NIEUWE
buitenland!
IVo, 1268.
Vrijdag 20 Juli 1888.
13de Jaargang.
Met ontmoedigd, ook niet
overmoedig.
De Linde.
HAARLEM
ABONNEMENTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlemt 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BIJ BE AU: St. Janstraat Haarlem.
rxE&mrr.
AGITE MA HON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTENTllN
Van 16 regels .30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KLIPPERS LAUREY.
Er is in de Staten-Generaal een debat
gevoerd over de nationale verdediging,
hetwelk wij niet aarzelen uiterst gewichtig
te noemen.
De voorstanders van de afschaffing der
plaatsvervanging hebben hunne stem luide
doen hooren. Zij deden het zeer ontijdig,
want het vraagstuk der defensie was niet
aan de orde. De discussie liep doodeenvou
dig over de wet, waarbij de diensttijd der
miliciens van 1888 werd verlengd.
Door de liberalen werd over die ver
lenging van diensttjjd geen woord gerept.
Zij spraken geheel buiten de orde. Nu,
dat zijn zoo de manieren onzer libertijnen.
Wanorde: Zietdaar, als men ze juist be-
oordeelen wil, mede bun naam.
Wij zullen over de onordelijkheidder
liberalen hier niet uitweiden. Liever staan
wij eveD stil bij de gevoerde beraadsla
ging zelve.
Voor de linkerzijde der Kamer is geduchte
verzwaring der militaire lasten op eenmaal
een ideaal geworden. Onze lezers weten
dat wij van die meening verschillen. Ons
ideaal is eene sterke, nationale verdediging,
doch volgens een stelsel, dat de militaire
lasten voor het volk zoo min drukkend
mogelijk maakt.
Van liberale zijde zijn allerlei sombere
voorstellingen gehoord van de gevolgen
eener bestendiging der plaatsvervanging.
Moest men op hun getuigenis afgaan,
dan zou het vaderland in onmiddellijk ge
vaar verkeeren als de militie-wet in hoofd
zaak bleef gehandhaafd.
Dat alles werd door liberalen verkondigd,
doch met dat advies zullen niet alle libe
ralen, gelijk de ervaring ons doet onder-
derstellen, instemmen. Naar ons gevoelen
maken de liberalen zich aan ergerlijke
overdrijving schuldig. Hun streven is een
zijdig en tevens te alarmeerend.
In verband tot de houding der libertij
nen achten wij het gepast hier te wjjzen
op hetgeen door Generaal Knoop in De
Tijdspiegel van deze maand, in een betoog
over het Oost-Indische leger, wordt ge
zegd.
Toen Prins Maurits (aldus verhaalt de
Generaal) in de duinen van Nieuwpoort
zijn leger in slagorde schaarde, kwam daar,
naar men zegt, een trompetter aangerend
uitroepende: Graaf Ernst is geheel ver
slagen, alles is verloren!* Prius Maurits
liet hem dadeljjk doodschieten, om hem te
FE U ILL E TON.
2)
Vervolgj
Roosje was eene wees. Haar vader was een
bloedverwant van wijlen den molenaar geweest
en na den dood barer ouders bad de molenaars
vrouw de kleine tot zich genomen en opgevoed.
En de kleine was mettertijd groot en een flink
meisje geworden, in aard en handeling bet
evenbeeld der pleegmoeder, die het kind lief
gekregen bad en als haar kind beminde; zij wist dat
Roosje het hart op de rechte plaats bad, dat
zij geen lomp en dom meisje was, maar een
meisje, dat zich met liefde aan het huishouden
wijdde en liever met den voorschoot in de keuken
bezig was, dan op den dansvloer, dat zij lierer
een goed stichtend boek of een leerrijk geschrift
ter hand nam, dan een zedenbedervenden roman,
neen, in geenen deele was Roosje de moderne
ideeën toegedaan.
Roosje pakte graag aan, zooals men wel eens
zegt, en het woord en voorbeeld der oude mole
naarster hadden in haar eene gewillige en leerzame
navolgster gevonden. Ook bewees zij hare pleeg
moeder eene groote liefde en dankbaarheid en had
zich destemeer aan haar gehecht, omdat zij reden
daartoe had, want de jonge molenaarster, die den
zoon des molenaars gehuwd had, zag de oude
vrouw niet met de vriendelijkste oogen aan.
De verhouding tusschen schoonmoeder en
schoondochter was niet de beste en deze laatste
hield niet veel van Roosje, omdat deze zoozeer
de oude molenaarster en weldoenster vereerde.
beletten ontmoediging te doen ontstaan
onder het leger.
