NIEUWE
No. 1273.
Woensdag 1 Augustas 1888.
13de Jaargang.
De zaak Okma.
B U i T E nITaHxTT
7)
De Linde.
B44HIM
ABONNEMENTSPBIJS
Per 3 maanden voor Haarlem1 0,85
Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
B OB EAU: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA KOU AGITATE.
101 RUT.
PBIJS DEB ADVEBTENTIÉH
Van 16 regels.30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie tt Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag-
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KÜPPERS LAUREY.
Er wordt in het liberale Nederland ont
zaglijk veel geweld gemaakt over het ge
beurde met den Heer R. K. Okma, een der
Afgevaardigden uit Friesland. Die heer heeft
namelijk, hoewel hij lid was van den Ge
meenteraad zijner woonplaats, geleverd ten
dienste vau de Gemeente, altijd indirect.
Nu schijnt, volgens de letter der Ge
meentewet, zulk eene indirecte levering
werkelijk verboden te zijn. De Minister
Mackay heeft daarom den Koning voor
gedragen, en Z. M. heeft zich met de voor
dracht vereeuigd, om het hooger beroep
van den Heer Okma, tegen de beslissing
van de Gedeputeerde Staten van Friesland,
waarbij hij wegens de leverantie in zijne
qualiteit als Raadslid werd geschorst, af te
wijzen.
De kieswet bevat geeue bepaling volgens
welke de Heer Okma, om den ongunstigeu
afloop van het incident, zijn mandaat als
Kamerlid zou moeten nederleggen.
Hij blijft dus geheel vrij, hoe hij han
delen wil. De liberalen meenen echter, dat
hij thans geheel onwaardig is om in 's lauds
raadzaal zitting te nemen.
De groote vraag, welke het hier geldt,
is volgens onze meeniugheeft de Heer
Okma zich schuldig gemaakt aan een feit,
hetwelk hem in zedelijken zin onwaardig
doet wezen deel uit te maken van de Tweede
Kamer.
Op die vraag nu geven wij zeer bepaald
een ontkennend antwoord. Wjj zullen
kortelijk de redenen samenvatten, waarop
dat gevoelen steunt.
In de eerste plaats dan achten wjj in
het algemeen, bet voorschrift der Gemeente
wet te beperkend. Men kan zich wel zeer
goed het geval denken, dat de levering aan
de Gemeente door een lid van den Raad
eene noodzakelijkheid moet worden geacht,
omdat bij hem het bewuste artikel tegen
den billijksten prijs te krijgen is.
Het komt ons voor, dat de wetgever het
criterium had moeten stellen der quaestie,
of er beuadeeling der Gemeente had plaats
gehad. Men zal dan zeggen, dat de beoor
deeling daarvan door den Raad, waarin de
beklaagde zitting heeft, zeer dikwqls niet
onpartijdig zou plaats hebben, doch daar
tegen merken wij op, dat het instellen van
een hooger beroep tegen 's Raads uitspraak,
hij de wet had kunnen toegepast worden,
tn de allereerste plaats zou de Burgemees
ter, reeds volgens de bestaande bepalingen,
de werking van 's Raads besluit kunnen
voorkomen; bij zou bjj de hoogere macht
te rade kunnen gaan.
FE U1L L E T O N.
(Vervólg)
Beide mannen grepen de roeispanen: Roosje
hield met vaste hand het roer zij gevoelde
eene verdubbelde kracht in hare armen. De
boot werd losgemaakt en schoot als een pijl over
de schuimende vlakte en in weerwil der woe
dende baren recht door naar den molen. Deze
te bereiken was niet moeilijk, omdat de stroo
ming meewerkte, maar de grootste moeilijkheid
bestond daarin, om den terugweg naar den
heuvel en de stad aan te nemen tegen storm
en golven in.
Weldra had de boot den molen bereikt; de
sterke matroos had aanstonds de nok met beide
banden vastgegrepen. Allen wilden de eersten
zijn.
//Telkens drie personen," riep 1 rapet, //wij
varen naar de Moedergodslinde.//
"Vrouw Krans, de molenaar en eene dienstmaagd
stapten in de boot. De molenaar loste Roosje
af en was niet weinig verwonderd, deze hier te
zien. Niemand sprak een woord, alleen de
schippersknecht gat het commando.
De mannen spanden al hunne krachten in,
om den strijd tegen liet woedende element voort
te zetten en na vele moeite bereikten zij ge
lukkig den heuvel. Allen stroomden het zweet
Over het verhitte gelaat.
