NIEUWE
No. 1282
Woensdag 22 Augustus 1888.
13de Jaargang.
De slavernij in Afrika.
BUITENLAND.
Een offer.
BÜKLEISl'IE COllftAlT.
ABOïïWEMEÏTrS PK IJ8
Per 3 maanden voor Haarlem f 0,85
Voor de overige plaatsen iu Nederland tr. p. p. 1,10
Voor het Buitenland 1,80
Afziuderljjke Nummers0,06
Dit blad verschjjut
eiken DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Janstraat Haarlem.
AGITE MA HOR AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÉB
Van 16 regels .30 Cents.
Elke regel meer 5
Groote letters worden berekend naar plaatsrnimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant
Advertentiën worden uiterlijk Maandag-, Woensdag
en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers: KUPPERS LAUR.EY.
Vervolg.)
Sinds meer dan eene halve eeuw, terwijl
onze blikken op andere landen gericht
waren, maakte het Mohamedauisme zich
langzamerhand, doch met zeldzame vol-
hardiug, meester van bijna de helft van
Afrika. Iu zekere streken werden door het
Mohamedauisme Rijken gesticht, in andere
zocht het zjjn buit voor zijne slaverujj.
Onder de verderflijke dwalingen iu Afrika,
is de treurigste die, welke met den Islam
leert, dat de menschheid uit twee rassen
bestaat. Het eene, het las der geloovigeu
(Mohamedaueu), is bestemd om teheerscheu;
het andere, dat der vervloekten, zooals het
wordt geheeten, is aangewezen om te dienen.
Ouder die vervloektennu, nemen de
negers de laagste plaats in, die der dieren.
Zjj zjju, geljjk Paus Leo XIII met nadruk
zegt, in het oog der heerschers de last
dieren.
Door hunne veroveringen doorgedrongen
tot het middelpunt van eene door negers
bevolkte landstreek, hebben de Muzelman
nen zich naar hunne leer aan den arbeid
gezet. De door hen gevormde slaveujagers-
troepeu dringen steeds dieper iu het laud.
Overal drijven zij dezelfde neger-jacht voor
hun haudel. Nu eens verbergen de meu-
scheuroovers zich in bosschen langs de
voetpaden, dan weder in de graanvelden
en rooveu dan vrouwen en kiuderen, die
zjj zouder geleide ontmoeten. De zaak is
in de streken der groote meren zoo ernstig
geworden, dat iedere vrouw, ieder kind,
dat zich ook maar tien minuten van zijn
dorp verwjjdert, geen zekerheid heeft, er
terug te keeren. Geen opperhoofd vau een
der onafhankelijke kleiue stammen, onder
welke het land verdeeld is, bezit de macht
deze geweldenarijen te onderdrukken. Ter-
wjjl de bende der slavenjagers, uit Arabieren
of Mestizeu bestaande, of ook uit negers
der kustplaatsen, tot aan de tanden toe
gewapend, uittrekken, heeft de wilde be
volking der Afrikaansche bergvlakteu slechts
steeueu, stokken of hoogsteus pijlen en
lansen te barer verdediging. Door hunne
slechte bewapening zjju zjj dus uiet iu staat
zich tegen de meuschenroovers te weren
of zich aan hunne aanvallen te onttrekken.
De roovers maken zich niet alleen mees
ter van alleen loopende personen, maar zij
organiseeren strooptochten, dikwerf in bond
genootschap met naburige stammen^ die
dan een aandeel in den buit verkrijgen,
om later eveneens offers te worden der ue-
FS DILLE T O N.
8)
Vervolg
Truida nas een rjjk begaafd, beminneljjk,
schoon kind. En juist door deze beminnelijkheid
werd hare opvoeding bemoeilijkt. Wilde Louise
haar soms wegens ongehoorzaamheid bestraffen,
dan sloeg zij de armpjes om haar hals en sloot
haar den mond met kussen of wel zij ontwapende
Louise door zichzelve eene ernstige bestraffing te
geven op eene somwijlen zoo koddige manier,
dat het Louise bijna onmogelijk was zich ernstig
te houden. Soms maakte Truida zeer treffende
en vaak geestige opmerkingen. Toen Louise haar
eeDS vroeg, hoe zij zulke gedachten in het hoofd
kreeg, verzekerde zij op ernstigen toon: „Zusje
Louise! mijn kopje is klein, maar de hersens zeer
fijn!/' Wie zou dan ook, als zjj u met hare groote,
blauwe oogen trouwhartig aanzag, boos op haar
kunnen worden? Zjj ontwikkkelde naar li
chaam en ziel zeer voorspoedig onder de zorg
zame leiding van Louise en loonde de moeite
en zorgen harer zuster door eene warme kinder
lijke liefde.
