N I E W E
No. 1271.
Vrijdag 27 Juli 1888.
13de Jaargang.
iets over de vrijmetselarij.
HU IT E NL A N 8),
in
De Linde.
RLEMS
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland tr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
AfzDuderljjke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
»iuan»m
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJ3 DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag-
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÏÏPPEKS LAUREY.
Delenda est Austria!
(Oostenrijk moet vernietigd worden), zoo
schreef reeds in het jaar 1851 Jozef Maz-
zini, de ziel der Europeesche loge, in zijn
berucht manifest aan het Loudeusche cen
trale comité tot bewerking van revolutiëu
in Europa. Delenda est Austriawas en
bleef sinds dien tijd het devies der vrij
metselaars. Mazziui wist zeer goed, dat er
met de gewone middelen der »broeders«,
met de vervolging van het Christendom en
de dynastie iu Oostenrijk niet veel was uit
te voeren en hij was het derhalve, die de
aandacht der revolutiohnaireu vestigde op
een ander middel om de kracht van het
Rijk te fnuiken en aan het bestaan vau
het Rijk een einde te maken, op de exploi
tatie namelijk van den haat der nationali
teiten.
Men zal dus zeer goed kunnen begrij
pen, dat een iu Januari 1866 te Berlijn
gedrukt maijonniek geschrift, het morgen
rood vau dit jaar begroet met de woorden:
»Het jaar 1866 behoort uns.«
In het jaar 1866 werd de Regeeriug van
Pruisen het eens met die van Italië iu een
plan voor een veldtocht door de revolution-
nairen en Hongaarsche emigrautes uitge
werkt. Dit plan was gebaseerd op een op
stand iu Hongarije en op den afval van iu
Oosteurijkscheu dienst staande regimenten.
Voor dit doel zouden de Italiaausche en
Pruisische Regeeringen drie millioeu franks
geven.
Generaal Lamarmora, de toenmalige lei
der der buitenlaüdscke politiek in Italië,
deelt in zijne gedenkschriften mede, »dat
hij iu die dagen met plannen eu ontwer
pen omtrent deze aaugelegenheid (op
roer iu Hongarije eu in het Veuetiuansch
koninkrijk) als 't ware werd overstelpt; zij
werden hem hoofdzakelijk aanbevolen door
mannen, die, bij de uitbarsting van deu
krijg, tot het dan te benoemen Hongaar
sche Kabinet zouden behooren.c Twee dezer
documenten deelt hij wooideiijk mede: een
brief van Klapka (thans nog lid der loge
te Budapest) eu een gedenkschrift van
»broeder« Kossuth. Te Berlijn trad Graaf
Czaky op als agent voor de revolutie in
Hongarije.
Men kan uit het hier medegedeelde zien,
welk een groot aandeel de vrijmetselaars
van Hongarije, die een hoogeu graad in het
geheim verbond bekleeden, in vereeuiging
met hunne broeders iu Italië en Duitschiand,
hadden in de voor Oostenrijk zoo ougeluk-
kige gebeurtenissen van het jaar 1866.
BroederRönnefahrt kon den 22 Maart
1862 in de Pruisische loge te Stendal de
F JE UIL L ETON.
5)
Vervolg
//Gij antwoordt mij niet?//
„Ik ben arm, zeer arm
//Ik ook; ik moet eerst een sommetje bespa
ren eer ik er aan denken kan, eene eigen zaak
te beginnen en eene vrouw te nemen. Maar heb
ik u naar uw vermogen gevraagd? Het handelt
zich maar alleen om het hart. Het gebeurt in
onze stoffelijk gezinde eeuw maar al te dikwerf,
dat de geldzak getrouwd en de vrouw op den
koop toe genomen wordt, naar godsdienst
wordt niet gevraagd; ik denk anders over het
huwelijk."
//Ik eer uwe gezindheden, maar kan u op dit
oogenblik geen bepaald antwoord geven. Ik zal
met mij zelve en den Hemel beraadslagen; daar
na zal ik met u spreken."
De molen was bereikt en Roosje ijlde spoedig
door de poort van bet erf. Toen zij binnentrad,
trof zij juist de vrouw, wier toorn nog niet
bedaard was integendeel door een twist met den
man over bet verongelukte avondeten, nieuw
voedsel bad gekregen.
//Nu, dat beet ik toch nu den trots en de
eigenzinnigheid te ver drijven,// sprak zij
ware woorden spreken: Voor niemand was
het jaar 1866 voordeeliger dan voor onzen
vrijmetselaarsbond!
