooveel zij wou, Klapper kon maar niet
begrijpen, dat iemand, zooals zijn zoon Hendrik,
plotseling zoo zwak op de beenen was geworden,
en hij overlegde dan hij zich zeiven, dat er eene
gewichtige reden moest bestaan, waarover hjj
Hendrik wou ondervragen.
Hendrik stond met gebogen hoofd en
over elkander geslagen armen bij den haard,
toen zijn vader bijna onhoorbaar binnen
trad.
Goeden morgen, vaderl zegt de zoon,
wiens donkere oogen zich vluchtig op den ouden
man vestigen, terwijl hij hem de hand reikt.
Ik dacht gisteren, pasop als het weer gebeurt,
dat ik het water niet aan de kook heb voordat
gij beiden op zij tl
Hij wijst op den stoomenden waterketel boven
het helder brandende vuur.
Wordt vervolgd.)