»Zoo luidt het vertelseltje, want volgens
alle waarschijnlijkheid bevat het geene ge
schiedkundige waarheid. Maar dat vertel
seltje vindt herhaaldelijk zijue toepassing
in de geschiedenis; telkens ontmoet men
die trompetters van Maurits en al is het
geene zaak om het doodschieten toe te pas-
seu, wel is het zaak niet al te veel gehoor
te geven aan die alarmisten.
»Niet te veelmaar toch wel wat; men
moet ook niet in het andere uiterste ver
vallen en den ernst en het gevaarlijke van
onzen tijd over het hoofd zienmen moet
denken over Nederlands toekomst, over ons
onafhankelijk volksbestaan, over het be
houd vau onze Indische heerschappij.
Men zal moeten toegeven, dat door den
grijzen Opperofficier aan wiens onverzwakt
optreden voor hetgeen bij nuttig en noodig
acht, men hulde moet breugen, een groot
vraagstuk wordt besproken met betrekkiug
tot de militaire quaestie. Dacht hg, schrij
vende meer speciaal aan Iudië, wij kunnen
zijne woorden uitnemend toepassen op de
Nederlandsche militaire aangelegenheden.
De liberalen zgn,de afschaffing der plaats
vervanging verdedigende, aan den trom
petter van Prins Maurits gelijk. Allerlei
sombere voorspellingen doen zij hooreu.
Naar hen moet niet worden geluisterd. Zij
ontmoedigen het volk; zij doeu voorkomen
alsof wij zonder hun heilmiddel, bijkans
onverdedigbaar zouden zijn.
Aan den anderen kant zijn er sommigen
(velen wellicht), die volstrekt geene veran
dering op het gebied der nationale verde
diging begeeren. Ook dat standpunt keuren
wij af. Wij gelooven, dat men degelgk op
het versterken onzer weerbaarheid moet
bedacht zijn. Nieuwe offers zullen dus voor
de zaak der defensie moeten gebracht
worden.
De vraag is alleen maar in welken vorm
en op welke wijze. Wij blijven bjj ons
vroeger advies: de invoering van algemeene
oefeningsplicht. Die maatregel kan genomen
worden zonder dat de persoonlijke of al
gemeene dienstplicht wordt aangenomen.
Men wil onze schutterijen afschaffen.
Wjj hebben daar vrede bij, als men ze
onder een andereu en beteren naam hand
haaft. In haar schuilt de kiem van het
mogelijk maken der algemeene verplichting
tot oefening in den wapenhandel. Dit kan
toch in elke gemeeute geschieden, terwijl
dan districtsgewgze de betrokken bevol
king uit eenige gemeenten gezamenljjk
zich kunnen oefenen.
Zij toch was eene bekwame en oppassende vrouw,
rondborstig en toch streng; de molen was onder
haar toezicht steeds eene recht winstgevende zaak
geweest en daarom duldde de vrouw niet, dat er
iets aan den ouden gang der zaken veranderd
werd; de jonge vrouw, die er zich veel op liet
voorstaan, dat zy de zaak verstond, dacht er in
menig opzicht geheel anders over en omdat zij,
om zoo te zeggen, //ook een kop had, die juist
niet van zeep was," ontstond er dikwerf twist
en daardoor ontwikkelde zich ook eene gespannen
verhouding tusschen beide vrouwen zooals het
in den regel gaat als er twee vrouwen het
bevel willen voeren.
Thans moest dat ophouden en veranderen,
want de uren der oude molenaarster waren
geteld; in een echt christelijken zin had zy hare
schoondochter op haar stertbed de hand gedrukt
en haar gesmeekt alles te vergeven; oude men-
sehen immers bezaten hunne grillen, maar boos
was zij nooit geweest. Zij gevoelde, dat zij ging
sterven en bad herhaaldelijk haren zoon, om
Roosje als haar kind te beschouwen en haar
trouw ter zijde te staan.
De grijze Pastoor verscheen met de II. Teer-
spijs; de jonge lieden verlieten het vertrek, alléén
Roosje bleef en trok zich gedurende de biecht
in een verwijderd hoekje terug. Met vol be
wustzijn en alle aandacht ontving de zieke de
laatste Hli. Sacramenten der stervenden; de
Pastoor had en Roosje knielde vol eerbied neder.
