N IK W E No, 1296 Zondag 23 September 1888. 13de Jaargang. De toestand. BUITENLAND. loïna. ABO NNEMENTSBB X J8 Per 3 maanden voor Haarlem Voor de overige plaatsen in Nederland fr. p. p. Voor het Buitenland Afzjnderljjke Nummers Dit blad verschijnt eiken DINSDAG, DONDERDAG en Z ATERDAG. BUBEAÏÏ: St. Janstraat Haarlem. r o,8b 1.10 1,80 0,06 HMNXIEü AGITE MA NOW AGITATE. ?SIJS HEB ADVEBTENTIÉN Van 1—6 regels30 Cents. iSlke regel meer 5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant Advertentiëu worden uiterlijk Maandag-, Woensdag en Vrijdag-avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers: KÜPPERS LAUBIT. Er is reeds veel geschreven over de rede, met welke de Minister vau Binnenlaudsche Zaken, uit naam der Regeering, de zitting der Staten-Geueraal heeft geopend. Allerlei oordeelen werden gesproken. Terwijl de eene de taal des Ministers prees, verklaar den anderen zich diep teleurgesteld. Wjj zullen ons onthouden van de her haling van hetgeen anderen reeds in het midden brachtenuit een enkel oogpunt wenschen vrjj de rede van Dinsdag te be- schouweu. En dat gezichtspunt betreft de algemeene toe-tand, waarin ons vaderland zich be vindt. Ter beoordeeling van de positie levert het Regeerings-woord, met hetwelk de leden der Staten-Generaal werden verwelkomd, eene zeer treffende bijdrage. Door het Kabinet toch werd geconsta teerd, dat de toestand waarin handel,scheep vaart en nijrerheid zich bevinden, niet vol doende kan gerekend worden. Met betrek king tot den handel deden zich niettemin enkele guustige teekeneu voor. De laatste verzekering beteekent in ons oog niet veel, daar de handelsbewdging zoo afwisselt, dat op haar weinig peil valt te trekken. Allerlei voorbijgaande omstandig heden hebben invloed op haar. Daarenboven wordt door de Regeering bljjkbaar alleen gedacht aan den groot handel, van welke de doorvoerhandel een gewichtig element uitmaakt. Met den kleinhandel staat het bepaald zeer slecht geschapen. De winkelstand kwjjnt. Die dit ontkent, doet der waarheid geweld aan. Die minder guustige positie van den neringdoende hangt samen met-den achter uitgang, die bij den landbouw valt waar te nemen. Hoogst betreurenswaardig is het daarom, dat de Regeeriug thans niet af zonderlijk van de conditie gewaagd, waarin de landbouw zich bevindt. Het is waar, in de openingsrede worden vele belangrijke mededeelingeu gedaan. In de eerste plaats zal eene wet worden in gediend om de natuurboter te beschermen tegen de coucutreniie van de kunstboter. Die mededeeling zal ongetwijfeld door de landbouwende bevolking met vreugde wor den begroet. Voorts zullen er landbouw proefstations worden opgericht. Ook die maatregel verdient toejuichiug, alhoewel wij daarvan niet zulke schitterende resulr tateu tot verheffing van den landbouw ver wachten. Toch durven wij beweren, dat, wanneer door deze Regeeriug niet meer voor den landbouw wordt gedaan, die tak in ons FE VIL LET ON. 2) (Vervolg.) In een oogwenk was geheel de bende ver dwenen; het dal zag er weer even stil en een zaam uit als te voren, en niets verried de aan wezigheid der gevaarlijke bandieten. De twee vrouwen bleven eenige minuten staan wach ten; toen trokken zij een gezicht alsof zij uit geput waren van vermoeinis en ontbering, sleepten zich langzaam naar het hek en traden binnen. //Leun op mjj moederlief," zeide Kira met eene zwakke, liefdevolle stem; //gij hebt honger en gij hebt al zoo lang geloopen. Misschien zullen wij hier brave menschen vinden, en zal de goede God medelijden met ons hebben.