Ongeveer zes jaar was Truida oud toen er
eene gewichtige gebeurtenis in de familie plaats
greep, die op de toekomst van het kind van groo-
ten invloed zou zijn. Dr. Feldner ontving name
lijk een brief van zijne oudste zuster, die hem
berichtte, dat zij zich tegenwoordig in eene na-
gerjagers. Des nachts overvallen zij weer-
ïooze dorpen en steken de strooien hutten
iu brand. De bewoners, door de geweer
schoten wakker geschrikt, zoeken hun heil
in de vlucht naar de bosschen of iu het
hooge gras der dalen. Men vervolgt hen,
doodt de grijsaards en de mannen, die zich
wereu en al wat niet dienen kan voor de
slavenmarkt; de vrouwen en kindoren ne
men zij echter mede.
Alle gevangenen worden onverwijld naar
de slavenmarkt in het binueulaud gebracht,
mannen, vrouwen en kiuderen. Dan begint
voor die ongelukkigen een tijd van de
ontzetteudste ellende. De slaveu gaan te
voet. Krachtige mannen, die het zouden
kunnen beproeven te ontvluchten, worden
met de handen, somtijds met de voeten
aan elkander geboeid, zoo, dat het loopen
voor hen eene marteling is. Aldus berichten
de Missionarissen ia hunne brieven. De
marsck duurt den ganscheu dag. Des avonds
wordt hij gestaakt voor de nachtrust. Ieder
gevai geue ontvangt alsdan eeuige handen
vol ongekookte gierst. Dat is hun gausche
voedsel. Den volgenden morgen wordt de
reis voortgezet. Maar reeds na verloop van
eeuige dagen worden er eeuigen door ver-
moeidbeid, smart en ontbering zwak. Vrou
wen en grijsaards zijn de eersten, d e
blijven staan. Dan naderen de geleiders,
om de gevangenen schrik aan te jagen,
met dikke knotsen, om kruit te sparen,
grijpeu degenen, die het meest vermoeid
zijn, aan eu geven hen een geweldigen
slag in den nek. De ongelukkige slacht
offers geven een gil en vallen dood ter
aarde.
De kudde menscheu zet dan de reis
voort. De schrik heeft ook den zwakste
kracht gegeven. Telkens, als er een blijft
staan, wordt het ontzettende drama her
haald. Na eenige dagen van zulk een on
gelukkig leven wacht den gevangenen een
niet minder verschrikkelijk schouwspel. De
slavenhandelaars weten nuwat hunne
slachtoffers kunnen verdragen. Met een
blik kunnen zij zien, wie spoedig zal be
zwijken. Om eeuig voedsel te sparen gaan
zij achter die ongelukkigen staan eu slaan
hen met een geweldigen knotsslag dood.
De lijken blijven er liggen of worden aau
een boomtak opgehangen. En in de na-
bjjheid dier vermoorde negers moeten de
anderen eten en slapen.
Maar welk een slaap, men kan het zich
zouder moeite voorstellen. Onder de jonge
negers, welke wij van zulk eene hel heb
ben verlost en aan wie wij de vrijheid
bijgelegen badplaats ophield en het voornemen
had na de badkuur haar broeder voor eenige
dagen te zullen bezoeken.
Geertruida Eeldner was veel ouder dan haar
broeder. Zij was reeds op jeugdigen leeftijd met den
fabrikant Schönfeld gehuwd, die ofschoon toen
reeds in goeden doen verkeerende, door vlijt en
bekwaamheid zich een groot vermogen had verwor
ven. Na zijn dood had zijn zoon de uitgebreide zaak
overgenomen; de beide dochters waren ook reeds
gehuwd. En ofschoon zij en hare schoondochter
elkander hartelijk liefhadden, had de verstan
dige oude vrouw het niet raadzaam geoordeeld
met haar in het zelfde huis te blijven. Zij vertrok
derhalve naar eene groote stad en nam, daar
zij rijk en onafhankelijk kon leven, een leven
dig aandeel in alles wat kunst en wetenschappen
betrof en hield zich gaarne in beschaafde gezel
schappen op. Den zomer bracht zij meestal bjj
hare kinderen of op reis door.
Langen tijd had zij het haar broeder niet
kunnen vergeven, dat hij zich tegen haar wensch
in zulk een klein stadje had neergezet en er
zich later door zijn huwelijk voor goed had ge
vestigd. In weerwil daarvan was het schriftelijk
verkeer der zusters nooit afgebroken en toen
Truida geboren werd, had zij met vreugde het
meterschap over de kleine op zich genomen en
sinds dien tijd jaarlijks prachtige geschenken
aan Truida gezonden. Nu zij zoo kort in de na
bijheid was, wilde zij tegen een kleinen omweg
niet opzien om haar broeder te bezoeken.
