NIEUWE No, 1256. Vrijdag 22 Juni 1888. 13de Jaargang. Ierland en zijne Geestelijkheid. BUITENLAND, i Het mes van den strooper. «SmCOCMJT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem0,85 Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10 Voor het Buitenland 1,80 Afzjuderljjke Nummers0,06 Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Janstraat Haarlem. AGITE MA HON AGITATE. PBIJS DER ADVEBTEÏfTIÉW Van 16 regels.30 Cents. Elke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie h Contant Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag en V r ij dag- avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: RÜPPEE8 i l.AUREÏ. De Geestelijkheid in Ierland heeft van eeuwen her in woord en daad hare aan hankelijkheid voor het volk getoond, rij heeft zijne rechten tegenover alle verdrukkers te ailen tijde verdedigd, maar ook nimmer zich onthouden elke onwettige, onrechtvaardige daad te veroordeeleu en hare waarschuwiug te doen hooren tegen het gebruiken van middelen, die niet te vereeuigen zijn met de moraal en de christelijke naastenliefde. Aan den invloed der Bisschoppenen Priesters is het te danken, dat het arme, verdrukte en tot -op het bloed gepijnigde Iersche volk met voorbeeldig geduld het door zijne ver drukkers berokkende lijden geduldig heeft verdragen en niet reeds lang op revolu- tionnaire wijze de boeien gebroken heeft, welke de geloofshaat en suooae zelfzucht sinds eeuwen voor het volk heeft gesmeed; aan den invloed der Geestelijkheid zal het ook thans gelukken, het Iersche volk in zijn strijd voor zijue rechten, voor zijne grondwettige vrijheid en voor eene bevre digende oplossing der agrarische quaestie, te behoeden van eene afwijking van deu weg, welke door den oppersten Herder der Kerk werd aangewezen. De Geestelijkheid zal het Iersche volk op het goede pad brengen en het onvatbaar maken voor de ophitsingen van wellicht welraeeneude, doch dwalende leiders, die niet willen toegeven, dat ook voor staatkundige doeleinden en politieke middelen, de beginselen van het Christendom en van de christeljjke moraal geldig en toongevend zijn. De getuigenissen vau vele eeuweu spreken voor de zegenrijke werkdadigheid van de katholieke Geestelijkheid in Ierland. Reeds in overouden tijd, toen de stormen van kerkelijke en staatkundige vervolging het groene Erin« teisterden, toen nog de duisternis van het heidendom in een groot gedeelte van Europa heerschte, werd in Ierland het werk der christelijke beschaving door de priesterlijke werkdadigheid beoefend en verspreid. Ontelbare geloofsgenooten togen uit Ierland naar alle richtingen, naar alle landen van Europa, ter bekeering der barbaren. Uit Ierland kwamen de H. Gallus (613), de H. Kiliaan de H. Fridolin (omstreeks het jaar 700) en nog vele anderen. Ook de H. "Virgilius, Bisschop van Salsburg (784) met ziju geleerden vriend, den Bis schop Dabdoude beroemde leeraar van Pavia, Dungal (827) zoowel als Scotus Erigena, voorts de groote Aartsbisschop Malachias Van Armagh en een groot aantal andere geleerden en beroemde seculiere en reguliere Priesters, waren zonen van het groene Erin«. In de Iersche kloosters bloeiden reeds kunsten en wetenschappen FE UIL LET O N. (Eene Veluwsche novelle 10) Vervolg Dat liare kleinkinderen dit loochenden, kon al leen te wijten rijn aan een gril van Sanne, die altijd door de beide knapen werd bijgestaan, maar daarmee was de grootmoeder niet gediend. Om haar zoon niet in verdenking te brengen, had ze onschuldigen straf laten lijden, en nu zou ze een schuldige, die haar niets aanging en altijd haar zoon het gevaarlijkste werk liet verrich ten en er toch het beste van genootniet kunnen bereiken. Het pijnigde en verbitterde haar verschrikkelijk. Nooit had ze den stillen angstigen en teruggetrokken medeplichtige haars zoons, een goed hart toegedragen en zoo onrecht vaardig ging het toe in deze wereld, dat het noodlottig schot juist hem trof, die dit het minste verdiende. Had ooit haar zoon, de schaapherder, eeni<re vrees