// Deze huichelachtige woorden werden gespro ken voor het geval, dat er soms iemand achter de boomen stond te luisteren. Doch niemand vertoonde zich, en alles scheen uitgestorven. Zoo strompelden zij de laan in, die naar het kasteel geleidde. Deze laan was zeer lang en dicht begroeid. Aan weerskanten waren van afstand tot afstand kleine priëelen met houten stoelen en tafels. De lnidinnen loerden in elk priëel, in de hoop er iemand aan te treffen of iets te vinden, dat van hunne gading was; maar zij volksbestaan door haar eigenlijk niet een aalmoes wordt weggezonden. Wat toch boven alles nood doet is de invoering van beschermende laudbouw-rechten. Overal op het vasteland van Europa gaat men tot de heffing van de bedoelde rechten over. Waarom moet Nederland eene uitzondering blij ven maken Hier geldt vooral de spreuk: al te goed is buurmaus gek. Onze buren lachen ons uitzij profiteeren van onze vrjjgevigheid en houden verder onze pro ducten buiten hunne laudpalen. Hierbij denken wij natuurlijk ook aan de nijverheid. Dat zij ljjdt, daarover bestaat gelukkig tusschen de Regeering en de be langhebbeudeu geeu verschil. Zal nu een meer of min beschermend tarief worden outworpeu? Men verwachtte dat bij het optreden dezer Regeeriug algemeen. Maar dat uitzicht werd reeds eeuigszius be neveld. Er worden namelijk allerlei ge ruchten verspreid omtrent eene onbepaalde verdaging van de door velen gewenschte hervorming. Wij kunnen evenwel daaraan niet gelooven, wij hip ven vertrouwen stellen iu de beginselen, wetke de Ministers voor hun optreden als zoodanig beleden. Boven dien, in de programma's zoowel van de Katholieken als vau de auti-revolutiou- uaireu was het denkbeeld der bescherming opgenomen. De Regeeriug, welke uit den stembusstrijd van Maart te voorschijn kwam, zal wel niet ontrouw worden aan haar oorsprong. De toestand der vaderlandsche industrie laat veel te weuschen over. Duizenden handen blijven in den lande werkeloos, omdat de arbeid ontbreekt. Dat kan zoo niet bljjveu. Er moeten afdoende maat regelen worden ingevoerd, alleen reeds uit het beginsel van zelfbehoud. Naar ons oor deel zou het opleven der nijverheid uit hare kwijoing ook het beste middel zijn om de werkstakingen te voorkomen, vau welke in de openiugsrede wordt gewaagd. Zoodra toch de welvaart onder de arbei dende bevolking zal ziju verhoogd, zullen de oproerkraaiers minder geopende ooreu vinden voor hunne kwade uitlatingen. Eeue werkzame bevolking is meest ook eeue tevredene bevolking. Men vergete niet hierbij te overwegen, hoe de loousquaestie, waarover de strikes doorgaans ontstaan, direct samenhangt met de welvaart van patroons en bazen. Door de ontzettende mededinging, met Welke de fabrieksheeren en patroons te worstelen hebben, kunnen de looneu niet dat cjjfer bereiken, hetwelk de werkgevers zelveu zouden weuschen te kunnen uitbetalen. Tot het onmogelijke is echter niemand ge houden. vonden zich in hunne hoop bedrogen, en wilden reeds op hunne stappen terugkeeren, toen zij bij eene kromming van de laan een zomerhuis bemerkten, dat grooter was dan de andere. Het dichte loover sloot de zonnestralen huiten, en eene kleine marmeren fontein onderhield er eene verfrisschende koelte. Op eene bank van mos lag een schoon jongske van ongeveer vierjaren gerust te slapen. Een lang wit nachtgewaad, met blauwe linten en strikken versierd, bedekte het geheel en al, en terwijl het daar zoo lag, met zijn blond krullekopje opeen zjjner poezelige armpjes, zou men gemeend hebben een engeltje te zien. Naast hem lag een fraai wit hondje met lange zijde-nohtige haren en een rood koord aan zjjn halshand. Het beestje sprong woedend op, begon schel te blaften en viel de twee wij ven woedend aan. Maar deze waren in die soort van dingen te zeer ervaren om zich hierdoor van hun stuk te laten brengen. Terwijl Kira haar voorschoot over het hondje wierp en het onder haar jak verborg om het zoo tot zwijgen te brengen, pakte hare moeder het onschuldige wicht met zooveel behendigheid op, dat het niet eens ontwaakte, en beiden snelden