Een straal van heilige verheerlijking, rust
en devotie kwam uit de oogen der vrouw;
zij had de oogen naar boven gericht de handen
gevouwen, de lippen prevelden het laatste
Wij geven maar een denkbeeld aan de
hand, hetwelk trouwens reeds ten grondslag
werd gelegd aan de schutterij-wet door den
Minister Heemskerk vroeger ingediend en
welke door de Tweede Kamer werd aan
genomen, doch door de Eerste Kamer ver
worpen.
Gelijk wij reeds constateerden moet er
eene hervorming plaats grijpenniets doen
zou overmoed verraden, en daarvoor moet
men zich niet minder hoeden, dan voor
ontmoediging.
De »gerusteu op Sion« zijn, en dit geval
bepaald even gevaarlijk als de trompetters
van Prins Maurits.
Niet te veel (zeggen wij met Generaal
Knoop) maar ook niet te weinig. Dat is
een praetisch programma, hetwelk het
richtsnoer moet uitmaken van de Regeering
als zij de legerwet zal hebben te ontwerpen.
Met goed vertrouwen zien wij van het
kundig Kabinet, bovenal van de betrokken
Ministers, de heereu Mackay 6n Bergau-
sius, de regeling der levende strijdkrachten
te gemoet.
Welke ook de persoonlijke meening van
die heeren over het legervraagstuk moge
wezen, zij zullen zich doordrongen toonen
van het gewicht van hun tegenwoordig
standpunt, namelijk dat van Raadslieden
der Kroon, mitsdien vau dat dragen van
het hoogst gezag in den laode in hetwelk
de gansche natie de uitdrukking van hare
wenscheu en begeerten vindt. Een Minister
kan, ja mag niet altijd doen, wat hij als
bizonder persoon raadzaam keurde.
De liberale trompetters zullen het hoog
ste, het zwaarste voor de natie eischen. Zij
zullen niets dan krijgsliederen toeteren. Ons
volk is echter geene militaire natie. Wij
willen in vrede, met vrede gelaten worden,
doch als onze grenzen in gevaar komen,
zullen wij als een man voor de verdediging
des lands opkomen. Men oefene daarvoor
alle burgers in den wapenhandel. Dat is
voldoende. De militie bljjve voorts gehand
haafd met inbegrip der dienstvervanging.
Volgens de Italië zou Z. H. de Paus zich
bjj de katholieke mogendheden over zijn
toestand hebben beklaagd ten einde ze te
bewegen den H. Vader gastvrijheid aan te
bieden. Vooral zou Z. H. hierbij Oostenrijk
op het oog hebben en zich in Tyrol willen
vestigen. Wjj deelen dit bericht, dat maar
al te veel van een canard heeft, onder alle
reserve mede.
De Reichs-Anzeiger bevat het bericht,
gebed, het was de laatste bede tot den barm-
hartigen Rechter voor dat de ziel de einde-
looze eeuwigheid ging binnentreden. Waarlijk,
zulk een troost kan men op het laatste schei
dingsuur alleen van den katholieken godsdienst
verwachten! Hoe leeg, jjdel en jammervol komt
ons de wereld niet voor op het sterfbed, de
wereld met al hare genoegens en vermaken, met
al hare pracht, met al haar ijdelen opschik,
welke de mensch najaagt, dikwerf op kosten
zijner eigene ziell Mochten vooral de voorvech
ters van het moderne ongeloof, de apostelen van
materialisme en atheïsme eens vele malen het
sterfbed naderen, wat zou het in stomme be
woordingen tot hen spreken, wat zouden hunne
dolle phrazen, waarmede zij het geweten trach
ten in slaap te wiegen hun opgeblazen libe
ralisme doen verdwijnen voor dat beeld, dat
de mensch in zijne geheele zwakheid, zijne ge-
heele ellende toont en slechts opwijst op de
eenig ware, hoogere bestemmingen van den
aardschen pelgrim!
De doodstrijd der oude vrouw trad spoediger
in, dan men vermoed had; zij gevoelde, dat
hare krachten meer en meer afnamen, dat de
levensgeesten verdwenen en dat haar een donkeren
sluier voor de oogen werd gelegd. Met eene
sidderende hand wenkte zjj Roosje tot zich.
„Ik heb voor u gezorgd, mijn kind,//
stamelde zij; //gij vindtachter het... beeld...
Een hevige hoestvlaag verhinderde de sterven
de den zin te voleinden.
„Waar? vroeg de Pastoor, wien het toekomstig
lot van het meisje zeer ter harte ging; waar
vrouw Krans?//
dat Z. M. de Keizer bepaald heeft, dat
Zijne Moeder voortaan den titel Keizerin-
Koningin Frederik» zal voeren.
