N I E LT W E
No. 1255.
Woensdag 20 Juni 1888.
13de Jaargang.
Aansluiting bij België.
BÜ1TENL A N I),
9)
Het mes van den strooper.
Y.
ABONNEMENT8PBIJ8
Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzinderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
i ii r R t t.
PBIJS DEB ADVEBTENTIÉN
Van 16 regels .30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPERS k LAUREY.
Het laatste woord van onze vorige be
schouwing was de verklaring, dat wij eene
alliantie met België een groot gevaar voor
Nederland zouden rekenen.
De hoofdgrond vau ons bezwaar is hierin
gelegen, dat België geen verbond met eene
andere mogendheid kan aangaan.
België is volstrekt niet de volkomen
onafhankelijke Staat in den zin als wij
van ons vaderland kunnen getuigen. Men
behoeft, om zich daarvan te overtuigen
slechts de geschiedenis van den Belgischen
Staat te herinneren.
Allermiust wenschen wij oude wonden
open te rijten de omwenteling vau 1830
in België aanvaardeu wij, zonder meer, als
een historisch feit. Maar de geschiedkundige
waarheid moet toch worden erkendzij toch
leert, dat België door eigen kracht uimmer
zijne zelfstandigheid had kuuuen hand
haven.
Het koninkrijk België is de schepping
der groote mogeudhedeu. Zij hebben het ge
sticht als een neutraal grondgebied. Die on
zijdigheid van België is plechtig gewaar
borgd. Door die omstandigheid staat België
niet gelijk met de andere Staten van Europa.
Geheel vrij in zjjue binnenlaudsche staat
kunde is België dat niet in zijne buitenlandsche
politiek. Feitelijk staat België onder cura-
teele. Daarop moet bij de overweging der
quaestie, welke ons bezig houdt, zeer ernstig
worden gelet.
Hoe zouden wij dan eene alliantie kunnen
sluiten met een Staat, welks internationaal
standpunt niet gelijk is aan het onze? Dat
zou niet meer of minder wezen dan eene
staatsrechtelijke fout, te grooter omdat zij
zou wordeu begaau door eene mogendheid,
die beter dan eenig ander Rijk doordrongen
moet zijn van de positie waarin België
verkeert.
De groote mogendheden zouden een op
treden van Nederland, in den geest van den
schrijver der brochure, welke het punt van
uitgang voor ons betoog uitmaakt, als een
internationaal misdrijf ons kunnen aanre
kenen. Wilden wij met België een verdrag
van gemeenschappelijke tegenweer sluiten,
dan zou het eerst zijne neutraliteitsver-
klaring moeten doen opheffen. De mogend
heden zouden daartoe echter niet willen
medewerken. De onzijdigheid van België
vormf nog een der steunsels voor de hand
having van het rampzalig overschot van
het evenwicht in ons werelddeel.
Daarenboven bestaan er, met betrekking
tot België, ouder de machten zeer tegen
strijdige belaugen.
Zonder profeet te zijn, kan men dus zeer
goed ^voorspellen, dat de Kabinetten der
groote mogendheden nimmer zullen bewil
ligen in het brengen eener wijziging in het
standpunt, waarop België werd geplaatst.
Wjj zien dus, dat bij de voortduring van
FEUILLETON.
(Eene Vehiwsche novelle.)
Vervolg)
Daarover werd veel heen en weder gepraat,
en die maar even de deur uit kon, ineDgde zich
in hel gewoel op straat, om er iets meer van
te hooren. Ook Diene was haar Mevrouw ont-
loopen. Ze ging toch den dienst uit, dus be
hoefde ze zich niet meer te schikken naar den
huisregel. Haar Mevrouw zou wat opspelen,
meer was er niet te vreezen. Waar kon Diene beter
bescheid halen dan bij vrouw Klapper, die het
zoo goed met haar eens was omtrent Hendrik? Ze
snelde de nieuwe straat door en zag, tot haar
blijdschap, Hendrik juist het bouwterrein over
steken en toen plotseling stilstaan. Had hij
Diene bemerkt? Neen, hij keek den anderen
kant uit naar de twee militairen te paard, die
eene gevangene opbrachten. Nu, die had haar
verdiende loon, meende Diene, en ze vervoegde
zich bij Hendrik, die haar vertrouwelijk arm-
stootje niet scheen op te merken, maar onver-
België's tegenwoordige positie, door Neder
land een bond niet kan en niet mag wor
den gesloten.