spoedig het hek uit en naar den troep, die hen met onge duld stond te wachten. Zoodra deze hen zoo haastig zagen aankomen, braken zij terstond op, en verborgen zich in eene groote spelonk, die aan alle zigeuners en smokkelaars goed bekend was. De muilezels werden ook in de grot geleid, en slechts de wagen bleef buiten staan. Wordt de concurrentie minder scherp, dan zullen de toestandeu ook in dit opzicht veel beter worden. De verhouding; tusschen loon en arbeid zal gezonder zijn. Thans verlaügen de werklieden iets zeer onbillijks. Zij willen ruime looneu, terwijl de patroons tot een uiterst-berekenden prijs moeten leveren, om aan de buitenlandsche mede dinging het hoofd te kunnen bieden. De invoering van een beschermend tarief noemden wij daarom, iu den eigenlijken ziü des woords, eeue levensquaestie voor ons vaderland. Zal de Regeering nog langen tijd wachten? Wij hopen, iu vredesnaam, van neen. De nood dringt. De handen moeten worden uitgestoken. Over den politieken toestaud van ons vaderland, voor zoo ver die uit de openings rede blijkt, zullen wij weiuig zeggen. De sociale positie trok ons meer aan. Slechts dit willen wij doen uitkomen, dat wij de Regeering hulde brengen voor de toezeg ging van de herziening der onderwijswet vau 1878 en van de splitsing der groote steden iu enkelvoudige kiesdistricten. Tegen beide wetten zal van de zijde der liberalen groot verzet rijzen. Voor vele liberalen is de onderwijswet een soort van heiligdom, waaraan niet mag geraakt worden. Vooral iu de Eerste Kamer zitten vele volbloed-onderwijsmannen, voor wie het hei ligschennis moet heeteu, om aan de bestaan de onderwijs-wetgeving te tornen. Toch zullen de vHeeren» er aan moeteu gelooven. Tegen de nationale overtuiging houdt zelfs geeu Senaat het uit. Eu wat de kiesdistricten aaugaat, ziju wij van oordeel, dat de groote steden moeten behan deld worden op denzelfden voet als geheel bet vaderlaud. De handhaving der tegenwoordige orde van zaken strekt alleen deu liberalen tot voordeel. Zulk eene schrandere partijdigheid mag niet worden bestendigd. Recht en ge rechtigheid moeten gehandhaafd worden. Verblijdend was het voor de natie uit de openingsrede te vernemen, dat men baar geeue nieuwe lasten zal opleggen. Moet daaruit volgen, dat de Regeering op be lastinggebied niets zal doen? Dat hopen wij niet. Volgens onze meening moeteu de directe heffiugen beperkt worden en indirecte in gevoerd. Dat zal kunnen geschieden, als de Regeeriug maar ernstig wil. Vatten wij het geschrevene saam, dan coucludeeren wij, dat de openingsrede over onze sociale positie een minder bevredigend licht werpt dan over onzen staatkundigen toestaud. Wij bezitten thans eehter een Minister, die ten goede wil werken voor ons vaderland. Ouder Gods onmisbaren Toen zij zich zoo in veiligheid gesteld hadden, zeide Joï, de aanvoerder, ongeduldig: „Welnu wat brengt gij toch mede, om ons zoo te laten loopen?// Kira liet het hondje op den grond vallen, dat half gestikt was van kwaadheid en van het hard loopen, en de zigeuner riep vergramd: „Het was de moeite waard om voor zoo'n vod onzen weg te verlaten. Het is een fraai beestje, dat is waar; maar hebt gij anders niets? „Anders niets!// antwoorddeCamarda, ter wijl zij de prop losmaakte, die zij het kind in den mond gestoken had toen het wakker werd; //en wat zegt ge dan hiervan?" //Verduiveld wat een prachtig kind! beste Camarda, gij zijt de slimste vrouw, die ik ken!// //Zoo waarlijk?" //Eu ge kunt alles krijgen wat ge wilt!" //Belooft ge dat?// //Ik beloof het. Het is zeker de grootste dienst, dien gij ons zoudt kunnen bewjjzen. Dat kind zal onze fortuin maken.// //Gij zijt allen getuigen, dal Joï beloofd heeft mij toe te staan wat ik zou vragen,// ver vólgde de oude vrouw. //Wij hebben het allen gehoord.