Het jaar 1866 was inderdaad voor het
geheim geuootscliap der vrijmetselaars eene
belangrijke periode. Wel zijn de woorden:
Delenda est Austria niet verwezenlijkt ge
worden, maar al werd Oostenrijk niet ver
nietigd, het werd toch geknakt, ja onder
drukt. De christelijke volken van Oostenrijk
waren ontmoedigd, het Rijk was verdeeld
en de katholieke dynastie der Habsburgers
moest het iu Hongarije aanzien, hoe de oude
revolutionnairen eu vrijmetselaars zich vau
de Regeeriug van het land meester maakten
en zelfs wraak namen aan hen, die iu
vroegere jaren deu Keizer en het Rijk hadden
verdedigd. Klapka, die, zooals wij reeds
vermeld hebben, in het jaar 1866 het Hon
gaarsche revolutioauaire legioen tegen zijn
vaderland aanvoerde, is ook thans nog het
intellectueele hoofd der loge iu Hongarije,
geniet echter van den Staat een flink pen
sioen als Hongaarsch Generaal. Iu gausoh
Hongarije worden de voordeeligste betiek-
kingen door vrijmetselaars, of, wat hetzelfde
is, door Joden bekleed; er worden leeuiugen
op leeningen gesloten; de belastingen wor
den steeds verhoogd eu zoo zuchten de
arme volken van dit land onder den druk
vau een door en door bedorven bestuur.
Dat noemt men dan: vooruitgang of
liberalisme. Bekend is de uitdrukking van
den trotschen Kouiug Lodewijk XIV vau
Frankrijk: »L,état cestmoi<s. eu bij was het.
Minder bekeud is de uitspraak van deu aarts
vrijmetselaar Emile Grisar, welke hij in
1845 deed hooien iu de feestloge te Aut
werpen. »Wij vrij metselaars,zoo sprak
br.\ Grisar, »wij zijn het liberalisme, wij
zijn zijne gedachten, zijne ziel, zijn leven,
iu een woord, wij zijn het liberalisme zelf!
Het is eene bekende zaak, dat de meeste
vrijmetselaars niet om ethische beweeg
redenen, maar om redenen van fiuaneiëeleu
aard zich bij de loge hebben aangesloten.
Men ziet er tijdelijk voordeel in lid van
bet geheim genootschap te worden. Gelijk
overal, zegt de schrijver in het Wiener Vater-
land, waren ook iu Oostenrijk de kinderen
Israëls de eersten, die zich voorstelden, dat
er met de beoefening van de broederlijke
liefdeook nog wel wat zakenwaren
te doen. Allicht zouden er onder de broeders
nog wel lieden te vinden zijn, aan wie men
wat kon verdienen. De toeloop tot de loge
van personen van twijfelachtige fiuauciëele
existentie, was dan ook in den aauvaug
zoo sterk, dat een logebroeder op zekeren
dag zich de woorden liet ontvallen: »de
meerderheid der vrijmetselaars bestaat uit
lionend tot het meisje, en zette de handen in
de zijden, //'t is niet genoeg, dat (1e juffrouw
deu geheelen namiddag rondslentert, 's avonds
dient er ook nog eene wandeling gedaan te
wordenl Mooie geschiedenis! Meent gij wellicht,
dat gij alleen voor uw pleizier op de wereld
zjjt? Wilt gij mij dan met geweld de gal doen
overloopen?//
//Gij waart niet goed gemutst, vrouw Krans,
gij bespotte zelfs de edele doode, toen ben ik
uitgegaan om het gekrakeel te vermijden.//
//Genoeg, stijfhoofdig ding. Met ons beiden
moet dat anders worden. Wij hebben samen geen
plaats in den molen: of gij of i'fc moet weg! Wij
zullen toch eens zien, wie hier te bevelen
heeft?//
//Ik wil mjj niet bij u opdringen, vrouw Krans;
wijst ge mij de deur dan moet ik gaan.//
Roosje wankelde uit het vertrek, ging naar
hare kamer en bond de haar toebehoorende zaken
onder het storten van tranen in een bundeltje. //Het
valt hard,//snikte zjj, //als wees bij nacht en nevel
zoo op straat gezet te worden.// Daarop zonk
zij op de knieën eu smeekte den Hemel haar te
beschermen en toch niet te willen verlaten. Het
deed haar innig leed van de haar zoo dierbaar
geworden plaatsen, waarin zij als kind gespeeld
en dageljjks met hare overleden weldoenster
verkeerd had, thans plotseling afscheid te moeten
nemen. Immers elk voorwerp was aan de her
innering der doode gewijd en aan hare eigen
bankroetiers, of uit degenen, die het willen
worden.