Voorts moet men ons toegeven, dat de
belangen van Nederland, niet altijd die van
België zouden zijn.
België hangt altijd aan Engeland en die
mogendheid is volstrekt niet sympathiek
voor Nederland gezind. Dat laatste con-
stateereude, willen wij volstrekt niet wor
den misverstaan. Wij gelooven niet, dat
Groot-Brittannië ons bedreigt of belaagt,
maar het heeft met ons,"als mogendheid,
niet op. De feiten spreken in dat opzicht
luid genoeg.
Ook tegenover Frankrijk staan wij niet
in dezelfde verhouding als België. De Bel
gen vreezeu nog altijd, dat op een goeden
dag, juist na den afloop van een oorlog,
Fraukrjjk Waalsch België wel eens zal in
lijven.
Op den Nedetlandschen bodem heeft
Frankrijk het niet gemunt. De herinnering
aan de ervaring vau Keizer Napoleon zal
den Frauscheu wel voor altijd afschrikken
om Nederland, geheel of gedeeltelijk als
een overwonnen land te beschouwen en te
behandelen.
Het zou ons niet moeilijk valleu nog
meer punten van verschil in belang tusschen
Nederland en België aan te wijzen, doch
het reeds aangevoerde zal wel voldoende
zijn om ieder nadenkende ervan te over
tuigen, dat een Bond met België tot de
allergevaarlijkste combinatiën zou behooren.
Alliautiëu zijn allijd gevaarlijk. Slechts
in weinige gevallen hebben zij gezegend
gewerkt, en dan nog slechts als de Bond
tusschen twee machtige rijken werd ge
sloten. Twee niet-sterken wordeu nog niet
sterk, als zij zich coaliseeren. Zulke Bonden
staan altijd aan den haat bloot vau hem,
die tegen een der verbonden Staten afzon
derlijke grieven heeft in te brengen. En
die ontevredene zoekt dan weer aansluiting
bjj hem, die over den tweede in den Bond
reden tot klagen beweert te hebben.
De beste van alle positiëu voor een Staat
als de onze, is die der absolute onzijdigheid
zonder eenige alliantie. Onze taak eu roeping
is het, bij een eveutueelen nieuwen oorlog
onze grenzen te bewaken, ten einde aan
de strijdvoerenden de overtuiging te schen
ken, dat wij bereid en in staat zijn om
onze neutraliteit te handhaven.
De onzijdigheid van Nederland is niet
door de mogendheden gewaarborgd en dus
moeten wij voor ons zelveu zorgen. Die
toestand is aan de eene zijde eervol, want
hij bewijst onze volkomene zelfstandigheid
en onafhankelijkheid. Aan den andereu
kant legt hij ons zeer ernstige verplich
tingen op. Veel beter dus dan aan eene
mogelijke, in elk geval hoogst gevaarlijke
alliantie met België te denken, moeten wij
ons veeleer bevlijtigen om de nationale
weerbaarheid te versterken. Dat behoort
wachts met fonkelende oogen en gebalde vuist
vooruit stoof.
Breng je een stuk vee naar de markt, dat
je dat arm jong meisje aan een riem meetrekt?
schreeuwt hjj uit alle macht.
De wachtmeester beantwoordt deze nijdige
vraag met een hoogmoedigen blik, maar Sanne
heft het diep gebogen hoofd op waarop zulk eene
weemoedigheid stond gegrift, dat ze zelfs haar
lachende en schimpende vervolgers medelijden
afperst.
Recht zoo Klapper! roept een forsch
werkman, die met de handen in de broekzakken
genoeglijk toezag. dat meisje kan het even
wel niet helpen, dat ze in het stroopersnest
thuis behoort, en zonder riem zal ze ook nog
wel kunnen loopen.
Pasup, een mensch is ze altied nog!
meent een ander.
Beul, beul! schreeuwen verscheidene
stemmen.
"Van alle zijden stroomt de dartele straat
jeugd toe.
Op zijschreeuwt de vertoornde wacht
meester
Ie loat haar los!
En os is 't lang niet!
te geschieden met eerbiediging der na
tionale eigenaardigheid.
Wij zijn geene militaire natiewij grijpen
alleen dan met geestdrift naar de wapenen
als huis en altaar worden bedreigd.