// //Welnu, Joï, vergun mjj mijne dochter Moïna te gaan halen, vergun mij haar weg te nemen vau hare beschermster, die mij hare liefde ontsteelt, eu bij mjj te houden.// //Maar, Camarda, ge zijt gek; ge weet wel, dat uwe dochter niet van u houdt; laat haar zegen zullen dus door deze Regeering zoo wel op maaschappelijk als op politiek ge bied, gezegende vruchten voor ons dierbaar Nederland kunnen gekweekt worden. Een vr ede steekenDe werkzaamhedeu in de geweer'abriek te Spandau worden nog verder ingekrompen. Dezer dagen is voor alle afdeeliugen een driekwart werkdag voorgeschrevendit wil zeggen, dat er niet langer dan tot 's namiddags 4 uur wordt gewerkt. Dezer dagen is een gedeelte van het dagboek van Keizer Frederik openbaar ge maakt, hetwelk betrekking heeff op het oorlogsjaar 1870/71. Daaruit blijkt dat Frederik vaak lijnrecht gekant was tegen deu loop der politieke gebeurtenissen, en me1; Vou Bismarck, met wien hij het vaak oneens was en herhaaldelijk heftige gedach- teuwisieliugen had. Ouder de verschillende mededeelingeu is de merkwaardigste deze, dat Napoleon, tijdeus zijna gevangenschap in Maart 1871 heimelijk eene toenadering tot Duitschlaud zocht op den grondslag eener verzachting der door Duitschlaud gestelde vredesvoorwaarden, tegen de belofte om ge zamenlijk een oorlog tegen Engeland te ondernemen. De aanteekeningen over de ontmoeting van Frederik met Napoleon bij Sédan enz. leveren niets nieuws op. Daarentegen zal het wel niet algemeen bekend ziju, dat Thiers bij de onderhandelingen eens den Belgischen Koning Leopold tot Keizer vau Frankrijk wilde maken, waarover Vou Bismarck hem uitlachtte. Iu strijd met vroegere berichten, aldus meldt meu uit Louden, is het teekeneu van de Suez-kanaal-couventie ophanden. De mjjawerkers te St. Etieuue hebben in eeue vergadering beslotei tot eeue al gemeene werkstaking bij de maatschappijen in het Loire-bekken. De verwoestingen, door het on weder en de slagregens in Audaluzië aangericht, zijn outzetteud. Alleen in de provincie Al- meria zijn 49 personen om het leven ge komen, nog laat zich de geheele omvang der ramp niet bepalen, daar vele plaatsen, ten gevolge van het wegspoelen der bruggen en het vernielen der verbindingswegen, bij het afzenden van dit bericht nog gansch en al van de buitenwereld wareu afgesloten. Tal van huizen zijn ingestort. Na Almeria heeft de provincie Grenada het meest gele den. De Regeering heeft tot leniging van den nood 30,000 pesetas toegestaan. De Koning van Griekenlanddie waar zjj is, dat is beter voor u en voor haar.// //Ik wil en ik zal ze hebben.// //Haal haar dan, doordrijfster; maar kom u dan later niet beklagen; ik zal er niet naar luisteren.// //'t Is wat moois, moeder," zeide de ja- loersche Kira, //die lieveling gaat nu zeker mjjne plaats innemen, en zal nieuwe kleêren en sieraden moeten hebben, als wij er te veel hebben.// //Zij zal niets noodig hebben, dat verzeker ik u." //Goed," sprak Joï, //laat ons er dan over zwijgen, en ons bezig houden met onze vangst. Wie zal er voor zorgen?// //Ik! Ik!// riepen alle vrouwen. //Ik zou denken van wij tweeën,// zeide Camarda. //Wij hebben het kind gestolen en wij hebben er recht op.// //Gjj hebt gelijk; gij ^ult er voortaan voor zorgen." liet arme, kleine wezen, dat oorzaak was van dien twist en al die opschudding, had in het begin een gil geuit van angst, waarop men het opnieuw den prop in den mond had gestoken. Nu durfde hij niet meer schreeuwen, maar snikte en kermde zachtjes en fluisterde met zjjn hondje, dat onder zijn nachtkleed je was gekro pen, en al even benauwd scheen als zijn kleine meester. De arme jongen hield zijne oogen ge sloten, misschien uit vrees, misschien om eene andere reden, {Wordt vervolgd)*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1888 | | pagina 1