getoond, als het er op spande en het 'op handelen aankwam? Neen, immers! en die anderehoe stond hij dikwijls te heven van angst, zelfs als het wild reeds binnen w as! En toch kwam hij altijd weder mee, met dezelfde bleeke tronie en dezelfde angstige oogen lang voor den inval der Noormannen, ter wijl na deu inval ouder Hendrik II, het eiland eeuwen lang 'net tooneel was van een outzetteuden strijd en van de bitterste ellende, waardoor met de vrijheid der Ieren ook hunne welvaart verdween. Steeds en overal stonden zoowel de seculiere als reguliere Geestelijken als helpers, bescher mers en troosters van het zwaar verdrukte volk op hun post. De Geestelijkheid van dit lande zegt Giraldus Yan Cambrië, die in 1169 de Anglo-Noormaunen, onder Hen drik II naar Ierland vergezelde, de geza menlijke decreten der in 1172 door Hendrik ter voorgewende regeling van godsdienstige aangelegenheden ingestelde synode van Ca- shel aan deu nazaat overleverde en in zijne Topographia Hiberniae en Expugnatio Hi- bemiae zich evenzeer een lofredenaar van Hendrik II als een bevooroordeeld tegeu- slanaer vau het Iersche volk en als een vijand der Iersche Geestelijkheid deed ken nen de Geestelijkheid van dit land is in hooge mate te prijzen wegeus hare gods dienstigheid, en onder de onderscheiden deugden, waardoor zij uitmuut, mag vooral de zedigheid worden genoemd. Dezelfde Gi raldus heeft ook een merkwaardig antwoord opgeteekend, dat de Aartsbisschop vauCashel (f 1191) hem gaf toen hij op minachtende wijze de opmerking maakte, dat de Iersche Kerk geen martelaars had. »Het is waar antwoordde de Aartsbisschop, »waut de Ieren, ofschoon zij als onbeschaafde lieden, als barbaren behandeld worden, hadden toch te allen tijde den grootsten eerbied en de meeste achting voor hunne Priesters en nooit hebben zij de hand tegen de Gezalfden des Heeien opgeheven. Thans echter is een volk in ons midden verschenen,dat martelaars weet te maken. En van nu af zal ook Ierland, evenals andere natiën, zijne martelaars heb ben*. Helaas! het arme land zou er meer krijgen, dan elk ander volk! Wellicht zag het profetische oog van den Aartsbisschop reeds den dag, waarop de afschuwelijke menschen- slachter Oliver Cromwell, het bevei van het Parlement: »In Ierland alles te dooden, neer te vellen, te verdelgen, te verbranden, te vernietigen*, letterlijk ten uitvoer bracht en zelfs duizenden wegens hun geloof in de kerken liet vermoordenwellicht zag die Prelaat den dag waarop Lord Grey, een der Engelsche bevelhebbers in Ierland aan de groote* Koningin Elizabeth be richtte: »Behalve lijken en asch is er in Ierland weinig overgebleven, waarover Uwe majesteit kan regeeren.* Evenals het Iersche volk, ondanks zjju ontzettend lijden, trouw bleef aan zijn katholiek geloof, even standvastig bleven ook zijne Priesters, hoe vreeselijk ook de vervolgingen mochten ziju. Onder Crom- wells schrikbewind waren de katholieke Mienemeuje verachtte hem. Maar wat ze ook tot nog toe had aangevoerd om zijne schuld te bewijzen, ze vond geen geloof. De naam Klapper had een zoo goeden klank, dat zulk eene volledige bedriegster als Miene meuje dien onmogelijk kon bezwalken. Twee omstandigheden brachten cr echter toe bij, dat men dien naam niet zoo kon ontzien, als men het wel gewensclit had, n. 1. Hendrik s betoonde belangstelling in eene deern van Sanne s soort en zijne blijkbare bekendheid met des schaap herders hond, die Jaap naar het dorp was ge volgd en groote blijdschap aan den dag had gelegd, toen hij Hendrik tussclien de volksme nigte gewaar werd. Dit spoorde allereerst aan tot een ijverig onderzoek naar het door Sanne zoo behendig weggeworpen mes. Sanne had be weerd, dat bet, baar toebehoorde en ze het alleen uit boosheid had weggeworpen over des wacht meesters weigering van haar biddend verzoek, om nog eens //efkens heur voader te zien//. Mienemeuje noemde Hendrik Klapper den eigenaar van het mes, en beide knapen, die kloekweg bekend hadden, dat zij bij het doode hert de wacht hielden, verklaarden