De broeders gebruikten het genootschap
echter ook nog voor een ander doel. Het
is merkwaardig, dat in de jaarlijks gepu
bliceerd wordende lijst van »gezwcreneu«
toevallig zoo veel namen voorkomen van
vrijmetselaars. Bevreemden kau ons dit feit
niet; immers een der voornaamste wetten
van de orde is, dat alle gewichtige staats
betrekkingen, zooveel mogelijk door geest
verwanten moeten bekleed worden. Voor
een beschuldigde, die tot bet geheim ge
nootschap behoort, kau het niet dan hoogst-
aaugenaam zijn, wanneer hij verneemt, dat
de jury, die over zijne gepleegde misdaad
uitspraak heeft te doen, samengesteld is uit
mannen van den kalkbak eu het schootsvel.
Ook de verdedigers iu strafzaken, de
heereu advocaten, ontbreken niet iu de
»broederlijst;« meestal belmoren zij tot de
joodsche natie.
Wij meenen door het hier vermelde iets
bijgedragen te hebben tot de kennis van
het onzalig streven eu werken van het ge
heim genootschap der vrijmetselarij. Da
bond is niets anders dan eene vereeuiging
van lieden, die gekant zijn tegen het posi
tieve Christendom en het christelijke volk.
Wie orerigeus nog iets naders vau de af-
schuvrlijke geheimen van dit genootschap
wil weten eu al de potsierlijke comedies
weuscht te kermen, die zij in de loges spe
len, hij leze het werk van Leo Taxilde
bekende Fransche schrijver, die eenmaal zelf
vrijmetselaar was, maar die, toen hij de
de goddeloosheid dezer secte leerde kennen,
haar met afschuw verliet. Vau dit werk is
onlangs bij den uitgever J. W. Van Leeu
wen te Leiden eene vertaliug verschenen.
Het is een leerrijk, hier en daar zeer ver
makelijk boek, waarvan wij de lectuur
iedereen ten zeersle kunnen aanbevelen.
Na een hartelijk afscheid van de Czarin
is Keizer Wilhelm Dinsdag voormiddag
met deu Czaar naar Kroonstad vertrokken.
Het Duitscbe eskader lichtte eergisteren-
namiddag te drie uur het anker eu stoomde
weg ouder de donderende saluutschoten der
Russische vloot en forten. Nadat Keizer
Wilhelm van het Russische Keizerpaar en
van de Grootvorsten een hartelijk afscheid
genomen had, stak te half vijf de JELohen-
zollern iu zee, ouder een hernieuwd saluut
der Russische vloot, die zich in slagorde
had opgesteld, eu op welke het Pruisische
volkslied werd aangeheven. Talrijke stoom
schepen van particulieren deden deu LLohen-
eollern uitgeleide, onder voortdurend hoera
geroep.
jeugd. Doch wat hielp het klagen zij moest weg,
voor Roosje was geen plaats meer in den molen.
Weenende maar niet moedeloos, verliet zij stil
liet huis en ijlde naar de stad; daar was haar
eene oude dame, eene vriendin der overledene
molenaarster, bekend, bij wie zij voorloopig
huisvesting hoopte te vinden. De vrouw nam
Roosje, die in korte woorden haren toestand
bloot gelegd bad liefderijk op.
„Het verheugt mjj," zeide zij, //dat gij aan
mij gedacht heb; gij blijft hier tot zoolang zich
voor u eene passende gelegenheid tot een dienst
voordoet.
Het jaar 1876 had een treurigen intocht ge
houden; op eer. strenge vorst viel plotseling de
dooi in, en iu de maanden Februari en Maart
kwolleu de beken tot stroomen, de rivieren
traden buiten hare oevers en overstroomden het
land uren ver. Schier geheel Europa werd door
de vreeseljjke plaag van hoog water geteisterd,
ook was de nood hoog in de dorpen en de ste
den, welke aan den Rjjnoever lagen: zij waren
geheel of gedeeltelijk overstroomd. Het anders
zoo heldere, blauwe water van de stroom had
eene vuil gele kleur aangenomen; het had met
zegevierend geweld de oevers overschreden, dijk
en dam doorgebroken en zich diep iu het land ver
spreid, nood, ellende en verderf met zich voerende.