Terwjjl Dr. Feldner ongeduldig de aankomst
zijner zuster verbeidde en Truida brandde van
nieuwsgierigheid hoe de onbekende tante er uit
hebben gegeven, waren er velen, die nog ge-
dureude langen tjjd eiken nacht ontwaak
ten en dan ontzetteude kreten deden boo-
ren. Zij zien in den droom de schrikwek
kende, bloedige tooneelen, waarvan zjj ge
tuigen waren. Aldus marcheert men soms
maauden lang. De karavanen verminderen
natuurlijk steeds meer en meer. Zijn er
gevaugeueD, die, gedreven door de ontzet
tende smarten, pogingen tot opstand doen
of trachten te ontvluchten, dan worden zjj
met de sabel geslagen eu men laat hen ge
wond aan den weg liggen. De weg, die
naar de steden leidt, waar slaven worden
verhandeld, is dan ook gemakkelijk te vin
den, door de beenderen vau arme slaven,
die er langs verspreid liggen.
Eindelijk komt men ter marktplaats aan,
waar het overgebleven gedeelte der arme
zwarten wordt heengeleid. Dikwerf is het
de helft of een derde vau het aantal waar
mede de tocht werd begonnen. Op de markt
ziet men tooneelen vau auderen aard, doch
daarom uiet mindt-.r vreeselijk. De negers
worden als vee tentoongesteld. Men onder
zoekt hunne voeten, hunne handeu, hunne
tanden, om zich te overtuigen van de dien
sten, welke zjj kunuen prestoeren. Men on
derhandelt omtrent den prjjs in hunne te
genwoordigheid. Is men dien eindelijk eens
geworden, dan behooren zij met Ijjf en ziel
aan hem, die hen heeft gekocht. Niets
wordt iu aanmerking genomen, niet eens
de banden des bloeds. Vaders, moeders eu
kiuderen, allen worden, oudauks hunne tra
nen en gejammer vau elkander gescheiden;
zij moeten zelfs gehoorzamen aan de meest
schaamtelooze eischen. Zjj zjjn het eigen
dom van hun heer eu meester, hij kan hen
pijnigen en dooden; niemand bekommert
zich om hen.
Livingstone, de beroemde, onverschrok
ken reiziger, die vele jaren getuige was
vau zulke oumenscheljjke baudeliugen,
schrijft de volgende merkwaardige woorden:
»Toen ik bericht gaf over den meu-
scheuhaudel iu Oost-Afrika, beu ik verach
ter de waarheid gebleven, om niet van
overdrijving te worden beschuldigd; de waar
heid is, dat men niet overdrijven kan, de
gruweljjke menschenhandel kan niet ver-
schrikkeljjk genoeg worden voorgesteld. Het
tco ieel, dat ik heb aanschouwd, is zoo ont
zettend, dat ik te vergeefs moeite doe, om
het uit mjjn geheugeu te verdrjjveu. De
gruwelen, die ik heb gezien, komen mij
telkens in de gedachte; des nachts doen zjj
mjj met schrik ontwaken.*
(Slot volgt).
zou zien, verwachtte de arme Louise vol bange
zorg de verwachte gast. Hare ouders hadden zoo
dikwijls van de rijkdommen van tante Schönfeld
gesproken, dat Louise vreesde, dat de eenvoudi
ge huishouding van haar vader, zoowel als de
stad harer inwoning aan de voorname tante niets
kon aanbieden wat haar genoegen zou doen.
Als zij trachtte haar vader met deze zorg
bekend te maken, begreep hij haar in 't eerst
niet, doch antwoordde later: «Lief kind, tante
Truida kent mijne positie en zal niet meer verlan
gen dan wij haar kunnen geven." De bedenkin
gen, die Louise opperde, vonden bij Mevrouw
Wildheim echter meer ingang.
Met hare hulp werd de kamer voor de logé
in orde gebracht eu van alle benoodigdheden
voorzien, die der dame eene onontbeerlijke be
hoefte zouden kunnen zijn, terwijl wellicht Louise
met den besten wil daaraan niet zou gedacht
hebben.
Het gevreesde oogenblik naderde meer en
meer; eindelijk kwam eene zwaar beladen koets,
eene zeldzaamheid in het stadje, de straat in rij
den en hield voor het huis van den dokter stil.
Deze jjlde de trappen af, hielp voorzichtig eene
oude dame uit het rjjtuig en beiden omarmden
elkander teederljjk. De zusterljjke liefde was
door de jarenlange scheiding nog geenszins ver
flauwd. Met Truida aan de hand stond Louise
bescheiden aan de deur te wachten. Op raad
van Mevrouw Wildheim had Louise het kind
gekleed met het laatste geschenk harer meter.