Liet de wet in speciale gevallen de le
vering door Raadsleden toe, men zou vele
moeilijkheden kunnen voorkomen.
De beuadeeling der Gemeente (wij her
halen het), daarin moet de strafbaarheid
van de levering door een Raadslid worden
gezocht. En nu is nog vau geene enkele
zijde beweerd, dat de Heer Okma als leveran
cier de Gemeente schade deed lijden. Had
dit werkelijk plaats gehad, dau zouden de
liberalen ook die grief wel luide hebben
doen klinken. Zij deden dat niet, zoodat
we moeten aanuemen, dat er hier van
schade 1 jjderx door de Gemeente geen sprake
kan zijn.
Zedelijk staat dus de Heer Okma niet
schuldig. Hij is enkel overtreder eener ad
ministratieve bepaling in de wet.
De wet nu gaat uit van een groot wan
trouwen jegens de gekozenen door de bur
gerij. Zij wil toch de volkomene onafhanke
lijkheid van de Raadsleden waarborgen en
daarom mag een Raadslid niet leveren aan
de Gemeente. De wet onderstelt dus, dat de
mannen, die door hunne medeburgers wor
den vereerd met hel vertrouwen om een
mandaat als vertegenwoordiger te vervullen,
oneerlijk zouden kunuen zijn om voor eenig
stofleljjk voordeel, hunne roeping en plicht
te verzaken.
Naar deze opvatting berust het gansche
voorschrift in quaestie op de revolutie-leer,
dat alle meuschen door de wet als schurken
moeten beschouwd worden.
Het ware, onzes inziens, beter dat ook
de Gemeentewet zich hield aan de bepaling
van ons Burgerlijk Wetboek, naar luid van
welke de goede trouw altijd wordt ver
ondersteld, en dus de kwade trouw moet
bewezen worden.
Kwade trouw nu, nemen wij bij den Heer
Okma niet aan; hij heeft zeer stellig de
bedoeling niet gehad om de Gemeente na
deel te berokkenen.
Wanneer dat alles zoo is, dan schijnt
het ons allerminst geboden toe, dat de Heer
Okma uit de Kamer terugtreedt. Hij deed
iets, hetwelk volgens de letter der wet ver
boden is, doch dat ongetwijfeld in tal van
Gemeenten dagelijks geschiedt.
Door een inzender in T)e Standaard werd
dezer dagen herinnerd aan eene soortgelijke
als de Okma-geschiedenis. Toen was de
overtreder een liberaal en wel een zeer deftig
heer. Hij werd ook vervallen verklaard van
zjjn lidmaatschap van den Raad, maar na
afloop van den gestelden termijn, met groote
meerderheid opnieuw gekozen. De liberalen
namen toen ook aan, dat er moreel niet
was gezondigd.
Zoo is het ook. De Heer Okma blijft
Met ingehouden adem volgden de toeschou
wers het werk, en zij konden zich niet genoeg
over den heldenmoed verwonderen.
De vrouwen stegen uit en vielen neder op
den grond om niet door den storm in het water
te worden geworpen.
De boot keerde naar den molen terug.
Vrouw Krans lag naast Roosje en hield zich
vast aan den grond.
//Roosje," zeide zei na eene kleine rust, //aan u
dank ik mijne redding!//
//Spreek daarover niet, vrouw Krans, ik zwak
meisje, ik kon niets. Dank den Hemel en de
Moedergods, onder wier bescherming wij hier
zijn.//
„En u, edel meisje, heb ik bij nacht uit de
woning verjaagd! Roosje, vergeef het mij!//
En hetgeen sinds lang niet gebeurd was, ge
beurde nu: de koude, zoo gevoellooze vrouw
weende tranen van schaamte, van berouw, van
dankbaarheid en bracht de hand van Roosje aan
hare lippen.
De boot landde ten tweeden male; de overige
dienstmaagden beklommen den heuvel, en nog
twee malen stevenden de kloeke mannen heen
en weer, tot zich niemand meer op den be
dreigden molen bevond; het vee echter kon niet
worden gered. Het was hoog tijd, want reeds
had het water het toppunt van het dak bereikt
Men maakte den ketting om den boomstam
der linde vast en daarna zonken de mannen,
uitgeput van vermoeienis, afgemat neder, ter
wijl nochtans de helft van het werk was vol
bracht.
ook na het ontzettende misdrijf eener
indirecte levering, een fatsoenlijk mau; hij
is eenvoudig het slachtoffer eener, onzes
inziens, veel te strenge wetsbepaling. Bij de
herziening der Gemeentewet zal dit voor
schrift zeker worden verzacht.