Naar onze opvatting moet dan de
dienstplichtigheid worden geregeld in een
zin, welke rekening houdt met ous volks
karakter.
De mogendheden, die van ous eischen,
dat wij ons sterk genoeg zullen maken om
onze neutraliteit te doen eerbiedigen, hebben
recht daarin; wij zullen de eerste zijn om
te verlangen, dat door ouze Regeeriug in
dien geest zal gehandeld wordeu.
Algemeene weerplicht behoort dus in vollen
nadruk te worden ingevoerd; ieder Neder
lander moet zich in den wapenhandel oefe
nen. Dat kau echter zeer goed geschieden
door de doeltreffende hervorming onzer
schutterijen.
Op de leger-quaestie hopen wij later
nog eeus terug te komen. Wij roerden
haar thans slechts even aan, om te be-
toogen, dat wij tot waarborging vau onze
vrijheid en zelfstandigheid, niet moeten
uitzien naar buiteu, over onze grenzen,
doch dat wij binnen onze grenzen onze
kracht, zoo door militaire orgauisatie als
door verhoogiug vau het godsdienstig-
zedelijk peil der natie, moeten verhoogeu.
De opening van het lijk van Keizer
Frederik heeft in de sterfkamer op het slot
Friedrichskrou plaats gehad. Prof. Virchow
verrichtte de sectie;; Prof. Waldeyer maakte
de voor het onderzoek benoodigde micros
copische preparaten gereed, eu Virchow's
adsistent, Dr. Laugerhans, schreef het pro
tocol. Eene volledige sectie werd niet ge
daan; slechts de kranke deelen, hals, strot
tenhoofd en longen werden geopend, terwijl
alle andere licbaamsdeelen onaangeroerd
bleven.
De sectie openbaarde hoofdzakelijk de
geheele vernietiging van het strottenhoofd
door kauker, en de ontsteking der fijnere
luchtpijpstakkeu tengevolge van het bin-
neudringen van bedorven stoffen. Het ge
heele strottenhoofd was veretterd en ver
toonde zich als eene weeke, slappe massa.
Van het kraakbeengestel des strotteuhoofds
waren bijna geen noemenswaardige over
blijfselen meer aanwezig. Op de plaats van
liet strottenhoofd vond men een groot gat.
Daarentegen was niet waar te nemen, dat
de slokdarm was doorboord. Het in de laat
ste levensdagen van den kranke voorgeko-
meue verslikken, dat gehouden werd voor
een teeken dat de slokdarm doorboord was,
moet ongetwijfeld hierdoor veroorzaakt zijn,
dat liet strottenhoofd, na de veretteriug van
het kraakbeen-gestel, alle zelfstandigheid
verloren had, waardoor bij het toevoeren
van vloeibaar voedsel kleine hoeveelheden
Een hagelbui van steenen volgt en doet de
paarden van elkander springen. De wachtmeester,
die den riem stevig vasthoudt, sleept Sanne mede,
ze struikelt eu valt op den grond; het volk,
dat teruggedrongen werd, maakte nog meer
misbaar.
Snel als het weerlicht komt Hendrik de arme
Sanne te hulp, rukt den wachtmeester zoo forsch.
den riem uit de hand, dat hij bjjna zjjn even
wicht verliest, en riclit, onder het donderend
hoera-geroep van het opgewonden volk, de uit
geputte Sanne op de been.
Dank oe, nog ens, ie heb gen nood!
fluistert ze, en tot diep in de ziel getroffen door
haar pijnlijk vertrokken gezicht en haar erken-
telijken blik, wijkt hij terug voor de beide mili
tairen, die haar, begeleid door het schimpende
en vloekende volk, verder brengen zonder haar
echter aan den riem te houden.
Het toeval zooals men het noemt, was Hen
drik van dienst geweest. Zijn oom te Beekbergen
lag zwaar ziek eD Hendrik had dus goedschiks
zijne ouders wijs kunnen maken, dat hij, dit
hoorende, in plaats van naar het werk, naar Beek
bergen was gegaan, waar hjj dan ook werkelijk zijn
overliepen in het strottenhoofd en van daar
in de longen terecht kwamen.
De door de behaudeleude geueesheeren
als laatste rechtstreeksche doodsoorzaak
aangewezene longverlamming werd door
de sectie bewezen juist te zijn.