van het mes niets te weten. Nu was bij de lijkschouwing gebleken, dat des schaapherders mes nog in den gordel stak en de sporen droeg van bloed. Met dit mes had hij klaarblijkelijk het hert gedood en met twee messen zou hij zich wel niet gewapend hebben, om het doode hert te halen. Het was dus zoo Priesters vogelvrij; men schoot hen dood, men verbrandde of verdronk hen, waar men hen kon meester worden; »de jacht op wolven en Priesters,was volgens de getuigenis van Protestantsche tijdgenooten, toenmaals, »een der meest winstgevende affaires der predikende en psalmzingende Cromwelliaueu. In het jaar 1697 gaf het Eugelscbe Par lement te Dublin het bevel, »dat alle Bis schoppen en Monniken het eiland voor den lsten Mei 1698 zouden moeten ver laten.* Het terugkeereu in het land werd hun op straffe des doods verboden; op de ontdekking en aanhouding van Priesters, die of bet land niet hadden verlaten, of heimelijk waren teruggekeerd, werden geldelijke belooningen gesteld. Voor .het aanhouden van een Aartsbisschop, Bis schop, Vicaris-Generaal, of van een anderen Grootwaardigheidsbekleeder, die eene niet- Auglicaausche jurisdictie uitoefende, be taalde de Engelsche Regeering 50; voor een regulier of seculier Geestelijke 20. Slechts zij, die den oath of abjurationden afzweringseed dedeD, d. w. z. zij, die zich aan de voorwaarden der Anglicaausche Regeering onderwierpen, mochten in het land blijven. Ieder vogelvrjj verklaarde Priester, die in de handen der Regeering viel, werd onmiddellijk ter dood gebracht. Toch verlieten de Herders hunne kud den niet. In verlaten hutten, in holen en onderaardsche gewelven verborgen, bleven zij bij hunne gemeeutenaren, die door ben getroost en gesterkt werden door de H. Offerande en door de uitdeeling der Sacra menten. Vermits ook de Seminaries waren verwoest en nieuwe Priesters niet mochten gewijd worden, begaven zich vele jonge lieden met levensgevaar naar Frankrijk, ontvingen daar de H. Priesterwijding en keerden, den dood trotseerende, weder naar Ierland terug, om de priesterlijke functiëu iu dat land in 't geheim te verrichten. Maar ook toen na Cromwells dood, de zwaarste storm der vervolging tot bedaren kwam, en de katholieke Geestelijken zich wederom vrijer mochten bewegen, weiger den zij standvastig het door Engeland in gestelde Anglicaausche Episcopaat te er kennen. Slechts zeer weinig Priesters lie ten zich tot den afzweringseed verleiden; deze ongelukkige afvalligen werden zoowel door de Geestelijkheid als door het Iersche volk als de pest geschuwd. De Aartsbisschop Brown, een dergelijk apostaat, eertijds Pro vinciaal der Augustijnen in Engeland, die onder Hendrik VIII tot de ketterij overging en daarvoor met de waardigheid van Aarts bisschop van Dublin werd beloond, klaagt ten zeerste, in een brief aan Thomas Cromwell, den Vicaris-Generaal vau Hen !rik VIII, over de ongehoorzaamheid van de Iersche goed als zeker, dat dit tweede mes volgens des wachtmeesters inlichting, nog geheel nieuw en van het beste soort aan een ander be hoorde, hetzij hij een strooper was of niet, maar dit juist moest onderzocht worden. Yrouw Klapper zat met haar breikous voor het kleine raam, dat op het platgetreden bouwland uitzag. Bijwijlen tuurde ze over haar bril heen naar buiten en ontdekte dan altijd denzelfden persoon, die met over elkander geslagen armen heen en weder liep of stil stond, 't Begon reeds te schemeren. De oude vrouw was niet scherp van gezicht, anders zou ze in dezen wandelaar een veldwachter hebben herkend en allicht tot gevolgtrekkingen zijn geraakt, minder vleiend voor haar naasten buurman, den grintrijder, die nog al eens wat met de politie had te doen. Ze was echter geheel vervuld met het droevig sterfgeval te Beekbergen en met de begrafenis, die heden plaats had. Het oplichten der deurklink, wekte haar uit haar weemoedig gepeins. Is je zoon nog niet thuis, vrouw Klapjoer, vraagt iemand, die zich niet zien laat. Neen, maar ik ben hem elk oogenblik te wachten. Kern maar binnen. De