Hoe 't ook zij, de liberalen hebben geen
recht om tegenover den Heer Okma zoo
vreeselijk braafen tegenover den bewusten
liberaal zoo ontzaglijk mild te zijn. De
schoen wringt echter ergens anders dan op
de zedelijkheidsplek. De Heer Okma is
Kamerlid, en de liberalen willen een der
hunnen trachten te winnen.
Niet de moraal maar de politiek beheerscht
voor hen deze quaestie. Dat inziende mag
de Heer Okma niet bedanken voor zijn
mandaat. Een misdrijf is er niet gepleegd;
ieder braaf man kan den Heer Okma nog
de hand geven. God gave, dat al de regenten,
dat wil zeggen, al de leden van de hoogere
en lagere regeeriugscolleges zedelijk niet
meer op huu geweten hadden dan de Heer
Okma. Nederland zou dan onder de ge
lukkige natiën kunnen geteld worden. Hier
geldt vooral het woord: »wie van ulieden
zonder zonde is, werpe den eersten steen
op hem.« Werden deze woorden ook in
's lands Raadzaal en in de Gewestelijke- en
Gemeenteraden gesproken, wie weet hoe
weinigen dan den steen zouden durven
werpen.
Onze conclusie is alzoo: geene nieuwe
verkiezing voor den Heer Okma. Na afloop
vau zijn mandaat, moeten de kiezers, die
dan niet meer zullen leven onder den iudruk
van de liberale verdachtmakingen, hebben
te beslissen of de Heer Okma»door eene
indirecte levering het vertrouwen zijner
medeburgers heeft verbeurd.
De Danziger Zeitung meldt: Van de te
Elbing voor rekening van de Italiaansche
Regeering gebouwde torpedobooten, die on
langs met eene Duitsche bemanning naar
Spezia voeren, waren er twee genoodzaakt
de haven vau Brest in te loopen. De ont
vangst, welke den manschappen aldaar be
reid werd, was geheel iu strijd met de heer-
scheude gebruiken in zeesteden, waar het
internationale verkeer van eenig belang is
en die gewoonljjk in de Franscke haven
plaatsen ook in zwang zijn. Volgens be
richten uit Elbing, werden de Duitsche
matrozen namelijk, toen zij aan land wilden
gaau onder ruwe schimpwoorden metsteenen
geworpen en waren zelfs genoodzaakt zich
naar hunne sloepen terug te trekken.
Uit diplomatieke kringen te Berlijn komen
//En weet aan wie gij zulks te danken hebt,//
zeide de koene schippersknecht, //dat gij daar
ginder uw dood niet gevonden hebt? Zie
daar, aan dit edel meisje, dat ons opeischte.//
„Zwijg toch,// zei Roosje, //ik ben anderen slechts
voor geweest..//
De molenaar en zijne vrouw zagen elkander
zwijgend aan, doch koesterden beiden dezelfde ge
dachten.
De storm woedde voort; de golven lekten met
vraatzuchtige tongen langs den heuvel als waren
zij boos, dat de christelijke naastenliefde hun dit
offer had ontrukt. De eene rukwind volgde
op den anderen, de eene al sterker, dan de tweede,
als moest het schokkend wereldrond krakend uit
zijn assen vallen. Het was of de laatste dag
was gekomen. Eensklaps kwam een geweldige
rukwind en zie daar valt de Moedergods
linde onder vreeselijk gekraak en met een ge
weldigen slag neder; zij hief hare wortels omhoog
en had in haren val zelfs het Moedergodsbeeld,
dat haar den naam gegeven had, verbrijzeld en
onder zich begraven. Gelukkigerwijze was nie
mand gekwetst; met de takken speelde het
water en klagend verhief zich de machtige stam
ten hemel.
Alles liep zoo ras van stapel, dat de men-
schen, die ooggetuigen van het schrikwekkend
tooneel waren, verbaasd stonden. De houtsplin
ters van het Moedergodsbeeld lagen rondom
verstrooid; ieder nam een stukje mede ter her
innering aan dit schrikwekkend uur; Trapet
zou de wonderbaarste ontmoeting ten deel vallen.