De vroolijke schuiten en trotsche stoombooten dre-
Zooals men weet, zal Keizer Wilhelm
op zijn zomerreis ook de Hoven van Dene
marken eu Italië bezoeken.
De Deeusche bladen werken het thema
uit, waarbij wij reeds de aandacht onzer
lezeis bepaalden. Zij geven namelijk de hoop
te kennen, dat het bezoek van Keizer Wil
helm II bij den Koning de inleiding moge
blijken van eene reehtsdoeuing aan Dene
marken. De landstreken vau Sleeswijk,
waarin de Duitscbe taal als volkstaal wordt
gesproken, moeten aan Denemarken worden
teruggegeven.
In de Duitscbe bladen steekt men den
draak met dien eisch. Een echt Pruis wil
niet hooren van die wederafstanddoening.
Het is dan ook wat hard voor het Prui
sische volk. Doch Keizer Wilhelm bezit
macht eu invloed genoeg om, als hij wil,
dat verzet te weerstaan. Als men zich in
Denemarken vleit met de volledige naleving
van het tractaat vau Nicolsburg, dan be
driegt men zich zeer. Reeds toonden wij
aan, dat er een middenweg mogelijk blijft.
Duitschiand zou zich bereid kunnen ver
klaren voor eene grensherziening, welke
aan Denemarken enkele districten terug
gaf. Door die aanwinst zou de openbare
meeuing iu Denemarken worden gestreeld;
Keizer Wilhelm II zou zooals een Deensch
blad opmerkt Denemarken langs dien
weg zedelijk hebben gewouueu. Ieder vriend
des vredes eu der gerechtigheid moet weu-
schen, dat de Keizer vau Duitschiand, of
liever de Koning' van Pruisen, bereid zal
worden bevonden, althans eenigzius aan
Denemarken recht te doen.
Voor de verwezenlijking van dit liefelijk
droombeeld is bet echter uoodig, dat de
Deeusche bladen geen te hoogen toon aan
slaan, gelijk zij tot hiertoe deden. Men
moet het Keizer Wilhelm mogelijk maken
zonder de gevoeligheid van de Pruisen te
kwetsen, aan de wenschen vau Denemarken
te gemoet te komen. Door iets ten gunste
van d6 Denen te verrichten, zou de Duitscbe
Keizer natuurlijk ook de banden van vriend
schap met Rusland nauwer toehalen, terwijl
geheel Europa zijne grootmoedigheid zou
prijzen. Alles zal hier afhangen vau deu
raad van Prins Vou Bismarck. Houdt die
ouverbiddellijk vast aan de leer, dat van de
voordeelen, in 1864 behaald, niets mag
worden prijs gegeven, dan zullen de Denen
worden teleurgesteld. Misschien acht ook
de Rijkskanselier het echter noodig en nuttig,
dat Duitschiand een schitterend bewijs van
gematigdheid geve. Het is in elk geval reeds
veel, dat de Duitscbe Keizer de eerste is,
die de baud der volkomen verzoening reikt.
Wel heeft de Koning van Denemarken
indertijd te Berlijn een kort bezoek afge
legd, doch bij die gelegenheid werd het
ven niel meer over den stroom in plaats ervan
voerde hij onwortelde boomen, balkeu, huisraad
en lijken met zich, het was een beeld van ver
woesting en schrik, een teeken hoe machteloos
de mensch tegenover het geweld der ontketende
elementen is.
Ook de stad B. aan den Rjjn was het lot
der andere plaatsen niet ontgaan. Reeds h»d
het water den hoogeu rotsoever in zijne golven
begraven en was onophoudelijk verder doorgedron
gen, kelders en woningen vullende en de eene
straat naar de andere overstroomende. De bewoners
vluchtten na de bovenste verdiepingen, schuiten
onderhielden het verkeer en immer steeg de
vloed,welke door den onophoudelijken regen steeds
nieuw voedsel kreeg. Slechts het hoogcr gele
gen gedeelte der stad was nog vrij en werd door
het alles verwoestende element nog niet bereikt;
ook de molen van Krans lag beschut achter
den hoogen dijk, waartegen de razende golven
zich wild uiteenspattend braken.
Dag en nacht waren de bewoners in de weer
om den dyk meer vastheid te geven, want
mocht hij doorbreken, dan zou al het land,
dat daarachter in eene laagte lag, in eene zee
herschapen worden en ook andere dorpen dreigde
dan het grootste gevaar.
Doch nog een grooter leed zou deze vrees
komen vermeerderen.
(Wordt vervolgd.)