bezoeker bljjft echter buiten, en vrouw Klapper, die door de glasruit tuurt, ziet hem weder op en neder wandelen. Hij is dus dezelfde persoon, van wien ze reeds zoo dikwijls een kijkje nam. Dat wekt hare Geestelijkheid: »Noch door zachte verma ningen en evangelische onderrichtingen,* zegt hij, »nocb door ouder eede gestelde verplichtingen, welke ik hen plechtig opleg, noch door bedreiging met strenge straffen kan ik een seculier of regulier Priester overreden of bewegen, het woord Gods (namelijk de ketterij van Hendrik VIII) of den rechtmatigen titel van onzen door- lachtigen Vorst (namelijk Hendriks titel als opperhoofd der Kerk) te verkondigen.* De standvastigheid der Priesters werkte be zielend op hot volk en zoodoende werd uit de gruwelen van de 16e en 17e eeuw en uit het lange, politieke, sociale en gods dienstige martelaarsschap der volgeude eeuwen het geloof gered en daarmede het volk, want slechts het geloof kan een volk een ontzettend lijden doen overleven zooals bet Iersche volk heelt verdragen, het volk, welks voortbestaan, na al hetgeen voor zijne algebeele verdelging is geschied, als een wonder mag beschouwd worden. Het Iersche volk beeft te allen tjjde naar zijne Priesters geluisterd en aan de Geestelijkheid gehoorzaamheid betoond. Gedrukt door de hebzuchtige landkeeren, uitgezogen door den fiscus, te groude ge richt door verkeerde wetten, vindt de Ier slechts bij zijn Priester een warm, ge voelig hart, raad en hulp, maar ook de waarschuwende stem van een vaderlijk vriend,* zegt Bernard Lesker in zijn werk: Ierlands strijd en lijdenEn op eene an dere plaats gaat dezelfde schrijver voort: »In werkelijkheid is slechts de Priester in den vreeseljjken strjjd van de rijken en machtigen tegen de armen en zwakken, zoo als die voortdurend in Ierland woedt, de toe vlucht van de ongelukkigen. Ontelbare malen echter heeft ook de Priester den reeds opgeheven arm der wan- hopigen terug gehouden. Als de rijke, als de onverbiddelijke rechter niet in tallooze gevallen neergeveld en gedood werd, dan heeft hij zijn behoud alleen te danken aan den katholieken Priester. De Anglicaan Steele legde iu het openbaar de getuigenis af: Zoolang de wereld bestaat, was er nimmer zulk eene heerlijke en voortreffe lijke vereeniging van mannen, als de Ka tholieke Geestelijkheid van Ierlaud.* Wordt vervolgd.) In antwoord op de eerbiedige opmer kingen van het Iersche Episcopaat omtrent de motieven, die tot de verandering van het plan of campaign en het boycotten heb ben geleid, heeft de H. Stoel o. a. doen weten, dat de veroordeeliug niet de natio nale zaak in zich treft en de billijke eischen nieuwsgierigheidze staat op en opent de huis deur. Heb je een boodschap voor mijn zoon? roept ze hem toe. De aangesprokene komt naar haar toe, en aan het schitteren van zijne koperen jasknoopen, be speurt ze, met wien ze te doen heeft. Meer ver baasd dan verschrikt, herhaalt ze hare vraag. Ik wou je niet bang maken, vrouw Klap per, zegt de veldwachter, maar weten moet je het toch I Dat wijf, die moeder van den schaapherder, heeft het op Hendrik voorzien. Waarom Dat mag hij zelf morgen verklaren voor 't gerecht. Om tien uur moet hij op 't ge meentehuis present zijn, zeg 't hem. Kwaad zal er wel niet bij zijn, daarom is 'took niet noo- dig, dat je er zulk een benauwd gezicht bijtrekt. De veldwachter knikt haar vriendelijk toe en gaat heen. De oude vrouw waggelt naar binnen en zinkt als verpletterd op een stoel. Is 't dan voldoende, dat zulk eene vrouw den onbevlekten naam noemt van een eerlijk man, om hem voor 'tgerecht te laten dagen! Welk eene krenking van haar braven zoon, welk eene grievende beleediging I Hoe zal ze er hem op voorbereiden, hoe hem bemoedigen en vertroosten, zij, die zelve bijna haar adem kwijt raakte onder den pijn lijken druk van dit bericht. Ze heeft tijd noodig, de goede oude, om tot bedaren te komen en te berusten in den wil van God. {Wordt vervolgd-)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1888 | | pagina 1