"En zijn dat uwe dochters, Lodewijk?" vroeg
Mevrouw Schönfeld. Terwijl zij dit zeide sloeg zij
een vluchtigen blik op Louise, maar hare oogen
Omtrent het door watersnood geteis
terde gedeelte van Neder-Silezië wordt het
volgende gemeld
Het water is langzamerhand gezakt eu
duraenden hebben de hand aan het werk
geslagen om de ontzettende aan woningen,
velden, dijken, bruggen eu wegen aangerichte
schade te herstellen. Het beeld van ver
woesting, dat deze landstroek aanbiedt, is
inderdaad aangrjjpeud en de hulp van par
ticulieren eu vau den Staat is allernood
zakelijkst. Terwjjl men na het bezoek van
den Minister van Binuenlandsche Zaken,
den Heer Herrfurth, op de laatste rekent,
hebben talrijke comité's benevens de meeste
districts- en gemeentebesturen zich gewend
tot de gegoede burgers om bjjstaud ten
deze te verleeuen. Alle Silezische couranten,
tot het kleinste blad toe, sporen de in
woners tot hulp voor de slachtoffers van
den watersnood aan. Het voorzitterschap
van het te Breslau opgerichte comité wordt
door den Hertog Yon Ratibor bekleed.
Iutusscheu hebben de plaatseljjken auto
riteiten de noodige voorzorgsmaatregelen
genomen, dat het verschil van waterstand
voor de inwoners geene nadeelige gevolgen
voor hunne gezondheid na zich sleept. Ook
wordt aan arme door den watersnood van
have eu goed beroofde familiën overvloedig
en krachtig voedsel uitgereikt. Tot heden
hebben zich onder de bevolking nog geene
epidemische ziekten geopenbaard.
Wat de aangespoelde voorwerpen be
treft, daaromtrent is door de autoriteiten
bepaald, dat deze als vondsten behooren
aangemerkt te worden en dat zjj aan den
reebtmatigen eigenaar moeten teruggegeven
worden. Daar zulks evenwel bjj het in ont
zaglijke hoeveelheden aangespoelde graan
onmogeljjk is, wordt dit tusschen de grond-
eigeuaars naar gelang vau het door hen
geleden verlies van korenschoven verdeeld.
Volgens berichten uit Berljju zaldelta-
liaausche Minister-President, de Heer Crispi,
binnen eenige dagen, alvorens naar Carls
bad te gaan, op Friedrichsruh een bezoek
bjj Prins Von Bismarck afleggen, alwaar
ook Graaf Kalnoky spoedig, misschien ge
lijktijdig met den Heer Crispi, zal aan
komen.
De Reichsanzeiger maakt de benoeming
openbaar van den Staats-Miuister Von Boet-
ticber tot Vice-President van het Staats-
Ministerie.
Eeuige socialisten in het Pransche
Noorder departement hebben zekeren Al-
richtten zich weldra op T ruidn, die in haar mooi
kleedje en met haar lief, van blonde lokken
omlijst, kopje er nog schooner uitzag dan
anders.
«Ja, lieve zuster! dat zijn Louise, mijne oudste
dochter en Truida uw petekind," antwoordde
haar broeder.
Vriendelijk, doch heel koel gaf Mevrouw
Schönfeld Louise een kus op het voorliootd,
doch Truida sloot zij innig in hare armen.
«Mijne nichtjes en ik zullen elkander spoedig
leeren kennen en liefhebben, verzekerde zij en
volgde haar broeder in zjjn huis zonder de hand
vanï'Truida los te laten.
•s Avonds ging Tante vroeg naar bed, dewjjl
ze vermoeid was van de reis. Hierdoor kreeg
Louise nog een uurtje vrij, hetwelk haar zeer
welkom was. Twee dagen, zoo had Tante besloten,
wilde zij blijven, twee dagen vol van zorg en
angst voor Louise! Hoe vurig verlangde Louise
dat die tijd maar reeds om mocht zijn. Gelukkig
had Mevrouw Wildheim haar gedurende deze
dagen een bekwaam meisje tot noodhulp gegeven,
anders zou zij geen raad hebben geweten.
Den volgenden morgen verscheen tante met
volle handen aan het ontbijt. Zjj overlaadde de
nichtjes met geschenken, die Louise bijna te
kostbaar voor hare omgeving vond, maar waar
over Truida uitgelaten van blijdschap was. Uoor
tante's vriendelijkheid week ook in den loop
van den dag Louise's bovenmatigen angst. UoK
het middagmaal, dat de jonge gastvrouw menige
geheime zorg had gekost, liep gelukkig a
Wordt vervolgd.)