Het bericht dat Graaf Schuwaloff, Rus
sisch Gezaut te Berlijn, zijne betrekking
zal nederleggeu, heeft aldaar geen opzien
verwekt, omdat zijn gezondheidstoestand
reeds sinds geruimen tijd daartoe aaulei-
diug heeft gegeven. Bovendien was het
in de diplomatieke kringen geen geheim,
dat hij daarom reeds herhaaldelijk het
voornemen had te kennen gegeven, de di
plomatie te verlaten en rust te nemen.
Volgens den Berlijnseken correspondent
der Kölnische Zeitung zou het echter nog
niet zeker zijn, of hg zich niet zou laten
overhalen om te blijven. Want al höeftde
toenemende spanning in de laatste jaren
tusschen Duitschlaud en Rusland hem zeer
veel moeite gekost, zoo bestaat er nu even
wel, wegens de tegenwoordige verbetering
in de betrekkingen tusschen de beide Staten,
nog, hoop, dat hij vooralsnog op zgn post
zal willen blijven.
De begroeting der beide Keizers zal
(heden) Donderdag-middag op zee plaats
hebben nabij Kroonstad. Tijdens de be
groeting zullen de begeleidende schepen
zoo snel mogelijk naar Kroonstad terug
gaan, om zich aldaar te voegen in de rg
van schepen, die eene straat zullen vor
men, met de Duitsche vaartuigen aan den
eenen en de Russische aan den anderen
kant. Het keizersschip op hetwelk zich de
beide Keizers zullen bevinden, zal tusschen
de schepenrijen doorvaren naar de lan
dingsplaats van Peterhof, waar tegen den
avond een galadiner gehouden zal worden,
gevolgd door eene schitterende illuminatie
van het park.
Vrijdag zullen de Keizers een bezoek
brengen aan St. Petersburg en Tjarskoje
Sela. Voor het vertrek, dat op Zondag
gesteld is, zal er voor Kroonstad door de
vloot eene groote parade worden gehouden.
Keizer Wilhelm zal op 25 dezer te
Stockholm aankomen en daar een dag
vertoeven. Er worden grootsche toebereid
selen gemaakt tot zijne ontvangst.
Mgr. Freppel diende eergisteren bij de
Fransche Kamer een voorstel in tot beteuge
ling van het tweegevecht. Hij wilde de rede
nen, die hem geleid hebben tot indiening dezer
voordracht, uiteenzetten, maar de voorzit
ter meikte op, dat hg de urgentie kon
vragen om dan zijne toelichting er aan
toe te voegen: zoo niet, had hij eenvoudig,
zonder meer, het voorstel ter tafel te leg-
gen.
Mgr. Freppel voeg nu de urgentie en
Zij trachtte te vergeefs te spreken; hoezeer
zy zich ook inspande, de lippen prevelden slechts
onverstaanbare klanken; het geheim zou met
haar begraven worden, want weldra sloot de
dood haar mond voor immer. Roosje sloot de
gebroken oogen der edele doode, die voor haar
eene tweede moeder was geworden en zonk
weenende en biddende op de knieën.
In den molen ging alles weer] den ouden,
gewonen gang. De raderen klapperden, zakken
werden op en afgeladen, overal heerschte dezelfde
bedrijvigheid, hetzelfde leven en werken als
vroeger, niemand bemerkte, dat de vroegere mees
teres er niet meer den toon aangaf en daarbuiten
onder de koele aarde rustte. Slechts de plaats
aan het kleine verweerde hoekvenster, waar
achter het ernstige gezicht der onde molenaars
vrouw met het kanten mutsje zich vertoonde, was
thans ledig en de kleine gordijnen waren door
nieuwe vervangen. Uit dit raam kon de vrouw
het uitgestrekte molenerf met stalling en schuur,
een gedeelte van de beek, welke het molen
rad deed draaien, tot zelfs de plaats, waar de
monding aan den Rijn was, alsmede de nabij -
liggende bergen overzien. Dikwerf genoeg ook
had de oude vrouw het hoofd uit het raam
gestoken, als de knechts of meiden op den voor
hof stonden te praten en gekscheren, waarop
alles uiteenstoof als een troep duiven, die den
valk zagen aankomen. Nu hadden deze lieden
ook rust en behoefden bij het een of ander
plichtverzuim niet meer angstig naar dat ven
stertje om te zien.
(Wordt vervolgd.)