De geheele kuustbewerking duurde van
half vijf tot even over half zes des na
middags. Ten slotte werd van de geheele
handeling een protocol opgemaakt, dat door
alle aanwezige artsen ouderteekend en bij
het protocol der eigenlijke sectie werd ge
voegd. De Minister Stolberg nam dit do
cument dadelijk in bezit, om het in het
Staats-arehief te doen opnemen.
De schriftelijke afscheidsgroet, dien Von
Bismarck van Keizer Frederik outviug, was
reeds met zóo bevende baud geschreven,
dat de inhoud voor het oogenblik nog-niet
te ontcijferen is. Daaientegen bevestigt het
zich, dat Keizer Frederik op zijn sterfbed
op de hartelijkste wijze Keizerin Victoria
en Von Bismarck verzoende.
Het gerucht, dat de doctoren Mackenzie
en Howell zich reeds ïn alle stilte naar
Engeland hebbeu begeven wegeus de slechte
stemming, die te hunnen aanzien bestaat,
is niet waar. Zij blijven als gasten der
Keizerin-weduwe tot na de teraardbestelliug.
Feitelijk viel er dan ook sedert des Keizers
dood in het openbaar geen enkel vijandig
woord tegen de Eugelsehe artsen. Voor het
overige was Mackenzie de eenige arts, die
geroepen werd om den dood te coustateeren,
toen het laatste oogenblik was gekomen.
In de sterfkamer was toen verder niemand
aanwezig dan de familiebetrekkingen. De
Keizerin-weduwe was door eene hevige smart
aangegrepen, die zich uitte in oen kramp
achtig snikken.
Geheel in tegenstelling met de grootsche
begrafenis van Keizer Wilhelm, zal het
bijzetten van Keizer Friedrich zeer stil en
bescheiden zijn. Ook het te praal leg
gen van het lijk werd zooveel mogelijk
beperkt en had slechts voor weinige be
voorrechten op persoonlijke kaarten plaats,
deels omdat de ziekte het stoffelijk
overschot zeer sterk heeft aangetast. Om
die reden werd nog op het laatst het nemen
eener photograpbie verboden, terwijl de
schets van Werner mede niet gepubliceerd
doch slechts voor de naaste familieleden
bewaard zal blijven. Witte zijde doeken
omhulden het lijk, dat, met rozen, viooltjes
en lauweren bestrooid, op het ijzeren bed
rust, met de cavalerie-sabel uit deu Frau
scheu veldtocht ouder den arm.
Dat de jonge Keizer meer militaire nei
gingen heeft daa zijn vader, blijkt ook
heiruit, dat zjjue eerste proclamaties aan
leger en marine zijn gericht. Terwjjl de
overleden Keizer Friedrich stilzwijgend deu
eed van trouw door laud- en zeemacht liet
afleggen, doet de jeugdige Keizer Wilhelm
deze handeling vergezeld gaan van twee
dagorders, waarvan de marquautste plaatsen
oom zwaar ziek had aangetroffen. Den volgenden
dag begaf ook de oude Klapper zich naar Beek
bergen en vond zijn eenigen broeder stervende.
Met Hendrik woonde hjj nu zijne begrafe
nis bjj.
Intusschen waren ook Theunis en Jaap voor
het gerecht geweest en had Micnemeuje hare
schuld bekend en alleen Hendrik Klapper aan
geklaagd van medeplichtigheid, aan alle stroop
tochten van den schaapherder. Tot hare verba
zing werd dit door Sanne zóo vast tegengespro
ken, dat men aanvankelijk niet het minste ge
wicht hechtte aan de mededeelingen der leugen
achtige, oude vrouw. Nadat men haar herhaalde
lijk tegenover hare kleinkinderen in het verhoor
had genomen, stelde men deze, wier antwoorden
geheel overeenstemden, op vrije voeten, wijl
ze eindelijk niet aansprakelijk waren voor het
kwade bedrijf van den schaapherder en zijne moeder
en bovendien hanne medeplichtigheid zich meer
bepaalde tot het verkoopen van het gestroopte
wild. Van hoeveel troost dit ook voor Mic
nemeuje mocht zijn, toch ergerde het haar, dat
er een veel schuldiger was dan zij, die vrij rond
liep, ofschoon hij toch een goed deel van de
winst der diefstallen had ingeslikt.
Wordt vervolgd.)