Een klein, dun pakje in een waslinnen doekje
vingerwijzigingen, dat Prins Waldemar,
wiens candidatuur voor bet weldra te ver
wachten vacaot geraken van den Bulgaar-
scben troon bij de jongste ontmoeting tus-
schen de beide Keizers in overweging ge
nomen zou zijn, deze candidatuur niet zou
willen aanvaarden. Het beet dat zijn broeder,
de Koning van Griekenland, en zijn vader
het hem beslist ontraden, en dat bij zelf
ook er niet toe genegen is. Het door som
mige bladen uitgesproken vermoeden, dat
Keizer Wilhelm trachten zou den Prins tot
andere gedachten te brengen, wordt nergens
ernstig opgenomen. Aan den anderen kant
moet de Oostenrijkscbe Regeering verklaard
hebben, dat zij tegen de candidatuur van
Prins Waldemar geen bezwaar beeft.
Boulanger heeft jl. Zaterdag voor het
eerst sedert zijn herstel, in een open rijtuig
een rijtoertje gedaan door het Bosch van
Boulogne. Hoewel het tochtje vooraf aan
gekondigd was, waren slechts een 200 a 300
nieuwsgierigen en Boulangisten voor zijn
huis bijeengekomen, toen hp in het rijtuig
stapte. Zestien rijtuigen met journalisten,
nieuwsgierigen er. vrienden volgden het zijne.
De laatsten riepen aanhoudend: »Leve Bou
langer! Weg met Floquet! Weg met Jules
Ferry!en zongen Boulaugistische liederen.
De voorbijgangers lachten over dat bespotte
lijk vertoon van den gewezen Minister van
Oorlog en Commandant eens legerkorps.
Boulanger heeft zich candidaat gesteld in
de departementen Somme en Charente-In-
férieure, waar op 19 Augustus a. s. ver
kiezingen zullen plaats hebben.
Te Parijs loopt het gerucht, dat Generaal
Boulanger binnenkort eene reis door Rusland
zal ondernemen.
De werkstakingen te Parijs en in den
omtrek nemen toe. Op verscheidene plaatsen
heeft de politie de werkstakers uiteen moe
ten jagen. De politie heeft zeer strenge
bevelen ontvangen. De meeste arbeiders
zijn vreemdelingen. Er werden 53 personen
gevangen genomen. Er is versterking van
troepen aangevraagd.
In het Brit8cke Lagerhuis vroeg de
Heer A. O'Connor Donderdag aan de Re-
geering of zij een verzoekschrift had ont
vangen van Britsche bankiers, kooplieden
enz. op Java, waarin zij zich beklaagden
over gedwongen schutterij-dienst; voorts
lo. of alle gezonde Europeanen en daarmede
gelijk gestelden in deze macht werden op
genomen, 2o. of zjj, die wegens lichaams
gebreken niet dienen konden, belasting moes
ten betalen; 3o. of zij, die bij de schutterij
waren ingelijfd, zich door inboorlingen op
bloote voeten moesten laten oefenen; 4o.
of niet-opkoming bij die oefeningen gestraft
gebonden en zorgvuldig dichtgenaaid viel naast
hem neder. Hij stak het zwjjgende en verwon
derd in zijn borstzak.
Uren waren verloopen; de orkaan verminderde
en ofschoon de golven nog zeer hoog waren, kon
men toch zonder gevaar de stad bereiken.
Nu kwamen van daar ook meer schuiten naar
den heuvel om redding en hulp te brengen.
Een half uur later was het werk volbracht en
elf mensehen van een wissen dood gered.
Roosje reikte Frans de hand en zeide: //Ik
dank u, ik houd woord.// Daarop ijlde zij spoe
dig, leunende op den arm van Trapet, ten einde
de dankbetuigingen te ontgaan, naar hare wo
ning terug. Zij was geheel uitgeput, alleen de
goede wil had haar nog staande gehouden. Af
gemat zonk zjj neder op de sofa en een bevre
digende lach speelde om hare lippen. Haar
gelukkige verloofde deelde de oude dame al het
voorgevallene mede en met eene soort hoogmoed
zag hij op naar Roosje, die de redding het
eerst had bewerkstelligd. //Hart en hand waren
de prijs,// besloot hij, //en ik ben gelukkig,
zulk een meisje mijne bruid te mogen noe
men."
Hjj trok het pakje uit den zak en opende
den omslag. „Wonder toch//, zeide hij, //met
de splinters van het Mariabeeld viel het naast
mij neder.//
In den hoogsten graad verrast, zelfs bekommerd,
sprong hjj juichende op, toen een brief uit het
lederen omslag te voorschijn kwam en hij het
daarop vermelde adres las.
Wordt vervolgd